Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Fantoompijn door Arnon Grunberg

Beoordeling 7.8
Foto van een scholier
Boekcover Fantoompijn
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 5e klas vwo | 7488 woorden
  • 2 maart 2003
  • 158 keer beoordeeld
Cijfer 7.8
158 keer beoordeeld

Boekcover Fantoompijn
Shadow
Fantoompijn door Arnon Grunberg
Shadow
Auteur Arnon Grunberg
Titel Fantoompijn
Eerste jaar van uitgave 2000, Nijgh & Van Ditmar Amsterdam Samenvatting Robert G. Mehlman schrijft. Hij is geboren in Amsterdam en heeft daar een baantje in een avondwinkel. Daar leert hij de Sprookjesprinses kennen, zo noemt hij zijn aanstaande vrouw. Hij warmt de groentequiche voor haar op, elke keer dat ze langs komt. Ze zien elkaar vaker, en onder het motto 'Ik ben bij jou in therapie' weet Robert zich enigszins aan haar te binden. De Sprookjesprinses is psychotherapeute en wekt hard met haar patiënten, die tegen de geheime dienst in de muur praten. Na een tijdje besluiten zij en Robert te trouwen 'omdat dat niet eens zo'n slecht idee is'. Robert G. Mehlman gaat met zijn vrouw in New York wonen en sleept zich daar van hotel naar hotel. Na het bescheiden succes van zijn boek 268 op de wereldranglijst wordt al zijn literaire werk verramsjt, en verbrast Robert in een zeer hoog tempo de voorschotten die hij op spookboeken krijgt. Robert begint boeken, maar weet ze niet af te krijgen. 'Misschien was ik een schrijver die niet wilde weten hoe zijn eigen boeken aflopen.' (pagina 216) Robert raakt zijn grip op de werkelijkheid kwijt en verzint er daarom zelf een. Hij zet zijn huwelijk op het spel door een wilde affaire aan te gaan met Evelyn, de serveerster in een koffiehuis waar hij veel komt. Ze bedrijven samen vurig de liefde. Op een dag verschijnt Evelyn niet meer op het toneel, en kan Robert haar achterlaten zonder dat zijn vrouw er ook maar iets van gemerkt heeft. Dan ontmoet Robert Rebecca, een jonge vrouw die met het excuus Robert een beeld van haar vriendin uit Nederland te willen overhandigen, hoopt op meer. Ze verlangt naar een rustpunt in haar leven en denkt dat bij Robert te vinden. Robert zelf wil ook wel meer spannends met haar meemaken, ook al lijkt ze op een (niet onaantrekkelijke) trol. Na de eerste afspraak in het café van een museum neemt hij haar zelfs mee in een limousine (met waterbed!) naar Atlantic City, en daarna zien ze elkaar vaker. ''Is dat een waterbed?' vroeg Rebecca en ze deukte met haar hand het matras een beetje in, alsof ze wilde voelden of het wel echt was. 'Ja,' zei ik, 'dat is een waterbed.' 'Zoiets heb ik nog nooit gezien.' Ik ook niet, wilde ik zeggen, maar ik zei: 'Ja, dat bestaat tegenwoordig. Als je er eenmaal aan gewend bent, wil je niets anders meer.' (pagina 86) Robert G. Mehlman maakt een zooitje van zijn leven, tot hij op reis gaat met Rebecca en zijn redding vindt: een vriendelijke oude, joodse vrouw die hem wel wil helpen met zijn kookboek; De Pools-joodse keuken in 69 recepten . Robert krijgt toestemming van de vrouw om haar archief plunderen, en troggelt heel veel geld van haar af - slim verscholen onder een laagje sentiment. Het boek bezorgt hem uiteindelijk internationale roem, maar Robert G. Mehlman is helemaal niet blij met de rol die hij als kookboekenschrijver toebedeeld heeft gekregen. Hij voelt zich niet passen in het leven dat hij lijdt, wil al heel lang weg bij zijn vrouw maar kan zich niet van haar losmaken (omgekeerd kan zij dat ook niet). Robert wil ontsnappen uit de werkelijkheid die hij steeds minder kan omzeilen. 'Ik wreef over mijn been, alle woorden die ik had gewogen en nooit had uitgesproken kwamen terug, tientallen liefdesverklaringen, ongeschreven brieven, tranen die ik toch maar had ingehouden, beledigingen die ik toch maar had ingeslikt. Ik had mijn leven niet geleefd, ik had er formuleringen voor gezocht, formuleringen die niemand onberoerd moesten laten, die de werkelijkheid voor altijd zouden veranderen, maar die ik uiteindelijk toch maar niet had uitgesproken of alleen daar waar niemand ze kon horen.' (pagina 189) Robert G. Mehlman verhuist naar Sabaudia en gaat daar in een hotel wonen. Deze woorden van Roberts zoon Harpo vormen de slotscène van Fantoompijn: 'Twintig jaar lang had hij erover gedaan uit het leven van mijn moeder te verdwijnen en bijna net zo lang probeerde hij uit zijn eigen leven te verdwijnen, en ten slotte had hij hulp van twee carabinieri nodig om de operatie te voltooien.' (pagina 252) 'De dokters zeggen dat mijn vader zijn toestand nog altijd niet heeft geaccepteerd, en dat het goed is dat ik hem langzaam begin te wijzen op het onvermijdelijke. 'Papa,' zeg ik, 'je ebt op het strand van Sabaudia mensen met een keukenmes bedreigd, en toen hebben ze op je geschoten. En nu lig je in een ziekenhuis in Rome en je kan een groot gedeelte van je lichaam niet meer gebruiken.' Hij rukt zijn hoofd naar links, zodat hij mij kan aankijken. 'Geloof dat toch niet,' zegt hij, 'dat zijn geruchten die je moeder verspreidt.' (pagina 253-254) Ervaringsverslag
1 a Beschrijf het karakter van de hoofdpersoon.
