Feitelijke gegevens
- 11e druk, 2009
- 205 pagina's
- Uitgeverij: De Bezige Bij
Flaptekst
Marcel vertelt het verhaal over een Vlaamse plattelandsjongen die door zijn grootouders wordt opgevoed. Langzaam ontdekt hij het geheim dat sinds de oorlog aan de familie kleeft. Tegelijk draait het verhaal om Marcel, die enkele decennia eerder aan het Oostfront is gesneuveld en wiens portret deel uitmaakt van de verzameling portretten die de grootmoeder aanlegt. In een suggestieve stijl geeft Erwin Mortier een scherp, ironisch beeld van de familie en de kennissenkring, die moeten leven met een verleden dat ze beurtelings willen verbloemen en onthullen.
Eerste zin
Het huis leek op alle andere in de straat: ietwat scheefgezakt na twee eeuwen bewoning, stormwind en oorlog.Samenvatting
Hoofdstuk 1: Het verhaal begint met een beschrijving van het huis waar een Vlaamse plattelandsjongen, de ik-persoon, bij zijn grootouders opgroeit. De grootmoeder, Andrea, gaat dagelijks naar het nabije kerkhof. Ze heeft allerlei foto's van overleden familieleden in huis; voor haar is het wekelijks Allerzielen, ze herdenkt de overledenen vaak. Andrea gaat dan naar de stoffenwinkel van Maurice. Later zijn ze bij Andrea thuis aan het praten en drinken. De ik-persoon hoort niet goed wat ze zeggen, maar krijgt wel mee dat Maurice na een tijdje begint te snikken. Andrea zegt: 'terugkeren zullen ze niet.' Verschillende namen van familieleden komen voorbij, mensen die overleden zijn en nu zijn afgebeeld op foto's in de kast: Agnes en haar zoon Léon, en Marcel, de jongste broer van Andrea. Stella is de schoonmaker/het hulpje in huis. Haar man Lucien leed aan een vreemde ziekte en is ook overleden. Er zijn ook foto's van de broers van Andrea: Noël, Antoine en Valère.
De ik-persoon merkt dat niemand zich vrij door het huis beweegt. Er hangt een 'monumentale ernst', een heel behouden sfeer. In een terugblik gaat de ik-persoon op bezoek bij Cécile, die als enige levende een plekje in de kast heeft. Zij is een non, ze woont in een groot klooster op een heuvelrug. Het is een muffe omgeving, er wonen alleen oude dames. Cécile ziet zichzelf 'als gebedsmolen van de familie'. Ook Broeder Armand staat op een foto afgebeeld. Hij ging naar alle lijkdiensten, tot het tijd was voor zijn eigen lijkdienst. Als Andrea in een weemoedige bui is, worden de foto's weer tevoorschijn gehaald. Er zijn ook foto's van de ik-persoon. En van Marcel, die ook een belangrijke rol in het verhaal zal hebben.
Hoofdstuk 2: Op vrijdagen komt er meestal bezoek naar het huis van grootmoeder Andrea. Zij heeft een naaikamer, en mensen bestellen nieuwe kleding bij haar en praten over de kleding die ze willen. Stella verzorgt de koffie, steeds weer voor een nieuwe gast. Andrea weet precies wat ze voor de klant voor zich ziet en krijgt ook haar zin, ze moet 'de goede smaak bewaken'. Ze is altijd in het naaiatelier in de weer. Een van haar klanten is Juffrouw Veegaete, zij is een keurige vrouw uit de stad en de lievelingsklant van Andrea. Ook is ze de juffrouw van de ik-persoon. Als ze langskomt eten Andrea, Stella en Juffrouw Veegaete cake en praten ze over de kleding. De ik-persoon komt even kijken, maar wordt dan meteen weer weggestuurd. Hij drukt zijn oor tegen de deur om hun gesprekken nog wel te volgen, ze praten over de oorlog. Het gesprek gaat over Marcel, Juffrouw Veegaete zegt: 'Marcel was oud genoeg om te weten wat hij deed' (p. 59). Er is duidelijk een geheim waar de ik-persoon niet van weet.
