Zit je in de bovenbouw van havo of vwo?

Vul dan deze vragenlijst in over jouw studiekeuze en maak kans op een van de cadeaubonnen van 20 euro.

Meedoen

Woutertje Pieterse door Multatuli

Beoordeling 6
Foto van een scholier
Boekcover Woutertje Pieterse
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 6e klas vwo | 2340 woorden
  • 11 augustus 2004
  • 126 keer beoordeeld
Cijfer 6
126 keer beoordeeld

Boek
Auteur
Multatuli
Lezen voor de lijst
Niveau 4 (15-18 jaar)Lezen voor de lijst Niveau 4 (15-18 jaar)
Genre
Psychologische roman
Taal
Nederlands
Vak
Eerste uitgave
1862
Pagina's
220
Geschikt voor
vwo
Punten
4 uit 5
Oorspronkelijke taal
Nederlands
Literaire thema's
Kindertijd & Kinderleed,
School- en Studentenleven

Boekcover Woutertje Pieterse
Shadow

De geschiedenis van Woutertje Pieterse wordt door velen beschouwd als één van de belangrijkste Nederlandse klassiekers en doet voor velen zeker niet onder voor Max Havelaar. Deze roman over een dromerige, fijngevoelige jongen speelt zich af in het negentiende-eeuwse Amsterdam en is een grimmige en geestige satire op het bekrompen burgerdom. Echter zowel …

De geschiedenis van Woutertje Pieterse wordt door velen beschouwd als één van de belangrijkste Nederlandse klassiekers en doet voor velen zeker niet onder voor Max Ha…

Woutertje Pieterse door  Multatuli
Shadow

Oefenen voor je mondelingen?

Komen je mondelingen er aan en wil je oefenen? Probeer onze Boekenquiz. We stellen je open vragen over de gelezen boeken.

A Voorwerk:

Multatuli, Woutertje Pieterse, uitgegeven door: Bergmannetjespocket-proza.
Boek bestaat uit 11 genummerde hoofdstukken zonder titel.

B Samenvatting:

De verteller introduceert Wouter op het moment dat deze aarzelt op de stoep van de leesbibliotheek in de Hartenstraat. Hij heeft zijn exemplaar van het Nieuwe Testament verkocht aan een boekenkoopman en is van plan om het geld dat hij daarvoor heeft gekregen te gebruiken als pand voor een roverroman, Glorioso. Zijn nieuwsgierigheid wint en met Glorioso onder zijn kiel loopt Wouter verder tot hij buiten de Aspoort bij een slootje komt. Met de brugleuning als lessenaar leest hij tot het avond wordt – alles onder het mom van een wandeling met de ‘’Hallemannetjes’’, die zo bijzonder fatsoenlijk waren. Met dat fatsoen valt het erg mee. Gus en Franssie Halleman maken schaamteloos gebruik van Wouters onnozelheid door hem op lepe wijze een gulden af te troggelen die zou zijn bestemd voor een pepermunthandeltje.
Wouter heeft het thuis niet gemakkelijk: zijn moeder, een dommige en babbelzieke vrouw, is ervan overtuigd dat er van Wouter niets terechtkomt; voor haar inhoudloze praat zoekt ze bij voorkeur steun bij Wouters broer Stoffel, die ‘derde ondermeester aan de stads-tussenschool’ is en geen kans onbenut laat om zijn stoffige schoolkennis te etaleren.
Wouter is een dagdromer. Op de brug denkt hij in het draaien van de molenwieken een liedje te horen over Femke. Zo ontdekt Wouter ‘Femke’, en zijn ‘nam hem op en voerde hem mee’ en zette hem pas toen het al lang donker was weer op de brug neer.
Wouter gaat naar school bij meester Pennewip, een schoolmester met enkele eigenaardige hobby’s. Zo is Pennewip bezeten van de neiging tot classificeren. Ook is hij dol op ‘verzenmaken’. Hij heeft Wouter opgedragen een vers te maken met ‘de deugd’ als onderwerp. Maar Wouter raakt veel meer geïnspireerd door Glorioso. Een Roverslied maakt naar zijn mening vast en zeker meer indruk. En dat doet het: de gemoederen van de genodigden op het ‘salie-avondje’ van mevr. Pieterse zijn nog maar nauwelijks bekomen van de ergernis over het feit dat Stoffel buurvrouw Laps heeft ingedeeld bij de soort van de zoogdieren, wanneer meester Pennewip binnenvalt met Wouters roverslied. Algemene verontwaardiging. De aanwezige ‘juffrouwen’ spreken nog lang en met overgave schande van Wouters gedurfde poëzie. Meester Pennewip ontzegt Wouter de toegang tot de klas uit angst dat diens moorddadige opvattingen besmettelijk zullen blijken. Wouter is terneergeslagen en zoekt bij zijn brug naar Femke. Tevergeefs. Gelukkig wordt hij uitgenodigd op de verjaardag van Gus Halleman. Het feest zal plaatsvinden in de tuin van de Hallemannetjes aan de Overtoom. Bij het pandverbeuren met Wouter een fabel vertellen. Hij fabriceert een geheel eigen vertelling over een jongetje dat zijn zusje zoekt, maar de hemelpoort niet in mag.
Hoewel het roverslied Wouter straf heeft bezorgd, heeft het ook geleid tot een zekere erkenning van zijn dichterlijke aanleg. Hij krijgt dan ook van juffrouw Laps de opdracht om een godsdienstig ver te maken ter gelegenheid van de verjaardag van haar oom. Broer Stoffel instrueert hem in het juiste gebruik van rijnschema’s en staand en liggend rijm. Wouter raakt daarvan danig in de war en zoekt zijn toevlucht bij de brug over de sloot. Daar wordt hij aangesproken door Femke, die haar moeder, vrouw Claus, helpt met het bleken van het wasgoed. Wouter denkt in har aan zijn Femke terug te zien en vraagt haar onmiddellijk om hulp bij zijn moeilijke opdracht, maar Femke kan hem niet helpen. Wouter verdedigt het wasgoed van Femke op Heroïeke wijze tegen een paar jongens die passeren en Femke beloont haar ‘ridder’ met een kus. Daardoor geïnspireerd vertelt Wouter haar de volgende dag de ‘Peruaanse vertelling’. Maar de verbeelding heeft te veel van hem gevraagd en hij wordt ziek. Femke bezoekt hem thuis, ondanks tegenwerking van juffrouw Pieerse en haar dochters. Juffrouw Pieterse is zeer ingenomen met de dokter die Wouter bezoekt, want ‘hij schrijft zijn receppies met een gouwe pen, en z’n koetsier heeft een bruine beer om z’n hals.