Robert G. Mehlman is een héél bijzonder figuur. Hij is schrijver en kijkt, volgens zichzelf, heel wijs tegen het leven aan - dat toch niks voorstelt. Robert G. Mehlman is pessimistisch en gelooft niet in wonderen. Maar wel in het ensceneren van de werkelijkheid. En je leven in scène zetten, dat kun je niet aan anderen overlaten, dat moet je zelf doen. Dat is dan ook wat Robert doet. ‘Het waren deze kleine toneelstukjes die mij gelukkig makten. Het moment dat ik zelf begon te geloven in de zorgvuldig geënsceneerde werkelijkheid, dat was het moment van de euforie. Het moment dat het verhaal dat je zelf hebt bedacht er met je vandoor gaat. Het moment dat je het idee hebt dat er eindelijk iemand aan de andere kant van het schaakbord heeft plaatsgenomen, dat je niet meer tegen jezelf speelt. Dat moment, dat is het moment van de euforie.’ (pagina 84) Robert noemt zichzelf een ‘producent van waanvoorstellingen’. ‘Is dat niet wat iedereen wil? Dromen, en denken dat je alleen maar wakker hoeft te worden om er een eind aan te maken, dat je alleen je ogen hoeft te openen om alles te zien zoals het echt is.’ (pagina 138) Dit zegt natuurlijk een hoop over deze persoon. Hij is te bang om de echte werkelijkheid onder ogen te komen, en verzint er daarom zelf een. Robert G. Mehlman is er erg goed in, gelooft ook in zijn zelf gecreëerde werkelijkheid, en sleept daar een hoop anderen in mee. ‘Verwachtingen opwekken die nooit waar werden gemaakt; ik kon me niet herinneren ooit iets anders te hebben gedaan. Soms werd ik midden in de nacht wakker en dan herinnerde ik me weer hoe ze me aankeken, met die mengeling van verbazing, woede en verdriet. Dat ongeloof dat ze me ooit hebben geloofd, en eigenlijk kunnen ze het nog steeds niet geloven, ze denken dat ik een grapje maak, ze zoeken naar één woord, een teken dat alles op een misverstand berust en dat ik wel degene ben die ik altijd beweerde te zijn.’ (pagina 182) Met het boek 268 op de wereldranglijst wordt Robert G. Mehlman bekend. Hij ziet zichzelf als een parasiet die naar verlossing zoekt. Maar andere boeken van hem slagen niet of krijgt hij niet af. Robert G. Mehlman komt terecht in het eenzame dal van de vergetelheid en klimt daar na veel beslommeringen en toestanden uit. Hij vindt roem, door zijn internationale bestseller De Pools-joodse keuken in 69 recepten. Niet bepaald wat hij in gedachten had; kookboekenschrijver. Maar daar komt hij iets te laat achter..
b Is er sprake van een verandering van het karakter? Robert G. Mehlman blijft het hele boek door dezelfde bijzondere persoon met zijn eigen manier van leven en tegen het leven aankijken. Er is geen verandering in zijn karakter, Robert is eigenwijs, blijft eigenwijs en laat zich door niemand om de tuin leiden. Ook de verschillende gebeurtenissen die hij meemaakt en nieuwe personen die hem proberen te doorzien hebben geen invloed op de persoon die Robert G. Mehlman is. Of op de door hem gecreëerde werkelijkheid. Robert G. Mehlman besluit wel tegen het eind van zijn leven dat hij het beste kan verdwijnen. Zijn leven heeft toch geen zin meer, waarom zou hij er niet mee stoppen? Robert heeft het gevoel er al niet meer te zijn, en alleen nog maar een simpele verdwijntruc nodig te hebben om zijn zelf gecreëerde werkelijkheid in stijl af te sluiten. Deze gedachte geeft wel een bijzondere wending aan het karakter van Robert G. Mehlman, is niet echt een verandering van karakter, maar meer een onverwachte zijweg die wordt ingeslagen. ‘‘De leugenaar is hij die er niet is. Ik was er al heel lang niet. Ik was allang uit de levens van anderen verdwenen, mijn leugens waren er en die hadden toevallig dezelfde fysieke verschijning als ik, maar daarmee was ook alles gezegd. Ik moest alleen nog uit mijn eigen leven verdwijnen. Een laatste verdwijntruc, het moest een peulenschil zijn, na alle verdwijntrucs die ik al had uitgevoerd.’ (pagina 177) c Beschrijf kort enkele minder belangrijke personen. De vrouw van Robert G. Mehlman heeft in dit boek geen naam. Ze is ‘de (toekomstige) vrouw’ of ‘de moeder’, en Robert noemt haar Prinses Sprookje of de sprookjesprinses. Prinses Sprookje is psychotherapeute en ze leert Robert in een avondwinkel kennen. Ze is een sterke vrouw, en dat heeft ze hard nodig om de patiënten te kunnen genezen die tegen de geheime dienst in de muur praten. Robert is een eigenaardige man die haar vaak doet afvragen of hij niet iets té veel van de absurde patiënten weg heeft. ‘Mijn vrouw heeft me eens uitgelegd dat er in het hoofd allerlei drugs op natuurlijke wijze worden geproduceerd. En zij had het idee dat het fabriekje in mijn hoofd overuren draaide, en dat ik moest oppassen dat het op een dag niet zou ontploffen.’ (pagina 84) Harpo Saul Mehlman is de zoon van Robert G. Mehlman en zijn vrouw. ‘Robert G. Mehlman is mijn vader. Al ontkende hij dat tijdens aanvallen van plotselinge razernij. ‘Ik jouw vader?’ riep hij dan. ‘Je weet toch hoe je moeder is!’ (pagina 11) Harpo staat op eigen benen en heeft dat al jong moeten aanleren, want aan zijn ouders heeft hij weinig tot niks. Harpo is geboren vanwege de kinderwens van zijn moeder, en zijn vader die voor een keer in zij leven wel een belofte wilde nakomen. Ookal zijn de twee net bezig om uit elkaar te gaan.. Harpo voelt zich weinig verwant met zij ouders, ze zijn vreemden voor hem. En dat is misschien wel goed ook, want het zijn inderdaad hele gekke mensen! Rebecca, door Robert’s vrouw Het Lege Vat genoemd (‘Lieve Harpo, ooit zul je erachter komen dat deze vrouw geen vat is en ook veel minder leeg is dan je moeder vermoedt.’ pagina 16), wordt de vriendin en minnares van Robert G. Mehlman. Ze is een hopeloos gevalletje, een jonge ingestorte vrouw op zoek naar enig houvast. Dit vindt ze bij Robert, althans, dit denkt ze bij hem te vinden. Ze heeft talloze mannen (tegelijk) gehad maar vond bij geen enkele waar ze naar op zoek was. Ze werkt als onderzoekster in een museum wanneer ze besluit contact op te nemen met Robert G. Mehlman, ze heeft een pakketje van een vriendin bij hem af te geven, hoopt op een speciale ontmoeting - en misschien wel meer. ‘Ik keek naar de vrouw die tegenover me zat. Het was geen toeval dat ze hier tegenover me zat met een beeldje van een psoriasispatiënte. Over alles was lang van tevoren nagedacht. Ik wist alleen nog niet wat ze wilde en waarom ze dat uitgerekend van mij wilde. Misschien wilde ze ook niets. Misschien wilde ze alleen iets goeds doen voor haar vriendin.’ (pagina 51) d Herken je bepaalde karaktertrekken of bepaald gedrag van jezelf in personen in het verhaal? De personen die Arnon Grunberg heeft neergezet in Fantoompijn neigen naar het absurde. Er zijn wel een aantal karaktertrekken van Robert G. Mehlman herkenbaar, maar het overgrote deel is vreemd. Hij kan behoorlijk idioot, sarcastisch en zelfingenomen overkomen. In hem herken ik dus weinig van mezelf. Robert G. Mehlman leeft in een geheel door zichzelf gecreëerde werkelijkheid, iets wat ik me nauwelijks voor kan stellen. Want je moet wel òf geniaal òf heel gek zijn om dat voor elkaar te krijgen. Daar verbaasde ik me dan ook vaak over; want hoe is het mogelijk dat er zo’n persoon bestaat! Het is maar goed om te bedenken, dat hij eigenlijk helemaal niet bestaat en dat het allemaal fictie is.. een compleet verzonnen figuur. Toch zullen er best een paar uitzonderlijke figuren op deze wereld rondlopen die veel van hem weg hebben. In Harpo zie ik daarentegen meer van mezelf terug. Deze jongen gaat op zoek naar wie zijn ouders waren en in welke toestanden zij verkeerden voor zijn geboorte. In plaats van dat hij meer over ze te weten komt en daardoor meer begrip krijgt wordt de situatie voor hem alleen maar verwarder en gecompliceerder. Hier heeft hij het even moeilijk mee, maar kan het uiteindelijk naast zich neerleggen. Harpo geeft een wat menselijkere invulling van een persoon, wat normaler en dus meer te identificeren met mezelf. 2 a Beschrijf de belangrijkste relaties Robert G. Mehlman en Prinses Sprookje
Robert en zijn toekomstige vrouw ontmoeten elkaar voor het eerst in de avondwinkel waar Robert woont en een baantje heeft. ‘Mag ik hier even schuilen, er zit iemand achter me aan.’ zegt ze wanneer ze binnenkomt. De twee zien elkaar steeds vaker in de avondwinkel, zij eet standaard de groentequiche die hij voor haar opwarmt. De vrouw is psychotherapeut. Robert vraagt haar op een gegeven moment ‘Mag ik bij je in therapie?’ (…) Ieder ander had gezegd: ‘Zullen we eens samen naar de film gaan?’ Of iets dergelijks. Maar ik zei: Mag ik bij je in therapie?’ (pagina 35) Zo ontstaat een bizarre relatie tussen twee totaal verschillende mensen die elkaar denken nodig te hebben. ‘Het leven is geen boek, zei ze, je kunt niet alles controleren. Hierover verschilden wij al jaren van mening. Ik vond dat het leven wel een boek was, een slecht boek misschien, een saai boek, een detective waar je al op bladzijde tien weet wie het gedaan heeft, maar toch een boek.’ (pagina 51-52) Twee mensen die veel aan elkaar hebben maar ook vooral de donkere kant van hun relatie meemaken, waarbij ze zich beiden afvragen waarom ze in godsnaam bij elkaar zijn. Ze haten elkaar, verafschuwen elkaar op een gegeven moment, maar kunnen zich allebei niet van de ander losmaken. Wanneer er eindelijk een punt achter de relatie gezet gaat worden maakt zijn vrouw Robert kenbaar nog een kind van hem te willen. Hier stemt hij uiteindelijk wel in toe, maar hij begrijpt van zichzelf niet goed waarom. Robert G. Mehlman en Evelyn
Robert heeft een relatie gehad met de serveerster in het koffiehuis waar hij veel kwam. Zonder dat prinsessprookje daar iets van wist. ‘Een keer vroeg ze: ‘Je bent er niet klaar voor om je vrouw te verlaten, hè?’ ‘Nee,’ zei ik, ‘daar ben ik nooit klaar voor.’ Ze wist dat ze mijn vrouw niet kon vervangen en ze wilde niets wat ze niet kon.’ (pagina 151) De relatie is vurig, en helemaal naarmate Robert minder in het koffiehuis is (zonder zijn vrouw). Ze verlangen naar elkaar en steeds meer op seksueel gebied. Ze doen het tenslotte op de wc. ‘Er zijn vele kleine wc’tjes op deze wereld, maar zelden heb ik zo’n kleine gezien als die van het koffiehuis.’ (pagina 152) ‘Misschien is neuken niet het goede woord, misschien moet ik het houden op ‘God eer bewijzen’. Vooral omdat Evelyn er steeds weer in slaagde seks en God aan elkaar te koppelen. De vluchten gingen maar drie keer per week, maar wel non-stop. Rechtstreeks van Evelyns lichaam naar God. En ze voegde er steeds aan toe: ‘Ik ben geen engel, in bed.’ (pagina 153) De relatie gaat over wanneer Evelyn op een dag niet meer in het koffiehuis verschijnt. Robert G. Mehlman en Rebecca, Het Lege Vat