Hoofdstuk 3: In de tuin komen ieder jaar aardappels op. De moestuin is de verantwoordelijkheid van de grootvader. Hij bracht, net als zijn vrouw, de hele familie mee: de 'Eggermonts' en de 'Ornelissen' werkten in de zomers mee en brachten tijd met elkaar door aan tafel. Het contact tussen de families ging moeizaam. Andrea zou zich hebben 'verlaagd' door met haar man te trouwen, vond haar familie (de familie Ornelis). De familie van de grootvader (de familie Eggermont) dreef de spot met de 'rijke manieren' van de grootmoeder. In de ik-persoon zag Andrea 'een van de haren', en ze leerde hem wieden in de tuin. De grootvader leerde hem zaaien en planten. De tuin met hyacinten was de verantwoordelijkheid van de grootmoeder, de tuin aardappels de verantwoordelijkheid van de grootvader. De ik-persoon vertelt dan over een oude foto die hij jaren later is tegengekomen. Op de foto staat de grootmoeder, met daarachter een vlakte vol aardappelloof, de eerste oogst die ze zelf had geplant. Hier moest ze zes monden mee voeden toen de grootvader tijdens de oorlog in het strafkamp zat.
Hoofdstuk 4: Het is een zondag eind mei als Andrea de ik-persoon en de grootvader meeneemt naar de stad, naar Anna en Cyriel, die ziek is. Het zijn familieleden van de grootmoeder. Ze gaan met de trein. Bij aankomst gaan ze nog naar Hotel Terminus om wat te drinken. De grootouders hebben elkaar vroeger in dit hotel leren kennen bij een zangfeest. Dan reizen ze verder naar Anna en Cyriel, die een winkel in 'papier en schrijfgoed' hebben. Ze wachten daar op hen. Uiteindelijk komt Anna naar beneden, die het drietal meeneemt naar de veranda. Ze vertelt dat het niet goed gaat met Cyriel en dat hij waarschijnlijk niet lang meer leeft. Ook Wieland, haar zoon, komt erbij zitten. Hij neemt de ik-persoon mee naar zijn kamer, een bedompte studentenkamer. Hier pakt hij een aantal foto-albums die hij aan de ik-persoon wil laten zien. Op de foto's staan soldaten, ook Wielands vader Cyriel staat ergens tussen de rijen soldaten. Wieland vertelt dat Cyriel in die tijd ook toespraken heeft gegeven. Hij zat bij de Oberscharführer. Ook Marcel staat op de foto. Dan veranderen ze van gespreksonderwerp: Wieland begint over meiden te praten. Hij vraagt de ik-persoon of hij al heeft leren 'totten', een Vlaams woord voor zoenen. Dan probeert hij de ik-persoon te zoenen om hem te laten zien hoe het moet. Dan roept Wielands moeder, die vraagt of Wieland een foto van hen komt maken. De ik-persoon en Wieland gaan naar beneden, waar Cyriel nu ook zit. Hij is er slecht aan toe en ziet er oud uit. Andrea stopt net een stapel papier weg in haar tas, het zijn de laatste brieven van Marcel. Dan maakt de familie zich klaar om op de foto te gaan. De foto zou later, toen Cyriel overleden was, een plaatsje krijgen in de glazenkast van de grootmoeder. Bij thuiskomst zet Andrea de handtas met de papieren op de koffer in de gang. De ik-persoon haalt de brieven er stiekem uit en houdt ze achter zijn hemd. Hij begint op zolder te lezen.