Langzamerhand knapt Wouter weer wat op. Hij vermaakt zich met het inkleuren vann de prenten die hij van dokter Holsma heeft gekregen. Deze prenten, met afbeeldingen van beroemde toneelpersonages, brengen zijn verbeelding weer op gang: in een afbeelding van Ophelia denkt hij Femke te herkennen. Juffrouw Pieterse stuurt hem naar dokter Holsma om deze te bedanken voor zijn genezing, maar buurvrouw Laps vindt dat hij daarmee moet wachten tot hij naar de kerk is geweest. Ze dringt erop aan Wouter na zijn kerkbezoek bij haar langs te sturen ‘ter oefening’. Wouter gehoorzaamt, maar weet al snel aan haar vriendelijkheid te ontsnappen. Hij besluit Femke op te zoeken. Eenmaal bij haar huis aangekomen durft hij niet aan te kloppen. In zijn verbeelding droomt hij van wat hij zou doen als hij ‘die gekke beschroomdheid’ maar kwijt was. Hij zou Afrika veroveren en koning worden en Femke zou hij tot koningin maken. Stoffel en zijn moeder mochten hem bezoeken en voor meester Pennewip zou hij een nieuwe school bouwen en hij zou hem toestaan van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat onderwijs te geven.
De volgende dag bezoekt Wouter de dokter. Daar gaat het heel anders toe dan hij thuis gewend is: de dokterskinderen stoeien met hun vader en iedereen is vriendelijk tegen hem, zelfs wanneer hij knoeit bij het eten. Wouter is vooral diep onder de indruk van een opmerking van mevrouw Holsma. Wanneer hij, zoals hij gewend is, voor het eten wil bidden, zegt ze: ‘Ieder moet handelen naar z’n overtuiging.’ Wouter is verguld met de gedachte dat hij ‘een overtuiging’ hebben mag.
Het bezoek aan de familie Holsma heeft Wouter duidelijk gemaakt dat er zoiets bestaat als zelfstandig denken en ‘dat er andere meningen bestonden dan die van z’n omgeving’. Wat hem bedrukt, is het besef van zijn gebrek aan kennis. Wel heeft hij voldoende moed om zijn Ophelia-prent aan Femke te brengen. Hij vertelt haar van zijn onkunde en ontvouwt zijn Afrika-plannen: hij zal de mensen lezen leren en kleren geven, en onrecht voorkomen en Femke zal koningin worden en ze zullen trouwen. Om dat laatste moet Femke hartelijk lachen. Wouter is onthutst en vraagt of hij dan tenminste ‘haar vrindje’ mag zijn. Femke stemt toe, op voorwaarde dat Wouter binnen drie maanden de eerste van zijn klas is.
Wouter houdt woord, maar over zijn toekomst wordt door Stoffen en juffrouw Pieterse anders beschikt. Zij zijn van mening ‘dat Wouter bijzondere geschiktheid had voor de handel’.
Wouter schrijft op een advertentie en krijgt werk in de snuifwinkel annex leesbibliotheek van ‘De Weledele Heren Motto, Handel & Cie’. Hij stilt zijn honger naar kennis met de boeken uit de leesbibliotheek – vooral romantische verhalen in de stijl van Walter Scotts Ivanhoe. Op zekere dag blijkt de voltallige ‘firma’ naar zee te zijn vertrokken. Wouter bezoekt opnieuw vrouw Claus en ontmoet pater Jansen. Hij is verbaasd over diens eenvoudige gedrag en ongedwongen maner van praten, maar is er niet gelukkig mee.
Amsterdam ontvangt hoog bezoek van de keizer en diverse vorsten en er worden allerlei festiviteiten georganiseerd. Wouter raakt in de Kalverstraat in het gedrang verdwaald en wordt door de feestvierende massa meegevoerd. De deuren van een koffiehuis begeven het en hij belandt bovenop het tafeltje waaraan de familie Holsma zit. De dokter neemt hem mee naar zijn huis, waar Wouter vermoeid in slaap valt. Hij schrikt wakker van een stem, die hij herkent als die van Femke, maar hij durft bij de doktersfamilie niet te bekennen dat hij het bleekmeisje kent. Hij verwijt zichzelf dit gebrek aan trouw aan zijn vriendinnetje.