Rebecca heeft een stukje karton in het trapportaal van Roberts woning neergelegd, ‘Voor de heer R. Mehlman. Belt u a.u.b. 212-5739653. Ik heb een pakketje uit Nederland dat overhandigt dient te worden.’ (pagina 28) Ze is uit Nederland naar Amerika gevlogen, werkt in een museum voor onderzoek. Rebecca kent Robert van zijn boek 268 op de wereld ranglijst en de televisie en wil hem een beeld geven dat haar vriendin van hem heeft gemaakt. Ze spreken af in het café van het Museum of Natural History, waar ze een bijzonder gesprek hebben over lelijke lichaamsdelen en de levens van beide personen. Robert G. Mehlman ziet een avontuur met Rebecca wel zitten en huurt een limousine met bubbelbad plus chauffeur om indruk op haar te maken. Zijn vrouw is toch weg van huis naar een congres en sindsdien zien ze elkaar steeds vaker. Rebecca vindt warmte en begeerte bij Robert zoals ze nog nooit gekend heeft. Er is iets wat hen bindt, een onzichtbare onuitgesproken band die hen samen houdt. ‘Rebecca zat daar maar achter een kop koffie met te veel melk. Ze staarde me zwijgend aan. Alsof we allebei niet konden geloven dat we hier zaten. ‘‘Je bent niet het meest opwindende gezelschap,’ zei ik. ‘Nee, jij ook niet.’ Ze liet zich van haar barkruk glijden en zei: ‘Ik kan niet meer.’ Ik weet het niet zeker, maar ik dacht dat ik tranen zag. Zou er ook in haar hoofd iemand aan het tapdansen zijn? Ik veegde zwart vocht van Rebecca’s wangen. Het waren tranen. Veel tranen zelfs, een hele stortvloed die resten zwarte make-up van haar huid sleurde, en ook nog make-up in andere kleuren. Uiteindelijk liep er een modderpoel langs haar wangen. ‘Ik stort in,’ zei ze. ‘Niet instorten,’ zei ik, ‘dat doe ik al’.’ (pagina 96-97) De twee gaan samen op reis en Rebecca helpt Robert uiteindelijk ook bij het schrijven van het kookboek dat hem de grote roem doet bezorgen. Op dat punt zijn Robert G. Mehlman en de sprookjesprinses al uit elkaar aan het gaan en kan het hem niet veel meer schelen of hij met een ander samen is of niet. Maar aan het eind van zijn leven besluit Robert zich van iedereen los te maken, en dus ook van Rebecca. In zijn afscheidsbrief aan haar schrijft hij: ‘Lieve Rebecca, ik wil niet beweren dat ik van jou heb gehouden; misschien was dat feitelijk het enige wat ons bond, dat we er slecht in waren van anderen te houden. Dat we dachten dat we van elkaar hielden en dat we die illusie wel prettig vonden, voor een tijdje, aan de rand van het zwembad, terwijl eigenlijk de wereld om ons draaide, en we de ander nauwelijks zagen. Begeerd willen worden door een nog begeerlijker prins die je pad kruist dat is waarschijnlijk de waarheid achter al het verdriet, getob, gesnotter, de waarheid achter al dat verlangen naar groots en meeslepend leven. Het oneindige en eeuwige verlangen naar de prins op het witte paard. Ik ben de prins op het witte paard niet, ik ben de rat op het hobbelpaard. Het Theater van de Valse Hoop sluit zijn deuren.’ (pagina 228) Robert G. Mehlman en Harpo Saul Mehlman
Robert G. Mehlman houdt enorm veel van zijn zoon, doch op een speciale manier. Wanneer Harpo jong is schrijft zijn vader hem brieven, later nog gebundeld in het boek Brieven aan Harpo. Harpo wordt door zijn vader meegenomen naar de bioscoop en kledingwinkels om jurkjes voor Rebecca te kopen, ze leven in hotels en hij ziet zijn moeder niet veel omdat zij hard aan het werk is. Dit citaat geeft de relatie tussen Harpo en zijn vader heel mooi weer: ‘Ik kan en wil niet in de werkelijkheid van mijn vader leven, omdat die werkelijkheid onleefbaar is. Het kleine gebied waar onze twee werkelijkheden elkaar snijden is een ziekenhuiskamer in Rome. En zelfs daar ben ik niet zeker van. Snijden onze werkelijkheden elkaar echt? Wie ziet mijn vader als hij naar mij kijkt en wie zie ik, als ik naar hem kijk? Ik zal moeten accepteren dat mijn vader een vreemde voor mij is, en voor altijd een vreemde voor mij zal blijven. Ook nu ik in zijn spullen heb gesnuffeld, is hij vreemder voor mij dan ooit tevoren. Er bestaat geen plek meer waar ik hem kan ontmoeten; wat van ons over is, van zijn brieven aan mij, onze wandelingen, onze etentjes met de sprookjesprinses, of hoe we samen kleren kochten voor Het Lege Vat, is ondeelbaar verdriet waarvoor geen juiste formuleringen zijn. Iets wat zich onttrekt aan de macht van woorden en wat volgens mijn vader dus helemaal niet zou mogen bestaan.’ (pagina 252-253) b + c Is er sprake van een verandering in deze relaties? Zo ja, in welk opzicht? Wat is de reden/oorzaak van deze verandering? Er is niet echt sprake van duidelijke veranderingen. De grootste en meest opvallende is die wanneer Robert G. Mehlman in ziet dat zijn leven zinloos is en dat hij maar beter uit zijn eigen werkelijkheid kan verdwijnen. Dan besluit hij geen bindingen meer te willen met zijn vrouw (Prinses Sprookje) of Rebecca (Het Lege Vat) en na een kind te hebben verwekt bij zijn vrouw, ‘Ik was haar een kind met krullen verschuldigd. Een kind als afscheidscadeau, waarom niet, een kind is tenslotte een hoopvol einde.’ (pagina 235) vertrekt hij naar de sneeuw in Canada. Deze wending van het verhaal is dus niet zozeer een verandering de relaties maar betekent meer het einde van de relaties voor Robert G. Mehlman. Zijn leven voelt al alsof het over is, hij moet er alleen nog maar zelf uit stappen. En daar kan Robert geen anderen bij gebruiken. ‘Mijn waanvoorstellingen waren etnisch gezuiverd van het menselijk ras. Ik was alleen achtergebleven in mijn eigen waanvoorstelling. De dans van mijn eigen zuivering ontsprongen.’ (…) ‘Hier hoefde je voor niemand meer te bestaan, eindelijk verlost van die onmogelijke opdracht. Hier bestond je alleen voor Het Museum van de Eenzaamheid. Ik was de suppoost, ik scheurde de kaartjes, en ik deed de rondleidingen.’ (pagina 236) d Geef jouw mening over deze relatie(s). Zoals ik al eerder heb geschreven ben ik erg overtuigd van de gestoordheid van de karakters die Arnon Grunberg heeft neergezet. En daarmee ook de relaties tussen deze personen. Er is weinig herkenbaars in bijvoorbeeld de relatie die Robert G. Mehlman heeft met zijn vrouw, of met Rebecca. Maar ik vind het, misschien juist wel door de ongewoonheid ervan, bijzonder en ik kan me in de betreffende situaties verplaatsen. Het boek vertelt dus ook over de onbeschrijflijke verbintenissen tussen mensen, waarvan soms geen enkel persoon kan zeggen waarom zij iets met elkaar hebben of bij elkaar blijven of niet van elkaar los kunnen komen. Heel gek, maar wel interessant. Van alle relaties die in dit boek beschreven worden ben ik onder de indruk en ik heb er – soms weliswaar met een frons op mijn voorhoofd – met veel belangstelling een kijkje in genomen. 