Hoofdstuk 5: Op een avond wordt de ik-persoon weer vroeg naar bed gestuurd en sluipt hij er zoals altijd na een uur weer uit. Hij kijkt naar zijn grootouders in de woonkamer. De grootmoeder leest de brieven die ze van Cyriel heeft gekregen voor aan de grootvader, fluisterend. De ik-persoon denkt terug aan hoe hij eerder op zolder kleding en schriften met oorlogsleuzen heeft gevonden. Nadat de grootmoeder een uur voorgelezen heeft gaan de grootouders naar bed. De ik-persoon ervaart de nacht als erg mysterieus, hij hoort vreemde voetstappen en het kraakt in het huis.
Hoofdstuk 6: Juni nadert zijn einde en de jurk die de grootmoeder voor Juffrouw Veegaete heeft gemaakt is klaar. Samen met de ik-persoon gaat Andrea op weg om haar de jurk te brengen. Juffrouw Veegaete is er heel blij mee. Haar zus Louise heeft gebak voor ze gemaakt. Ook het nichtje van de juffrouw, Linda'tje, duikt op: zij heeft geholpen met bakken. Norbert, de broer van Juffrouw Veegaete, is er ook: hij werkt ook op school als meester. Norbert is een logge en zelfgenoegzame man, de ik-persoon is niet bepaald weg van hem. Dan gaan de grootmoeder, de juffrouw en Linda'tje naar boven zodat de juffrouw de jurk kan passen. De ik-persoon blijft achter met Meester Norbert en Louise. Louise gaat met hem in gesprek, en merkt op dat de ik-persoon altijd zo zijn eigen ding doet. Norbert zegt dat Marcel vroeger ook zo was. Louise en Norbert praten nog wat verder over Marcel, ze bespreken ook de oorlog waarin Marcel is omgekomen. Dan komen de grootmoeder en Juffrouw Veegaete weer naar beneden, ze nemen afscheid. De grootmoeder zegt dat ze gaan wandelen door 'de kouters en de weiden', daar komen ze namelijk alle 'goede burgers' niet tegen. Met de goede burgers bedoelt Andrea de mensen uit het dorp die pas dapper waren op het moment dat de Duitsers weg waren, en daarna allerlei controles gingen uitvoeren bij hun land. Na het korte gesprekje gaan de ik-persoon en de grootmoeder ervandoor. Als ze eenmaal thuis zijn, is het gaan onweren buiten. Stella en de grootvader zijn aan het kaarten.
Hoofdstuk 7: Het is de laatste schooldag en Juffrouw Veegaete draagt haar nieuwe jurk. Ze is helemaal opgedirkt. De pastoor komt later langs om 'zijn zegen te geven voor de vakantie', maar eerst geven de kinderen korte presentaties over 'het dierenrijk'. De ik-persoon heeft een brief meegenomen van thuis, het is een van de brieven van Marcel. Er staat een stempel op van een adelaar die iets in zijn poten vasthoudt. Juffrouw Veegaete kijkt er eens goed naar en zegt dat het een swastika is. Ze valt stil, en de ik-persoon wil om uitleg vragen, want 'dat beest kende hij niet'. Hij beseft niet wat de swastika betekent. Dan komt de pastoor binnen. De kinderen gaan allemaal keurig recht zitten. De pastoor vertelt dat de kinderen ook in de vakantie dagelijks aan hun christelijke plichten moeten voldoen. Achter zijn rug zit de juffrouw de brief van Marcel te lezen. De ik-persoon wordt nerveus. Dan vraagt de pastoor hem om 'de akte van liefde' op te zeggen, maar hij begint te stotteren. Juffrouw Veegaete stelt voor dat iemand anders de akte opzegt. Dan merkt de ik-persoon op dat de brief niet langer op haar bureau ligt.