Net als hij treurig naar bed wil gaan, belt juffrouw Laps aan met een verward verhaal over dieven in haar huis. Ze vraagt of een van de jongens Pieterse haar naar huis kan begeleiden, want ze durft niet alleen over straat. Wouter ziet zijn kans schoon om een ridderlijke daad te verrichten: Femke heeft hij verraden, maar dat kan hij hier goedmaken. Eenmaal thuis blijkt juffrouw Laps volstrekt niet angstig meer: ze verwent Wouter met likeur en wordt zeer aanhalig. Aan haar pogingen om Wouter te verleiden komt een abrupt einde wanneer passerende feestvierders een zevenklapper door het open raam naar binnen gooien. Wouter kijkt naar buiten en denkt in het gedrang op straat Femke te herkennen; hij stormt naar buiten om haar te helpen. Het meisje (niet Femke, maar prinses Erika, die na een wilde roei- en zwempartij de kleren van een boerenmeisje heeft aangetrokken) ziet hem aan voor haar broer, prins Erik. Wouter drukt een kus op haar hand en is gelukkig omdat ze hem ‘mein bruder’ heeft genoemd.
Verward en vermoeid dwaalt hij door de stad en valt eindelijk op het bleekveld bij Femkes huis in slaap. Daar maakt vrouw Claus hem wakker. Ook zij verwart hem met prins Erik. Ze laat hem uitslapen in het bed van Femke. De dokter, die langs komt om zijn nichtje Femke te bezoeken, neemt hem mee naar zijn huis en nodigt hem uit om mee te gaan naar de schouwburg, waar ter ere van het hoge bezoek een stuk van Rotgans wordt gespeeld. Daar denkt Wouter opnieuw Femke te zien. Holsma probeert hem duidelijk te maken dat dit meisje Femke niet is, maar een verre nicht, prinses Erika, maar Wouter is niet overtuigd. Wanneer hij omkijkt, werpt de prinses hem een tak met rozenknopjes toe. De volgende dag wijst de dokter Wouter op het verschil tussen droom en werkelijkheid, oftewel: tussen willen en kunnen. Wouters taak is te doen wat hij kan. Hij moet beloven dat hij zich vanaf nu zal concentreren op zijn naastbijliggende plicht.
Hij vertrekt naar Kopperlith, waar hij als jongste bediende gaat werken. Hij maakt kennis met de verschillende personeelsleden van de ‘firma’: de knecht Gerrit Sloos, de boekhouder Dieper en ‘de heer’ Wilkins en met de ‘jongeheren’ Eugène en Pompile Kopperlith.
Wouters taken bestaan uit het doen van boodschappen, het kopiëren van brieven en het inpakken van bestellingen. Verder moet hij de postbesteller opwachten om deze de brieven voor de firma te ontfutselen. Dank zij zijn ridderlijke natuur – hij helpt een klein joods meisje wanneer ze is gevallen – brengt hij ook de moeilijke opdracht van het incasseren van een wissel in de jodenhoek tot een goed einde. Wanneer de familie vertrekt naar het ‘buiten’ in Haarlem, mag Wouter mee, naar later blijkt als kinderoppas. Maar hij houdt het bij de Kopperliths niet meer uit, wanneer die blijven doorzeuren over een parasol die hij heeft kapot gemaakt: hij verkoopt zijn jas en hoed aan een kledingopkoper om met dat geld de kosten van een nieuwe parasol te vergoeden. Terwijl hij loopt te piekeren over een brief waarin zijn eerbesef en ridderlijkheid goed uitkomen, wordt hij door passanten bespot vanwege het ontbreken van zijn jas. Tevergeefs probeert hij bij de koopman zijn jas en hoed terug te krijgen. Hij loopt terug naar Amsterdam, maar is bang om naar huis te gaan. Als vanzelf komt hij bij het huis van Femke terecht. Van prinses Erica, die daar incognito verblijft, krijgt hij geld om zijn kleren terug te kopen. Samen met pater Jansen gaat hij per trekschuit terug naar Haarlem.