3 a Vanuit welke persoon vertelt de schrijver het verhaal? Het hele boek wordt vanuit de ik-persoon verteld. b Als het perspectief wisselt: van wie naar wie dan? Het perspectief wisselt van Harpo Saul Mehlman naar Robert G. Mehlman. In het eerste deel (Harpo) is de ik-persoon Harpo Saul Mehlman. Het tweede deel (Robert G. Mehlman) zien we vanuit Robert G. Mehlman. En in het laatste deel (Wordt het nog vrolijk?) kijkt opnieuw Harpo terug op wat er allemaal gebeurd is. c Wat zijn de gevolgen van deze wisselingen voor het begrijpen van het verhaal? Als lezer zie je het verhaal van twee kanten, dat is heel leuk maar ook bevorderlijk om het verhaal te begrijpen. Zo geeft Harpo je in het eerste deel een korte (sfeer-) indruk van de situatie. Dan wordt het grote middenstuk vanuit Robert G. Mehlman verteld, waardoor je een heel ander idee van het verhaal krijgt omdat deze persoon alles ook echt heeft meegemaakt. Harpo komt daar pas later bij kijken, die kan alleen maar uitvissen hoe het tussen zijn ouders en met hun levens is gegaan en heeft het amper zelf meegemaakt. Maar zijn kijk op de hele toestand is wel een hele mooie aanvulling op wat zijn vader schrijft, hij overziet het leven van zijn vader, en het boek wordt zo in het laatste deel vanuit zijn perspectief bijzonder afgesloten. 4 a Wanneer speelt het verhaal zich af? Het verhaal speelt zich af in de tegenwoordige tijd, in het heden van nu. Het vertelt over Roberts leven van voor de ontmoeting van zijn vrouw tot aan het op sterven liggen in een ziekenhuis in Rome. b Van welk belang is dit moment/deze periode voor het verhaal? Er is geen relatie tussen het verhaal en een bepaalde tijdsperiode, het verhaal is niet tijdgebonden. Maar dat het zich afspeelt in de wereld waarin we op dit moment leven, maakt het op zich wel makkelijker te volgen. c Is het verhaal chronologisch, dan wel niet-chronologisch verteld? Het verhaal wordt niet in chronologische volgorde verteld. Arnon Grunberg heeft het verhaal in stukken verdeeld die in het heden plaatsvinden, afgewisseld met stukjes uit het verleden zoals gebeurtenissen, flashbacks en herinneringen. Waar overigens geen enkele structuur in is te vinden. Er is wel een structuur te vinden in de drie grote delen waaruit het boek bestaat; het eerste deel speelt in het heden, daar gaat het laatste deel op door, na de vertelling van het verleden en het leven van Robert G. Mehlman in het middenstuk.
5 a Waar speelt het verhaal zich af? Het verhaal speelt zich niet af op één vaste plaats. Robert G. Mehlman groeit op in Amsterdam, brengt een groot gedeelte van zijn leven door in New York, en verblijft de laatste jaren in badplaatsen in Zuid-Europa, Marokko en Tunesië. Harpo woont gewoon in Nederland, maar hij zoekt zijn vader wel af en toe op in het buitenland. b Van welk belang is deze plaats voor het verhaal? De plaatsen geven een indruk van hoe het leven is voor Robert G. Mehlman in een bepaalde tijd. Zoals New York en het snelle leven daar, zo is het leven voor Mehlman ook in de periode dat hij daar woont. Maar als je kijkt naar Amsterdam waar hij drie jaar in een avondwinkel werkte, daar krijg je een veel slomere, saaie indruk van. De laatste jaren van zijn leven heeft Robert G. Mehlman veel behoefte aan rust, hij wil weg uit zijn eigen leven en de levens van anderen en vertrekt naar warme badplaatsen om zich terug te trekken en op zichzelf te zijn. 6 Formuleer in één zin wat het thema is van het verhaal, in de vorm van een bewering. Van het leven kan je het beste je eigen werkelijkheid maken om gelukkig te worden. 7 Noem drie motieven en geef aan hoe ze verbonden zijn met het thema. - Het missen Het gemis vormt een belangrijk punt in het leven van Robert G. Mehlman. Hij heeft een heel sterk gevoel iets of iemand te missen, maar het is hem onduidelijk wat of wie precies. Ondanks alle mensen om zich heen voelt Mehlman zich eenzaam. Het volgende citaat beschrijft ‘het missen’ heel mooi: ‘Ik haat je, omdat ik je mis, had ik willen zeggen. En ik wist niet eens wie ik miste, miste ik de sprookjesprinses, miste ik Rebecca, miste ik Evelyn? Ik wist het niet. Ik wist alleen dat ik miste. Dat was dat missen te ontsnappen viel. Nu niet, in het verleden niet en in de toekomst al helemaal niet. Het zou alleen meer worden, tot het als een soort mist om me heen zou hangen, een ondoordringbare mist. En als ik dan in die nevel over straat liep op weg naar de sigarenboer, zouden kinderen aan hun ouder vragen: ‘Er liep net een wolk voorbij, hoe kan dat?’ En dan zouden hun ouders zeggen: ‘Oh, dat is Robert G. Mehlman, de kookboekenschrijver.’ Als je iemand mist, ga je diegene haten om aan dat gemis een eind te maken. Iemand die je mist, moet uit de weg worden geruimd, overwonnen, vernietigd. Haat is de zee waarin al het missen samenvloeit. In die zee zwom ik, maar de stroom had me een beetje te ver meegevoerd.’ (pagina 205-206) - Bedrog Ook heel belangrijk voor Robert, dit weet hij echt knap door te voeren. Door frustratie om de echte wereld leeft Robert G. Mehlman in zijn eigen werkelijkheid, waar hij ook anderen héél ver in meesleept. Met bedrog bereikt hij veel. Een voorbeeld is mevrouw Fischer. Met sentiment weet Robert haar te bedriegen en geld af te nemen, hij heeft een geweldig alibi: De Stichting Karper in Gelei. Ondertussen is het mevrouw Fischers geld dat Mehlman staande houdt en haar samenwerking dat hem tot het succes van het kookboek De Pools-joodse keuken in 69 recepten brengt. Wel is Robert G. Mehlmans bedrog heel aanlokkelijk, mensen geloven hem graag en willen niet anders dan zich door zijn schijn laten overtuigen.. ‘Na twee weken was mevrouw Fischer deeg dat lang genoeg gerezen had en nu rijp was voor het oventje. Ze schreef een cheque uit van tienduizend dollar, zodat ik de Stichting Karper in Gelei zou kunnen oprichten. De tienduizend dollar zette ik onmiddellijk op mijn rekening en ik betaalde een gedeelte van mijn schuld aan American Express. VISA moest nog maar even wachten.’ (pagina 197-198) - Spel Volgens Robert G. Mehlman moet je het leven als een spel zien, maar wel een spel dat je serieus moet spelen. Wanneer je de werkelijkheid naar je eigen zinnen omdraait, ben je dat spel al aan het spelen. Dit thema zie je ook verder in dit verslag steeds weer terugkomen. ‘Het leven dient in scène te worden gezet. En je leven in scène zetten, dat kun je niet aan anderen overlaten. Dat moet je zelf doen. Robert G. Mehlman wil de werkelijkheid produceren zoals anderen boeken, films en schilderijen produceren.’ (Achterflap) 8 Wat valt je op aan de stijl (het taalgebruik bijvoorbeeld)? De manier van schrijven van Arnon Grunberg is heel bijzonder. Hij schrijft heel impulsief, eigenwijs en een groot deel van zijn werk is bijna krankzinnig, heel absurdistisch. Waarschijnlijk heeft hij veel gemeen met zijn personages en verschuilt zich daar mooi achter. Grunbergs humor is superdroog, slapstick-achtig, dit dringt ook in zijn hele werk door. Ook vind je in zijn schrijven cliché’s terug, maar wel uizonderlijke cliché’s. Arnon Grunberg heeft een snelle, directe en indringende manier van schrijven. Fantoompijn is hopeloos krankzinnig en soms smakeloos, maar wel zo dat het leuk blijft. ‘Mijn vader heeft zich altijd verre gehouden van de psychiatrie. Wel is hij jarenlang drie keer per week naar een therapeut gegaan, naar eigen zeggen met geen enkel ander doel dan de therapeut aan het lachen te maken. Had de therapeut minstens een keer gelachen, dan was de sessie geslaagd. Toen hij kort na de scheiding de therapeut tijdens een sessie niet aan het lachen kreeg, stopte hij abrupt met de therapie en raakte in een diepe depressie.’ (pagina 14) ‘Tijdens de bevalling heeft mijn vader zich bedronken in het restaurant van het hotel, met uitzicht op zee. Volgens de rekening, die hij voor me heeft bewaard en die hij op mijn veertiende verjaardag aan me heeft gegeven, ingelijst en wel, heeft hij die avond twee flessen chianti, vier glazen grappa en twee flessen champagne afgerekend. Ik vermoed dat de chianti en de grappa van voor mijn geboorte zijn en de champagne erna genuttigd is. Ook schijnt hij die avond – maar hierover lopen de meningen uiteen – een serveerster ten huwelijk te hebben gevraagd. Mijn moeder huilde, ik krijste als een bezetene, de vroedvrouw sloeg op mijn billen en twee verdiepingen lager deed mijn vader een huwelijksaanzoek.’ (pagina 12) 9 Bij welke stroming hoort dit literaire werk? Fantoompijn behoort tot de nieuwste Nederlandse literatuur, wanneer het in een hokje moet worden gestopt past het nog het beste bij het existentialisme. Waar draait het leven om? Volgens Robert is het leven slechts flauwekul. Dit schrijft hij in de afscheidsbrief aan zijn vrouw: ‘Het leven is flauwekul, heilige flauwekul, maar ook heilige flauwekul blijft flauwekul. Een beetje een armzalige ontdekking na al die jaren. Misschien is dat wel wat we delen, dat we het leven allebei flauwekul vinden, maar flauwekul delen is kennelijk niet genoeg.’ (pagina 231)
10 Welke informatie over de auteur en het literaire werk bevat de literatuurmethode die je in de lessen gebruikt? In Dautzenberg is niets over Arnon Grunberg of Fantoompijn te vinden. Logisch natuurlijk, aangezien deze schrijver en dit werk nog erg jong en niet zo lang bekend zijn. Op de achterkant van het boek vond ik deze informatie: “ Arnon Grunberg (1971) publiceerde onder meer het bekroonde en internationaal geprezen Blauwe maandagen, het al even succesvolle Figuranten en het boekenweekgeschenk De heilige Antonio. Hij woont en werkt in New York.” 3 Scheppen vanuit een loopgraaf Recensie door Arjan Peters in de Volkskrant van 7 april 2000. Verbeelding en werkelijkheid, taal en werkelijkheid, taal en identiteit, fictie en autobiografie, poëtica en praktijk, metaforen en verhaallijn, inhoud en compositie. Geen literatuurbeschouwer kan die termen vermijden, al broedt hij zich suf op een formulering die origineler oogt, in de hoop de lezer niet te verliezen. Ook hij, de schrijver over schrijvers, dient zich met een publiek te verstaan. Al ziet hij zijn lezers niet, heel scherp kan hij die onzichtbaren zien geeuwen zodra ze stuiten op een van bovengenoemde paren. Kan zo'n demonstratie-college, waar menig recensie in verzandt, niet eens levendiger worden opgezet? Vooral als het te bespreken boek een zuiver poëticale roman is, maar dan eentje die flierefluitend genoten kan worden, zonder dat de lezer een moment de kans krijgt in een contemplatieve pauze uit het raam te staren, daarmee de gaap als het ware aanmakend. Het zou mogelijk moeten zijn - maar nu kan het al niet meer. Deze beschouwer moet het hoofd buigen. Zojuist heeft hij de derde roman van Arnon Grunberg gelezen, een ervaring die kernachtig met 'vakantie' kan worden samengevat. De vitaliteit, meligheid en onverantwoordelijkheid die tijdens vakantie op mensen vat kan krijgen, vond