De brief is spoorloos. De ik-persoon kijkt steeds vragend naar de juffrouw, maar zij ontwijkt zijn blik. Als het tijd is voor het speelkwartier haast ze zich ervandoor. De ik-persoon vraagt zich af waar ze brief heeft gelaten: in een van haar lades misschien? Hij durft er niet te gaan kijken, uit angst te worden betrapt. Ondertussen vindt buiten de plechtigheid plaats, de kinderen worden in rijen samengedreven. De ik-persoon vraagt zich af of de juffrouw de brief misschien onder haar jurk heeft verstopt. Na de plechtigheid loopt hij terug naar huis, langs het huis van Juffrouw Veegaete. Hij hoopt dat de juffrouw achter hem aan zal komen met de brief, maar nee.
Hoofdstuk 8: De zomer is begonnen, wat betekent dat er een drukke tijd aankomt voor de grootmoeder en Stella: alle mensen willen nieuwe kleren. Op kermismaandag komt de familie 's middags langs. De ik-persoon moet Stella helpen haar haren vast te houden terwijl ze er spelden in zet. Later zegt ze dat ze nog iets voor hem heeft, iets dat hij vergeten is. Hij moet een lade opendoen en ziet daar de brief van Marcel liggen. Juffrouw Veegaete is het komen brengen op een moment dat Andrea gelukkig niet thuis was, zegt Stella tegen hem. Van Stella moet de ik-persoon alles opbiechten tegen de grootouders. De ik-persoon probeert nog tegen te sputteren: hij kan toch ook de gewoon de brief terugleggen op de plek waar die vandaan komt? Het was alleen maar bedoeld om te laten zien op school, vanwege de stempel van de adelaar. Maar Stella benadrukt dat hij gezondigd heeft en vindt nog steeds dat hij moet biechten.
Als de grootmoeder thuiskomt, zegt de ik-persoon dat hij haar iets moet zeggen. Hij houdt de brief voor haar neus, waarop de grootmoeder roept: 'Nu niet!' Hij vlucht weer naar zolder, waar hij op de koffer van Marcel gaat zitten. Beneden klinkt rumoer, de grootmoeder en Stella roepen tegen elkaar. Uiteindelijk komt Andrea naar boven. Ze wenkt de ik-persoon naar beneden, maar hij wil niet komen. De ik-persoon legt uit waarom hij de brief heeft meegenomen. Andrea is niet boos op hem, ze zegt dat hij de brief mag bewaren, als hij het maar niet met anderen meer deelt. Ze hebben het dan over Juffrouw Veegaete en Norbert, die volgens de grootmoeder vroeger ook aan de kant van de Duitsers stonden en nu het verleden verzwijgen.
Die middag komt de familie langs. Terwijl de familieleden binnen zitten te praten, gaat de ik-persoon naar buiten met de brief en begint te lezen. De brief komt uit 1943 en is geschreven in Rusland, waar Marcel toen vocht aan het Oostfront aan de kant van de Duitsers. In de brief staat dat Marcel binnenkort weer een eed moest afleggen voor de führer, maar hij wilde weigeren. Marcel streed aan het Oostfront voor 'ons Vlaanderen'. Hij meldt dat hij is overgeplaatst naar de grenadiers en sluit de brief af met 'Kameraad SS Grenadier Marcel Ornelis'. De ik-persoon legt de brief weer weg, en verstopt het in een trommel. De familie begeeft zich ondertussen in de tuin, ook de ik-persoon gaat naar zijn eigen tuin. Hier begint hij de trommel met daarin de brief te begraven.
Personages
De ik-persoon
De hoofdpersoon is een negenjarig, Vlaams plattelandsjongetje dat door zijn grootouders wordt opgevoed. Zijn naam wordt niet genoemd. Wel wordt duidelijk dat hij een nieuwsgierig jongetje is: hij wil graag weten wat zijn grootouders bezighoudt en probeert hun gesprekken geregeld af te luisteren. Ook gaat hij graag zijn eigen gang. Hij wordt voorgesteld als een onschuldig jongetje dat erg onwetend is over wat er tijdens de oorlog is gebeurd. Hij is een lievelingetje van zijn grootouders.