C Analyse en interpretatie
1 Titel en ondertitel

Het boekverslag gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen

De verteller introduceert Wouter op het moment dat deze aarzelt op de stoep van de leesbibliotheek in de Hartenstraat. Hij heeft zijn exemplaar van het Nieuwe Testament verkocht aan een boekenkoopman en is van plan om het geld dat hij daarvoor heeft gekregen te gebruiken als pand voor een roverroman, Glorioso. Zijn nieuwsgierigheid wint en met Glorioso onder zijn kiel loopt Wouter verder tot hij buiten de Aspoort bij een slootje komt. Met de brugleuning als lessenaar leest hij tot het avond wordt – alles onder het mom van een wandeling met de ‘’Hallemannetjes’’, die zo bijzonder fatsoenlijk waren. Met dat fatsoen valt het erg mee. Gus en Franssie Halleman maken schaamteloos gebruik van Wouters onnozelheid door hem op lepe wijze een gulden af te troggelen die zou zijn bestemd voor een pepermunthandeltje.
Wouter heeft het thuis niet gemakkelijk: zijn moeder, een dommige en babbelzieke vrouw, is ervan overtuigd dat er van Wouter niets terechtkomt; voor haar inhoudloze praat zoekt ze bij voorkeur steun bij Wouters broer Stoffel, die ‘derde ondermeester aan de stads-tussenschool’ is en geen kans onbenut laat om zijn stoffige schoolkennis te etaleren.
Wouter is een dagdromer. Op de brug denkt hij in het draaien van de molenwieken een liedje te horen over Femke. Zo ontdekt Wouter ‘Femke’, en zijn ‘nam hem op en voerde hem mee’ en zette hem pas toen het al lang donker was weer op de brug neer.
Wouter gaat naar school bij meester Pennewip, een schoolmester met enkele eigenaardige hobby’s. Zo is Pennewip bezeten van de neiging tot classificeren. Ook is hij dol op ‘verzenmaken’. Hij heeft Wouter opgedragen een vers te maken met ‘de deugd’ als onderwerp. Maar Wouter raakt veel meer geïnspireerd door Glorioso. Een Roverslied maakt naar zijn mening vast en zeker meer indruk. En dat doet het: de gemoederen van de genodigden op het ‘salie-avondje’ van mevr. Pieterse zijn nog maar nauwelijks bekomen van de ergernis over het feit dat Stoffel buurvrouw Laps heeft ingedeeld bij de soort van de zoogdieren, wanneer meester Pennewip binnenvalt met Wouters roverslied. Algemene verontwaardiging. De aanwezige ‘juffrouwen’ spreken nog lang en met overgave schande van Wouters gedurfde poëzie. Meester Pennewip ontzegt Wouter de toegang tot de klas uit angst dat diens moorddadige opvattingen besmettelijk zullen blijken. Wouter is terneergeslagen en zoekt bij zijn brug naar Femke. Tevergeefs. Gelukkig wordt hij uitgenodigd op de verjaardag van Gus Halleman. Het feest zal plaatsvinden in de tuin van de Hallemannetjes aan de Overtoom. Bij het pandverbeuren met Wouter een fabel vertellen. Hij fabriceert een geheel eigen vertelling over een jongetje dat zijn zusje zoekt, maar de hemelpoort niet in mag.
Hoewel het roverslied Wouter straf heeft bezorgd, heeft het ook geleid tot een zekere erkenning van zijn dichterlijke aanleg. Hij krijgt dan ook van juffrouw Laps de opdracht om een godsdienstig ver te maken ter gelegenheid van de verjaardag van haar oom. Broer Stoffel instrueert hem in het juiste gebruik van rijnschema’s en staand en liggend rijm. Wouter raakt daarvan danig in de war en zoekt zijn toevlucht bij de brug over de sloot. Daar wordt hij aangesproken door Femke, die haar moeder, vrouw Claus, helpt met het bleken van het wasgoed. Wouter denkt in har aan zijn Femke terug te zien en vraagt haar onmiddellijk om hulp bij zijn moeilijke opdracht, maar Femke kan hem niet helpen. Wouter verdedigt het wasgoed van Femke op Heroïeke wijze tegen een paar jongens die passeren en Femke beloont haar ‘ridder’ met een kus. Daardoor geïnspireerd vertelt Wouter haar de volgende dag de ‘Peruaanse vertelling’. Maar de verbeelding heeft te veel van hem gevraagd en hij wordt ziek. Femke bezoekt hem thuis, ondanks tegenwerking van juffrouw Pieerse en haar dochters. Juffrouw Pieterse is zeer ingenomen met de dokter die Wouter bezoekt, want ‘hij schrijft zijn receppies met een gouwe pen, en z’n koetsier heeft een bruine beer om z’n hals.
