Mijn eerste reactie
Ik vond het een leuk verhaal omdat het verhaal zich eigenlijk op z’n dooie akkertje afspeelt, maar toch een hele leuke en aparte wending krijgt.
Wat vond ik van het boek?
Ik vond het boek intensief om te lezen, want ik kon me makkelijk identificeren met de personen. Het boek leest over het algemeen niet moeilijk, maar er gebeuren wel zware dingen waardoor het boek soms toch moeilijk leest, maar dit komt dus veelal door het verhaal en niet de manier van schrijven.
In de vele zielige gedeelten zoals wanneer zijn broer overlijdt kreeg ik toch wel een gevoel van medelijden. Zelfs bij de gedeelten waar Helmer boos wordt op Henk leefde ik soms mee met de boosheid van Helmer.
Belangrijkste zin: ‘Ik ben alleen.’ (blz 264)
Belangrijkste woord: ‘Alleen’ (blz 264) Het hele boek gaat er over dat Helmer zich alleen begint te voelen en dat hij zich achtergelaten en afgescheiden voelt door en van zijn familie en vrienden. Hij wordt bijvoorbeeld ook niet in het familiegraf begraven, niet bij zijn broer en beide ouders, maar op een andere plek.
Personages
Helmer van Wonderen is de hoofdpersoon in het boek, hij is de protagonist (round character). Ik denk dat vooral zijn vader zijn antagonist is. Helmer is een Nederlandse boer van 55 jaar oud (1947, 23 mei (blz. 64)). Alhoewel zijn uiterlijk niet expliciet wordt beschreven, wordt er wel gezegd dat hij er uitziet als het cliché van een boer. We komen ook te weten dat hij blond en rossig haar heeft. Helmer is van zichzelf niet erg sociaal, hij is graag alleen en denkt vaak terug aan het verleden. Hij wil ook graag zeker zijn van zijn toekomst en weten wat er gebeuren gaat. Met de buren kan Helmer zo even een praatje maken, maar hij zal altijd een beetje afstandelijk blijven. Helmer is ook een beetje ouderwets, hij heeft bijvoorbeeld nog geen televisie voordat Henk bij hem komt wonen. De 55 jarige boer komt uit een gezin met vader en moeder en een tweeling. Zijn tweelingbroer (Henk) is op 19 jarige leeftijd overleden en sindsdien heeft hij het gevoel alsof hij niet compleet meer is, alsof hij maar een halve identiteit heeft. Hij kon, toen zijn moeder nog leefde, beter opschieten met haar dan met zijn vader en na de dood van zijn moeder leeft hij nog met tegenzin met z’n vader. Zijn vader heeft hem gedwongen om boer te worden en dat zal Helmer met tegenzin doen, zolang z’n vader nog leeft.
Naar mate het verhaal langer duurt leer je Helmer beter kennen en verandert de kijk op hem als persoon.
Vader Van Wonderen is de oude vader van Helmer, hij kan zichzelf niet meer redden en Helmer helpt hem hierbij. Het feit dat Helmers vader perse wil dat Helmer boer wordt maakt al duidelijk dat meneer Van Wonderen een wat ouderwetse, strenge vader is. Helmers vader overlijdt aan het einde van het boek en wordt begraven zonder dat er veel mensen op zijn begrafenis waren.
Bijfiguren:
Henk van Wonderen, Riet, Henk (de zoon van Riet), Ada, Teun en Ronald (de buren), Ada (knecht van Helmer).
Perspectief
Het verhaal heeft een ik-perspectief, een belevend ik. De ik-persoon is Helmer van Wonderen.
Citaat: ‘ ‘Wat zeg je? ‘ schreeuw ik.
‘Een bonte kraai,’ roept hij.
‘Ja en?’ schreeuw ik.
‘Waarom jaag je hem weg?’ Doof is hij in elk geval niet.
Ik sluit de trapdeur en ga weer aan de keukentafel zitten, op vaders plek, met mijn rug naar het voorraam.'
Structuur
Het boek is opgedeeld in vier delen, en in het totaal 56 hoofdstukken.
Door een aantal flashbacks is het verhaal niet meer geheel chronologisch en vallen fabel en sujet dus niet samen. Het verhaal begint in medias res.
De verteltijd is 264 bladzijdes en de vertelde tijd is van november 2002 tot en met juni 2003, dat is dus zo’n zeven maand. De flashbacks spelen zich meestal af rond 1966/1967.