De grootmoeder (Andrea)
Andrea Ornelis is de grootmoeder van de ik-persoon. Ze is een karaktervolle vrouw, trots en stug. In huis heeft zij het voor het zeggen. Om haar heen hangt een 'air van wereldwijze superioriteit' (p. 22). Als hoofd van de familie houdt ze zich nog veel bezig met de familieleden die ze is verloren. Zo heeft ze een glazenkast waar al hun portretten in staan; deze stoft ze regelmatig en zorgvuldig af. Andrea is naaister, elke week krijgt ze bezoek van de mensen voor wie ze kleding maakt. Ze vindt het belangrijk om in het dorp een goede reputatie te behouden, terwijl ze tegelijk een pijnlijk verleden verzwijgt.
Juffrouw Veegaete
Juffrouw Veegaete is de juffrouw van de ik-persoon op school, maar ze is ook de favoriete klant van de grootmoeder. Als ze langskomt voor nieuwe kleding, nemen zij uitgebreid de tijd om te kletsen en cake te eten. Juffrouw Veegaete ziet er altijd mooi en deftig uit; de ik-persoon is dan ook stiekem dol op haar. Maar ook de juffrouw probeert het verleden te verhullen, ze heeft namelijk ook de kant van de Duitsers gekozen in de oorlog.
Stella
Stella is een verre achternicht en het 'hulpje' van de grootmoeder: ze is de 'meid voor alle werk' (p. 22). Stella is een kleine, magere vrouw en ze draagt altijd een grote knot op haar hoofd en een 'uilenbril'. Net als de grootmoeder heeft ze iets strengs over zich heen. Ook zorgt zij ervoor dat de ik-persoon bij zijn grootmoeder opbiecht dat hij de brief van Marcel mee naar school heeft genomen.
Marcel
Marcel is de jongste broer van de grootmoeder en dus de oudoom van de ik-persoon. Hij neemt zelf geen deel aan de gebeurtenissen, maar speelt toch een grote rol in het verhaal. Zijn naam komt bijvoorbeeld steeds terug in gesprekken. Marcel voegde zich in de Tweede Wereldoorlog bij de Duitsers; hij werd SS'er en vocht aan het Oostfront. Hij koos voor de foute kant, niet zozeer uit bewondering voor de nazi's en Hitler, maar uit sympathie voor Vlaanderen. De grootouders krijgen de brieven van Marcel mee van familielid Cyriel. De brieven komen in de handen van de ik-persoon, die op deze manier te weten komt over Marcel en zijn rol in de oorlog.
Quotes
"Als alle beeltenissen waren afgestoft, sloot de grootmoeder de glazen vleugels van haar kast. Alles was weer opgerakeld, geordend en aangeharkt. Bewijs op bewijs had ze gestapeld, voor en tegen de dood, haar tegenstrever en trouwste bondgenoot. Hij nam haar verwanten van haar af, maar liet hen ook stollen tot blikken en poses die zich nooit tegen haar stoflap verzetten." Bladzijde 32
"Ieder jaar weer hield de grootmoeder twee werelden krampachtig gescheiden. Voorbij het grote raam zette haar naaikamer zich naadloos voort. Waar binnen japonnen om paspoppen hingen, deinden buiten kruinen als hoepelrokken in de wind. Tussen de stammen kronkelden paden, bij een hek in een haag kwamen ze samen. Daarachter zinderde in het volle zonlicht een strakke ordening van percelen." Bladzijde 70
"Geen rozenperken. Geen dahlia's of Kaapse hyacinten. Een vlakte vol aardappelloof. Tegen haar heup rust een ijzeren mand vuistdikke knollen. De eerste oogst die ze zelf had geplant. Zes monden moest ze voeden, toen de grootvader in het strafkamp zat." Bladzijde 81