hij terug in het werk van deze eenling in de Nederlandse literatuur. Nu zat hij alleen nog met het punt hoe hij zijn mening zodanig kon presenteren, dat hij iets van die sfeer kon overbrengen zonder in de oude fouten te vervallen. Bovenstaande opening heeft het fiasco inmiddels dreunend in kaart gebracht. Eigenlijk ook wel weer een opluchting. De beschouwer sloft nu eenmaal altijd achter de schrijvers aan, als een jutter die opgetogen is over de kadootjes die tussen de karrevrachten troep op zijn strand aanspoelen. Maar die niettemin met een lichte zucht zijn lading uitstalt. Leg het maar eens fris en vrolijk uit, hoe lekker je over het strand hebt gelopen. Voor je het weet, trap je alsnog in de kwal van de gemeenplaats. Er is geen beginnen aan. Grunberg is en blijft zijn bespreker te snel af. Ook daarin is hij uniek als romancier. Als essayist is hij zo ongrijpbaar niet, en daarom was de bundeling van zijn min of meer overwegende artikelen De troost van de slapstick (1998) een tegenvaller. Een hardloper die zijn eigen beweegredenen gaat toelichten, dat is zoiets als een conferencier die een preek afsteekt over het wezen van de humor. In het essay met als ondertitel 'Jerzy Kosinski begreep dat alles fictie moet worden' schrijft Grunberg: 'De mens heeft geen identiteit, maar hij moet doen alsof. Het is ironisch dat onze hoogste morele verplichting steeds weer blijkt te zijn dat we moeten doen alsof.' Verderop, in een interview met de hoofdpersoon uit Portnoy's complaint van Philip Roth, noteert Grunberg: 'In zijn laatste boeken gebeuren er gekke dingen met identiteit. Er komen twee meneer Roths voor in een boek, er komt een meneer Zuckerman in voor die op meneer Roth lijkt (. . .) het gaat allemaal over het verlangen iemand anders te zijn.' Zwaar op de hand werd Grunberg nergens, maar toch bleek ook hij het in zijn beschouwingen niet te kunnen stellen zonder die bijwijlen vervloekte begrippen uit de loden woordentas van de recensent. Des te verheugender is het te zien, dat hij met zijn nieuwe roman voortsprint als voorheen, een methode die de uitlegger het nakijken geeft. In zijn eerste twee romans Blauwe maandagen (1994) en Figuranten (1997) smeedde Grunberg ervaringen uit zijn jonge leven om tot een reeks buitengewoon geestige scènes. Zo kregen we een fraai gelogen autobiografie aangeboden van een jiddisch mannetje dat liet zien hoe je de grijparm van de tragiek kunt vermijden door met het leven te spelen. Wees een acteur, wend emoties voor als je er voordeel mee kunt behalen, verplaats je voortdurend en geef je slechts bloot als je er zeker van bent toch niet op je woord geloofd te worden. Moet jij eens kijken wat een lol er dan uit het leven te halen is! In Fantoompijn overziet Grunberg, nog pas aan de vooravond van zijn dertigste verjaardag, de consequenties van die houding voor het leven en de kunst. Als emoties het overleven in de weg staan, en je talent ligt in doen alsof, hoe kun je dan tenminste duidelijk maken dat je dat spel ernstig neemt - zo ernstig dat je er in boek na boek op moet blijven hameren? De roman schetst het levensverhaal van Robert G. Mehlman (geboren in Amsterdam, woonachtig in New York), een schrijver wiens literaire werk is verramsjt en die in hoog tempo voorschotten voor spookboeken verbrast. Hij zet zijn huwelijk op het spel, sleept zich van hotel naar hotel, gaat een slordige affaire aan met een vrouw die in een koffiehuis werkt, en nog een met een lezeres die hij op een trol vindt lijken, zij het geen onaantrekkelijke trol. Iedereen brengt hij tot wanhoop, tot hij de neerwaartse spiraal stuit door het concipiëren van de internationale bestseller De Pools-joodse keuken in 69 recepten. Daartoe heeft hij het archief van een oude jodin geplunderd; met haar instemming, want hij heeft 'het verrukkelijke glijmiddel' genaamd sentiment perfect aangewend om van haar te krijgen wat hij bitter nodig heeft. Materiaal waar vraag naar is. Zo gaat dat bij Grunberg: alles is rollenspel, fictie, handel, een transactie van illusies. Mensen zijn materiaal. Een schrijver is zich dit dubbel bewust, omdat hij ervan leeft tenslotte. Of moet zien ervan te overleven. Fantoompijn wordt gekenmerkt door een lawine van flitsende scènes, absurdistische dialogen, en details die door hun herhaling als vanzelf tot symbolen en metaforen uitgroeien. Alleen waarván en -vóór, is niet meteen zonneklaar. Zou Grunberg spelen met onze verwachting, dat een herhaling wijst op een diepere betekenis? 'Dweilen is altijd voor niets', is zo'n sententie die in een andere vorm weerkeert en daardoor de kracht van een waarheid krijgt. Koekjes bakken is een veelgebezigde therapie, omdat mensen dan eindelijk iets doen wat ze lukt. Zou het waar zijn? In Fantoompijn wel. Robert, zijn vrouw en zijn vriendinnen gedragen zich vrijer als ze hun schoenen hebben uitgetrokken. Moeten we daarin lezen hoe knellend schoeisel is, zeg maar een pars pro toto van het burgerlijk keurslijf? Het is voorstelbaar dat Grunberg zich bescheurt om deze vragen, en misschien zijn ze ook wel bespottelijk. Dit werk gaan beschouwen, ik zei het al, is een funeste bezigheid door het knagende gevoel sowieso te laat te komen met je zelfbedachte verbandje of themaatje. Prachtige zinnen met buitengewone opsommingen werken zich majesteitelijk op uit de maalstroom van Grunbergs vlietend proza: 'Er valt weinig te zeggen als je omgeven bent door opgezette dinosaurussen, wat haaien en een cocktail van de maand.' Net als in de twee eerdere romans schrijft Grunberg als heeft hij geen seconde te verliezen, waardoor je gemakkelijk over het hoofd ziet hoe ingenieus de radertjes onder zijn carrousel