Langzamerhand knapt Wouter weer wat op. Hij vermaakt zich met het inkleuren vann de prenten die hij van dokter Holsma heeft gekregen. Deze prenten, met afbeeldingen van beroemde toneelpersonages, brengen zijn verbeelding weer op gang: in een afbeelding van Ophelia denkt hij Femke te herkennen. Juffrouw Pieterse stuurt hem naar dokter Holsma om deze te bedanken voor zijn genezing, maar buurvrouw Laps vindt dat hij daarmee moet wachten tot hij naar de kerk is geweest. Ze dringt erop aan Wouter na zijn kerkbezoek bij haar langs te sturen ‘ter oefening’. Wouter gehoorzaamt, maar weet al snel aan haar vriendelijkheid te ontsnappen. Hij besluit Femke op te zoeken. Eenmaal bij haar huis aangekomen durft hij niet aan te kloppen. In zijn verbeelding droomt hij van wat hij zou doen als hij ‘die gekke beschroomdheid’ maar kwijt was. Hij zou Afrika veroveren en koning worden en Femke zou hij tot koningin maken. Stoffel en zijn moeder mochten hem bezoeken en voor meester Pennewip zou hij een nieuwe school bouwen en hij zou hem toestaan van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat onderwijs te geven.
De volgende dag bezoekt Wouter de dokter. Daar gaat het heel anders toe dan hij thuis gewend is: de dokterskinderen stoeien met hun vader en iedereen is vriendelijk tegen hem, zelfs wanneer hij knoeit bij het eten. Wouter is vooral diep onder de indruk van een opmerking van mevrouw Holsma. Wanneer hij, zoals hij gewend is, voor het eten wil bidden, zegt ze: ‘Ieder moet handelen naar z’n overtuiging.’ Wouter is verguld met de gedachte dat hij ‘een overtuiging’ hebben mag.
Het bezoek aan de familie Holsma heeft Wouter duidelijk gemaakt dat er zoiets bestaat als zelfstandig denken en ‘dat er andere meningen bestonden dan die van z’n omgeving’. Wat hem bedrukt, is het besef van zijn gebrek aan kennis. Wel heeft hij voldoende moed om zijn Ophelia-prent aan Femke te brengen. Hij vertelt haar van zijn onkunde en ontvouwt zijn Afrika-plannen: hij zal de mensen lezen leren en kleren geven, en onrecht voorkomen en Femke zal koningin worden en ze zullen trouwen. Om dat laatste moet Femke hartelijk lachen. Wouter is onthutst en vraagt of hij dan tenminste ‘haar vrindje’ mag zijn. Femke stemt toe, op voorwaarde dat Wouter binnen drie maanden de eerste van zijn klas is.
Wouter houdt woord, maar over zijn toekomst wordt door Stoffen en juffrouw Pieterse anders beschikt. Zij zijn van mening ‘dat Wouter bijzondere geschiktheid had voor de handel’.
Wouter schrijft op een advertentie en krijgt werk in de snuifwinkel annex leesbibliotheek van ‘De Weledele Heren Motto, Handel & Cie’. Hij stilt zijn honger naar kennis met de boeken uit de leesbibliotheek – vooral romantische verhalen in de stijl van Walter Scotts Ivanhoe. Op zekere dag blijkt de voltallige ‘firma’ naar zee te zijn vertrokken. Wouter bezoekt opnieuw vrouw Claus en ontmoet pater Jansen. Hij is verbaasd over diens eenvoudige gedrag en ongedwongen maner van praten, maar is er niet gelukkig mee.
Amsterdam ontvangt hoog bezoek van de keizer en diverse vorsten en er worden allerlei festiviteiten georganiseerd. Wouter raakt in de Kalverstraat in het gedrang verdwaald en wordt door de feestvierende massa meegevoerd. De deuren van een koffiehuis begeven het en hij belandt bovenop het tafeltje waaraan de familie Holsma zit. De dokter neemt hem mee naar zijn huis, waar Wouter vermoeid in slaap valt. Hij schrikt wakker van een stem, die hij herkent als die van Femke, maar hij durft bij de doktersfamilie niet te bekennen dat hij het bleekmeisje kent. Hij verwijt zichzelf dit gebrek aan trouw aan zijn vriendinnetje.