"Hij heeft geen snor, dacht ik, hij moet toch een snor hebben. Waarom wist ik niet. Ik dacht alleen: Oberscharführers hebben een snor. Hij niet. Geen snor. Hij had een kop die nergens zou opvallen: vaal, kwabbig, stompe neus, miezerig, rond brilletje. Een kruidenier die soldaatje speelt." Bladzijde 111
"Wat had ze gedaan met mijn brief? Ze moest hem, een andere verklaring leek me uitgesloten, onder haar jurk hebben verstopt. [...] Misschien zeilde de adelaar rakelings langs haar navel. Als hij maar niet in haar boezem sliep, hij, en Marcel, en de tomaten, zoet als appels tegen haar tepels." Bladzijde 179
"Aan het hoofd van de tafel hield de grootmoeder zich kranig, knikte naar die kant of die kant, legde haar hand op een arm of wond, voor zich uit kijkend, haar gouden halsketting om haar wijsvinger. Aan het andere einde zat ik, en Marcel was overal. Hij dreef lam op de klotsende woorden en nam in de sigarenrook die uitwaaierde boven de vloer tal van gestalten aan." Bladzijde 199
Thematiek
Tweede wereldoorlogHet belangrijkste thema van het boek is de Tweede Wereldoorlog, om precies te zijn de nawerking ervan op de overlevenden. Het verhaal vindt niet plaats tijdens de oorlog, maar jaren later. Marcel, de jongste broer van de grootmoeder, heeft tijdens de oorlog gecollaboreerd met de Duitsers. Hij is gestorven toen hij aan het Oostfront vocht. De grootouders proberen dit verleden jaren later nog te verhullen, maar voelen ook veel pijn om het verlies van Marcel en denken nog steeds dat hij een 'heldendood' is gestorven. Marcel vocht vooral mee voor 'ons Vlaanderen, en niet voor De Snor' (p. 203), zo wilde hij ook weigeren om een eed af te leggen voor de führer. Toch collaboreerde hij met de Duitsers. Ook Juffrouw Veegaete en haar broer stonden tijdens de oorlog aan de kant van de Duitsers, en zijn pas daarna van opvatting veranderd. Het verleden kent gevolgen voor alle personages in 'Marcel'.
Motieven
Familiegeheim
De grootouders van de ik-persoon delen een groot geheim. Ze willen niet dat andere dorpsbewoners iets weten van Andrea's broer Marcel, die tijdens de Tweede Wereldoorlog collaboreerde met de Duitsers. Toch laten ze nu en dan doorschemeren dat ze nog steeds trots zijn op Marcel en aan zijn kant staan. De buitenwereld mag echter niet van hun opvattingen weten. Ook de ik-persoon wordt niet geïnformeerd over het familiegeheim. Wel ontrafelt hij het langzaamaan zelf: hij komt erachter door het afluisteren van gesprekken en het lezen van de brieven van Marcel.
List, leugens en bedrog
Om het verleden te verhullen, houdt de grootmoeder, maar ook Juffrouw Veegaete de schijn op. Een goed voorbeeld daarvan is het naaiatelier van grootmoeder Andrea. Andrea naait hier de mooiste en deftigste kleding, waarin ze zichzelf en anderen (waaronder Juffrouw Veegaete) hult, en houdt zo haar goede imago in stand. Juffrouw Veegaete wordt ook verbeeld als een schijnheilig persoon, die tijdens de oorlog aan de kant van de Duitsers stond en zich daarna pas tegen hen heeft gekeerd. Ze is Frans gaan leren om haar verleden te verbloemen. Ook het afstoffen van de portretten heeft een betekenis: door de foto's van haar overleden familieleden mooi te houden, probeert Andrea de doden te eren maar ook de schande die over de familie hangt weg te werken.