geschakeld zijn. Stijl en compositie zijn alles, Robert Mehlman is schrijver genoeg om dat te weten, maar hij heeft zich dermate in de nesten gewerkt dat hij de controle verliest. Zijn adagium is in het leven te staan 'als in een loopgraaf, je moet altijd alert zijn, je weet nooit van welke kant het vuur op je wordt geopend. En als er te lang geen vuur is geopend, open je zelf het vuur, omdat de stilte zo onheilspellend is.' Dat is de tragiek van zijn keuze. Mehlman houdt van afwisseling, van hotelkamers, van vriendinnen die hij nauwelijks kent (anders zou hij ze niet in zijn nabijheid verdragen), zoals hij het met zijn vrouw alleen maar twintig jaar volhoudt doordat ze permanent ruziën en uit elkaar dreigen te gaan. Het kookboek is zijn doorbraak, maar Mehlman is helemaal geen kookboekenschrijver. Hij moet die rol spelen als hij de wereld over reist voor signeersessies en interviews. In plaats van een schrijver is hij een personage geworden, speelbal, plotseling gefortuneerd maar allesbehalve samenvallend met zichzelf. Vandaar dat hij aan zijn 'magnum opus' begint, het boek waarmee hij zich wil bewijzen. Maar niemand vraagt daar om. Hij dient het vuur zelf te openen. Fantoompijn is niet het grote werk van Robert G. Mehlman, het is diens autobiografie zoals ons doorgegeven via zijn zoon Harpo Saul Mehlman. Die neemt aan het begin en aan het slot van dit boek kort het woord: 'Ik kan en wil niet in de werkelijkheid van mijn vader leven, omdat die werkelijkheid onleefbaar is.' De tekst tussen proloog en epiloog is samengesteld uit de paperassen van Robert, die inmiddels onmachtig is een en ander als afgerond geheel naar buiten te brengen. De zoon doet zijn plicht met gemengde gevoelens. U kunt erom lachen, lijkt Harpo Saul te willen zeggen, maar er zit een dikke rafelrand aan de grapjasserij van deze man die consequent leefde als een illusionist in hart en nieren. Iemand zonder identiteit. Behept met een levensgroot talent voor doen alsof. Te groot om op den duur zelf nog te weten wat er dan in 's hemelsnaam echt is. Arnon Grunberg heeft op virtuoze wijze een angstige toekomstdroom van zich afgeschreven. Alexander Portnoy uit Portnoy's complaint (1970) van Philip Roth en de tuinman Chance uit Kosinski's roman Being there (1971) hebben erin Robert G. Mehlman een familielid bij gekregen. Dankzij Harpo klimt hij alsnog uit het roemloze graf van de ramsj. Daardoor, en natuurlijk door de onwaarschijnlijke klassieker De Pools-joodse keuken in 69 recepten, zal Mehlman moeilijk vergeten kunnen worden. 4 Verdiepingsopdracht Recensie (Bij de recensie van de vorige bladzijden.) In het begin van de recensie lijkt Arjan Peters een beetje om zijn onderwerp heen te draaien. Hij heeft het dan over hoe moeilijk het wel niet is een beschouwend artikel te schrijven over een boek van Arnon Grunberg: ‘Dit werk gaan beschouwen, ik zei het al, is een funeste bezigheid door het knagende gevoel sowieso te laat te komen met je zelfbedachte verbandje of themaatje’. Halverwege maakt hij pas echte opmerkingen die op het werk zelf slaan. Maar waar Peters zijn mening wel geeft ben ik het over het algemeen met hem eens. Fantoompijn ìs een sterk boek, een typisch Grunberg-boek, wiens schrijfstijl na een paar regels meteen is te herkennen. In zijn schrijfstijl is Arnon Grunberg echt een eenling. Peters geeft een beknopte simpele samenvatting en zijn ideeën over dit werk van Arnon Grunberg. Hij is zeker onder de indruk van Fantoompijn, net als ik. Het volgende citaat geeft daar een goed beeld van: ‘Prachtige zinnen met buitengewone opsommingen werken zich majesteitelijk op uit de maalstroom van Grunbergs vlietend proza: “Er valt weinig te zeggen als je omgeven bent door opgezette dinosaurussen, wat haaien en een cocktail van de maand.” Net als in de twee eerdere romans schrijft Grunberg als heeft hij geen seconde te verliezen, waardoor je gemakkelijk over het hoofd ziet hoe ingenieus de radertjes onder zijn carrousel geschakeld zijn.’ De links die Peters legt met namen als Roth en Kosinki zeggen mij jammer genoeg weinig, daar kan ik dus moeilijk op in gaan. Maar hieruit blijkt wel dat de recensie voor een vrij intellectueel publiek is geschreven, de mensen die als aanleiding van dit artikel het boek zouden kunnen gaan lezen worden niet onderschat. Ook is het leuk om uit extra informatie vernomen te hebben dat Peters gedurende anderhalve week voor de uitreiking van de AKO-literatuurprijs (die Grunberg overigens heeft gewonnen!) per
e-mail met Arnon heeft gecorrespondeerd. Hij heeft dus van tevoren een hoop achtergrondkennis opgedaan en gerichte vragen kunnen stellen. Ik ben van mening dat Fantoompijn echt een heel goed boek is, heel bijzonder en vernieuwend. De (soms te) melige slapstick-humor, de vage dialogen en gedachtegangen van Robert G. Mehlman maken het boek gek. Door de sfeer en de soort onderwerpen (zoals de kijk van Mehlman op zijn eigen werkelijkheid) die worden aangesneden is dat tot een mooi geheel gecompenseerd. Het boek leest makkelijk weg, maar zet je ook aan het denken. Soms vroeg ik me echt af wat de onderliggende gedachte zou zijn van een rare scène of zin, en of er überhaupt wel een onderliggende gedachte was. Want sommige van Grunbergs vage gedachtekronkels volgde ik niet. Maar daar bleef ik niet te lang bij stil staan, want uiteindelijk word je dan als lezer alleen maar afgeleid van waar het werkelijk om gaat. En dat is de grote truc van de schrijver...

REACTIES

P.

P.

jammer dat het voor een groot deel plagiaat is
http://www.arnongrunberg.com/review/235

7 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "Fantoompijn door Arnon Grunberg"