Net als hij treurig naar bed wil gaan, belt juffrouw Laps aan met een verward verhaal over dieven in haar huis. Ze vraagt of een van de jongens Pieterse haar naar huis kan begeleiden, want ze durft niet alleen over straat. Wouter ziet zijn kans schoon om een ridderlijke daad te verrichten: Femke heeft hij verraden, maar dat kan hij hier goedmaken. Eenmaal thuis blijkt juffrouw Laps volstrekt niet angstig meer: ze verwent Wouter met likeur en wordt zeer aanhalig. Aan haar pogingen om Wouter te verleiden komt een abrupt einde wanneer passerende feestvierders een zevenklapper door het open raam naar binnen gooien. Wouter kijkt naar buiten en denkt in het gedrang op straat Femke te herkennen; hij stormt naar buiten om haar te helpen. Het meisje (niet Femke, maar prinses Erika, die na een wilde roei- en zwempartij de kleren van een boerenmeisje heeft aangetrokken) ziet hem aan voor haar broer, prins Erik. Wouter drukt een kus op haar hand en is gelukkig omdat ze hem ‘mein bruder’ heeft genoemd.
Verward en vermoeid dwaalt hij door de stad en valt eindelijk op het bleekveld bij Femkes huis in slaap. Daar maakt vrouw Claus hem wakker. Ook zij verwart hem met prins Erik. Ze laat hem uitslapen in het bed van Femke. De dokter, die langs komt om zijn nichtje Femke te bezoeken, neemt hem mee naar zijn huis en nodigt hem uit om mee te gaan naar de schouwburg, waar ter ere van het hoge bezoek een stuk van Rotgans wordt gespeeld. Daar denkt Wouter opnieuw Femke te zien. Holsma probeert hem duidelijk te maken dat dit meisje Femke niet is, maar een verre nicht, prinses Erika, maar Wouter is niet overtuigd. Wanneer hij omkijkt, werpt de prinses hem een tak met rozenknopjes toe. De volgende dag wijst de dokter Wouter op het verschil tussen droom en werkelijkheid, oftewel: tussen willen en kunnen. Wouters taak is te doen wat hij kan. Hij moet beloven dat hij zich vanaf nu zal concentreren op zijn naastbijliggende plicht.
Hij vertrekt naar Kopperlith, waar hij als jongste bediende gaat werken. Hij maakt kennis met de verschillende personeelsleden van de ‘firma’: de knecht Gerrit Sloos, de boekhouder Dieper en ‘de heer’ Wilkins en met de ‘jongeheren’ Eugène en Pompile Kopperlith.
Wouters taken bestaan uit het doen van boodschappen, het kopiëren van brieven en het inpakken van bestellingen. Verder moet hij de postbesteller opwachten om deze de brieven voor de firma te ontfutselen. Dank zij zijn ridderlijke natuur – hij helpt een klein joods meisje wanneer ze is gevallen – brengt hij ook de moeilijke opdracht van het incasseren van een wissel in de jodenhoek tot een goed einde. Wanneer de familie vertrekt naar het ‘buiten’ in Haarlem, mag Wouter mee, naar later blijkt als kinderoppas. Maar hij houdt het bij de Kopperliths niet meer uit, wanneer die blijven doorzeuren over een parasol die hij heeft kapot gemaakt: hij verkoopt zijn jas en hoed aan een kledingopkoper om met dat geld de kosten van een nieuwe parasol te vergoeden. Terwijl hij loopt te piekeren over een brief waarin zijn eerbesef en ridderlijkheid goed uitkomen, wordt hij door passanten bespot vanwege het ontbreken van zijn jas. Tevergeefs probeert hij bij de koopman zijn jas en hoed terug te krijgen. Hij loopt terug naar Amsterdam, maar is bang om naar huis te gaan. Als vanzelf komt hij bij het huis van Femke terecht. Van prinses Erica, die daar incognito verblijft, krijgt hij geld om zijn kleren terug te kopen. Samen met pater Jansen gaat hij per trekschuit terug naar Haarlem.