Verleden, heden en toekomst
Het verleden speelt zo'n 20 jaar na de oorlog nog steeds een grote rol in het leven van de grootouders. De grootmoeder zorgt goed voor de portretten van de overleden familieleden, en het verleden leeft voort in gedachten en gesprekken. Het verleden is zo pijnlijk dat de familie ervoor kiest om het zoveel mogelijk te verbergen voor de buitenwereld. De grootouders hebben echter ook het oog op de toekomst. Ze voeden de negenjarige ik-persoon op, die niet lijkt te begrijpen welke betekenis de oorlog heeft voor zijn familie. Door het jonge kind in huis te nemen, verwachten de grootouders ook een soort schone lei: misschien kunnen ze de gebeurtenissen nu achter zich laten. Ook de ik-persoon zelf richt zich op de toekomst als hij er eenmaal achter is gekomen wat er in de brieven van Marcel staat. Hij besluit dan het trommeltje met de brieven erin te begraven. Hij beseft dat sommige dingen uit het verleden beter weggestopt kunnen blijven.
Trivia
'Marcel' (1999) is de debuutroman van de Vlaamse auteur Erwin Mortier. Mortier schreef daarna verschillende romans, novelles, dichtbundels en essays. Zijn meest recente roman heet 'De onbevlekte' en is een vervolg op 'Marcel'.
'Marcel' werd bekroond met de Gerard Walschapprijs, de Van der Hoogtprijs en het Gouden Ezelsoor. Ook werd het boek genomineerd voor de Libris Literatuurprijs en de longlist van De Gouden Uil. Een jaar na de verschijning waren veertigduizend exemplaren verkocht.
Titelverklaring
Marcel is de naam van de jongste broer van de grootmoeder. Hij vocht in de Tweede Wereldoorlog aan het Oostfront, aan de kant van de Duitsers. Het verhaal gaat deels over hem, omdat de ik-persoon via de brieven van Marcel achterhaalt wat er in het verleden heeft plaatsgevonden en welke geheimen binnen zijn familie bestaan. Hoewel Marcel dus niet meer leeft, heeft hij een belangrijke rol in het verhaal.
Structuur & perspectief
Het boek is ingedeeld in acht hoofdstukken: de inhoud per hoofdstuk staat hierboven in de samenvatting beschreven. Er is sprake van een ik-perspectief. Het perspectief ligt bij de Vlaamse plattelandsjongen, van wie we de naam niet te weten komen. De jongen is nog maar een jong kind van negen jaar. Hij krijgt wel regelmatig de informatie en gesprekken van volwassenen mee, maar kan deze vanwege zijn jonge leeftijd nog niet goed begrijpen. Zo denkt hij bijvoorbeeld dat de swastika op de brief van Marcel een dier moet voorstellen: 'Dat beest kende ik niet. Misschien leefden swastika's alleen in de bergen' (p. 173). Als lezer weet je dus vaak meer dan de ik-persoon, die zich een lange tijd niet bewust is van het geheime verleden van zijn familie. Op andere momenten lijkt het alsof de ik-persoon wèl veel weet over zijn familie en over zijn eigen rol daarin. Dan is er sprake van een 'vertellend ik', het 'ik' vertelt achteraf over zijn ervaringen: 'Op die dagen gleed ik als een schaduw door de halfgeopende deur naar binnen. In de schemerige woonkamer wilde ik nog even iets verborgens zijn, nog even alziende en niets vergetend' (p. 48).
Decor
Het verhaal speelt zich af in een Vlaams plattelandsdorpje, voornamelijk in en rond het huis van de grootouders van de ik-persoon. Het huis van de grootouders roept een geheimzinnige sfeer op: 'De meeste kamers huisvestten een voorgeborchte van duisternis, koel in de zomer, 's winters kil' (p. 7). Deze sfeer past bij het verleden dat de familie verborgen probeert te houden voor andere dorpsbewoners. Ook blijkt uit de beschrijving van het huis dat het verleden nog erg belangrijk is voor de grootouders, want de grootmoeder bewaart foto's van haar overleden familieleden in een glazen kast en stoft deze regelmatig af. Tot slot speelt het verhaal zich op nog andere plekken af, zoals in het huis van Juffrouw Veegaete, de school van de ik-persoon en het huis van Anna en Cyriel.
Het verhaal vindt jaren na de Tweede Wereldoorlog plaats. Er wordt niet genoemd wanneer precies, maar waarschijnlijk zo'n 20 à 30 jaar later. De oorlog leeft nog sterk in de herinnering van de grootouders.
Stijl
De stijl van Erwin Mortier kenmerkt zich volgens het Letterenfonds door 'prachtige beschrijvingen in een suggestieve, beeldende taal'. Dit komt ook in Marcel goed naar voren. Mortier heeft een erg bloemrijke schrijfstijl. Hij gebruikt veel beeldspraak, bijvoorbeeld bij de beschrijving van het huis van de grootouders: 'Boven de haag liep een kromme ruggengraat van pannen tussen twee schouwen' (p. 7). Door dit soort metaforen is de stijl wat mysterieus en suggestief: het roept allerlei beelden en gedachten op bij de lezer. Dit mysterieuze past goed bij het verhaal over een verzwegen geschiedenis. Opvallend is ook dat Mortier regelmatig personificaties gebruikt, zoals: 'De dag werd al oud. Hij begoot de bomen met vloeibaar koper, liet de rozen oplaaien tegen de westgevel en kleurde de hortensia blauwer dan de zee' (p. 200). Het boek kent veel beschrijvingen, maar er komen ook gesprekken voor. In die gesprekken worden veel Vlaamse woorden en uitdrukkingen gebruikt.
Slotzin
De aarde heeft kamers genoeg.Beoordeling
Ik vond Marcel een bijzonder boek. Het is een boek dat je echt aandachtig moet lezen; ten eerste omdat de taal die Erwin Mortier gebruikt heel rijk is, ten tweede vanwege de suggestieve stijl. Er komen allerlei korte dialogen en beschrijvingen voor die een deel van het geheime verleden van de familie onthullen, maar dit is alles is heel subtiel gedaan. Het vergt een actieve houding van de lezer om te ontraadselen wat er gaande is binnen de familie. Deze schrijfstijl past ook goed bij het ik-perspectief van het onschuldige jongetje, die evenmin begrijpt wat er vroeger heeft plaatsgevonden. Aan het begin moest ik nog wel wennen aan de stijl, omdat het redelijk ouderwets is en ik daar niet zo aan gewend ben, maar na een tijdje ging ik het wel waarderen. De taal is soms ook heel Vlaams, wat ik weleens verwarrend vond, maar vooral ook interessant. Tot slot sprak ook het thema me aan. Normaal lees ik niet vaak verhalen die over de Tweede Wereldoorlog gaan, maar dit boek focust meer op de doorwerking die de oorlog heeft. Ik zou het boek zeker aanraden aan middelbare scholieren die op zoek zijn naar een uitdagend boek met boeiende personages en thematiek.
Recensies
"Al met al is dit een droom van een debuut, verbluffend in zijn technische beheersing, overrompelend van sfeer, ontroerend en nog geestig ook, en bij dat alles volkomen eigen. (Hans Goedkoop in NRC, 12 maart 1999)" https://www.nrc.nl/nieuws...824-a90553
"De spanning die prachtig wordt opgebouwd aan het begin, in de scènes rond het prentenkabinet en tijdens familiebijeenkomsten waarop onderhuids leed met speldenprikken wordt opgerakeld, komt niet tot een ontlading. Het bezwaar is niet dat er weinig gebeurt in het verhaal, maar dat er een hoop suggestie blijft 'zweven'. (Aleid Truijens in De Volkskrant, 26 februari 1999)" https://www.volkskrant.nl...~bcc93fcf/
"De trefzekere stijl van een fijnschilder, een oud, maar nog steeds smeulend typisch Vlaams thema - Erwin Mortier neemt meteen een prominente plaats in de hedendaagse literatuur in. (Jos Borré in De Morgen, 25 februari 1999)" https://scholen-literom-n...euzenspin/
REACTIES
1 seconde geleden