C Analyse en interpretatie
1 Titel en ondertitel

Het boek heet Woutertje Pieterse, omdat het hele boek over hem gaat. Er staan allerlei belevenissen in van een periode in Wouters leven. Het boek heeft geen ondertitel.

2 Motto

Het boek bevat geen motto.

3 Genre

Psychologische roman.

4 Thema, idee en motieven.

Centraal in het verhaal staat het inzicht in de psychologische ontwikkeling van Wouter; als thema van het verhaal noemt Multatuli regelmatig: de strijd tussen goed en kwaad. Multatuli wou een schets geven van de strijd tussen laag en hoog, tussen zieleadel en ploerterij. Wouters kinderziel wordt dan ook herhaaldelijk blootgesteld aan de bekrompen en hypocriete opvattingen van de kleine burger.
Wouters reactie op de hem vijandige wereld is stereotiep: hij trekt zich terug in een fantasiewereld, bevolkt door sprookjesfiguren of door ridders en rovers die zijn weggelopen uit driestuiversromans en feuilletons als die van Eugène Sue. Hierdoor beïnvloed droomt Wouter over de grootse daden die hij zal verrichten, zoals de ‘Afrikadroom’.
Vluchten is niet de ware oplossing. Zeker in de laatste twee boeken onderstreept de schrijver dat Wouter de harde leerschool van de realiteit moet doorlopen om de minder verheven taken van het leven te leren kennen. Hij moet leren wat zijn ‘naastbij-liggende werkelijkheid’ is, voordat hij kan opstijgen tot het niveau van de ware poëzie, de poëzie der Werkelijkheid.

5 Opbouw, structuur en spanning

Woutertje Pieterse heeft geen duidelijk omlijnde structuur. Het verhaal heeft een episodische bouw. Van een verhaal is geen sprake. Er is geen duidelijk slot en het begin lijkt toevallig gekozen. Van een grote spanning is geen sprake. Veel dingen zijn voorspelbaar. Alleen het gedrag van Femke is niet geheel voorspelbaar.

6 Personages

De belangrijkste persoon is natuurlijk Woutertje Pieterse zelf. Hij is een doodgewone jongen die rond de 18e eeuw heeft geleefd. Hij is rustig van aard en fantaseert veel.
Mevrouw Pieterse. Moeder van Wouter
Stoffel: de broer van Wouter. Is het lievelingetje van mevrouw Pieterse.
Juffrouw Laps. Buurvrouw van de familie Pieterse. Komt vaak bij hen over de vloer.
Meester Pennewip. Hij is de leraar van Wouter op de lagere school.

7 Tijd.

Het verhaal speelt zich af aan het eind van de 19e eeuw. De vertelde tijd is ongeveer
1 jaar. De verteltijd is 154 pagina’s. Er is dus sprake van tijdsverdichting. Er komen geen flashbacks voor in het verhaal. Wel zitten er een aantal tijdsprongen in van een paar dagen.

8 Perspectief en vertelsituatie.

Er is een auctoriale verteller aan het woord, die het verhaal onderbreekt om commentaar te geven op de gebeurtenissen, maar zijn informatie lijkt niet altijd volledig betrouwbaar.

9 Ruimte.

Het verhaal speelt zich grotendeels af in Amsterdam. Wouter woont in Amsterdam. Alleen wanneer hij met pater Jansen is, speelt het verhaal zich af in Haarlem.

10 Taalgebruik en stijl.

Het taalgebruik is vrij ingewikkeld. De zinnen zijn langer dan in de meeste boeken. Ook is het taalgebruik wat ouderwets. Dit komt natuurlijk omdat het verhaal in een andere tijd is geschreven.

Boekenquiz 10 vragen

Nieuw! Open vragen worden nagekeken door AI
Juist of onjuist: Multatuli is niet de echte naam van de auteur.
Juist of onjuist: Prinses Erika en Femke zijn twee verschillende personen.
Hoe heet het dienstmeisje waar Wouter het goed mee kan vinden?
Waarom is juffrouw Laps ontzettend beledigd tijdens het 'avondje' bij de Pieterses?
Hoe lokt juffrouw Laps Wouter een tweede keer mee naar haar huis?
Welk boek haalt Wouter als eerste uit de leesbibliotheek?
Hoe heet de dochter van dokter Holsma?
Waarover moet Wouter eigenlijk een gedicht schrijven van meester Pennewip?
Wat doet Wouter om de zeven gulden en dertien stuivers bijeen te krijgen voor de paraplu die hij kapot heeft gemaakt?
Welk continent heeft Wouters bijzondere interesse?

REACTIES

N.

N.

er staan wat fouten in dit verslag.Het speelt zich bv. af in het begin van de 19de eeuw en het behoort tot de Bildungsroman liefs

14 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.