De vele flashbacks die in het verhaal voorkomen gaan bijna altijd over hoe het vroeger thuis was en over de dood van zijn broer. In het verhaal wordt daar veel tijd aan besteed omdat die gebeurtenissen van toen veel te maken hebben met het leven dat Helmer nu leeft. Helmer zijn broer, Henk, is overleden aan een auto ongeluk. Bij dit ongeluk bestuurde zijn vriendin, Riet, de auto. De vader van Helmer en Henk vind dat Riet de schuldige is aan het overlijden van Henk. Vroeger was Henk het lievelingetje van vader. Na de dood van Henk werd Helmer dat omdat die als enigs kind nog over was, alleen werd hij anders behandeld door zijn vader.
In het boek zijn veel versnellingen en vertragingen. Het viel mij op dat vooral in de tijden die de hoofdpersoon met zijn vader doorbracht, het verhaal trager werd verteld. In deze stukken werden meer details verteld dan in andere stukken. Over het algemeen werd er meer tijdvertraging toegepast dan versnelling.
Het intrige gaat als volgt: Helmer heeft een goede band met zijn tweelingbroer, totdat deze overlijdt. Na het overlijden van zijn broer wordt Helmer verplicht boer en lijdt hij het leven met zijn vader verder. Zijn vader overlijdt en hij gaat (tijdelijk) naar Denemarken.
Het boek heeft een redelijk open einde, want je weet niet wat er gaat gebeuren nadat Helmer is vertrokken uit Nederland en hoe zijn vrienden/kennissen reageren. De gesloten kant van het einde is dat zijn vader dood is en dat hij dus niet meer verplicht boer hoeft te zijn.
Ruimte
Het verhaal speelt zich vooral af op de boerderij, in Waterland, van Helmer en zijn vader. Waterland is een weidegebied dicht in de buurt van Amsterdam. Helmer is altijd thuis op z’n boerderij, want hij is bijna al zijn vrienden en familie verloren. Hij is een eenzame boer die op zijn vee moet passen. De ruimte past goed bij het thema van het boek, want het is bijna altijd stil op de boerderij, en Helmer wil graag alleen zijn.
In het einde speelt het verhaal zich nog gedeeltelijk af in Denemarken, het land van Helmers dromen.
Over het algemeen is er een overeenstemming tussen ruimte en gebeurtenis.
Het verhaal speelt zich af tussen november 2002 en juni 2003 op het platteland.
Spanning
Doordat de personage in een ik-perspectief beschreven wordt denk ik dat je je onderandere ook makkelijker kunt verplaatsen in de hoofdpersoon. Ook gebeuren er veel zware dingen met de familie en vrienden van de hoofdpersoon waardoor het verhaal interessant blijft om te lezen.
Stijl
De lange zinnen worden meestal gevolgd door een korte zin. Er wordt heel precies verteld wat er gebeurd, maar er worden steeds details ‘overgeslagen’. Je kunt niet zomaar een stuk van het boek overslaan want als een stuk onbelangrijk lijkt dan is het eigenlijk altijd toch wel nodig voor het hele verhaal.
Citaat: ‘Voor Riet maak ik een uitzondering: ik rij naar het zuiden. Het zuidwesten, om precies te zijn. Naar de pont in Amsterdam-Noord. We hebben een tijd afgesproken en lang voor die tijd sta ik al voor een patatkraam aan het IJ. Er varen futuristische veren heen en weer, strakbelijnde botervloten in blauwwit, die in niets doen denken aan de lichtgroene uit 1967.’
De plek wordt precies beschreven, er wordt verteld hoe de boten eruit zagen en hoe ze er vroeger uit zagen, er wordt verteld dat hij te vroeg gekomen is, maar de tijd wordt niet vermeld. Het is niet belangrijk om te tijd te weten, maar het is wel vreemd dat het als enige niet beschreven wordt.
Motief en Thema
Thema: Eenzaamheid
Motieven: Wanneer zijn vader fysiek niet in orde is, brengt hij hem naar de bovenkamer en eigenlijk lijkt daar zijn wraak te beginnen. Hij bepaalt wanneer zijn vader te eten krijgt en uit bed mag. Intussen is ook de ex-verloofde van zijn broer weer op het toneel verschenen en het lijkt erop alsof zij haar mislukte huwelijk met een ander wil goedmaken door nu met de tweelingbroer te trouwen. Maar Helmer is geen vrouwenversierder en hij laat zich niet in het web van de ‘zwarte weduwe’ vangen. Wel krijgt hij te maken met haar zoon Henk en de lezer heeft te maken met de vraag hoe Helmer zich nu ten opzichte van de 18-jarige jongen gedraagt.
Een tweede belangrijk motief in de roman is de moeilijke vader-en-zoonrelatie. Omdat Helmer de rol van zijn tweelingbroer moet overnemen, merkt hij dat hij eigenlijk de tweede keus van zijn vader is. Hij doet nooit iets goeds en zijn vader loopt een leven lang op hem te mopperen.
Titelverklaring
Boven is het stil staat letterlijk voor zijn vader die boven op de boerderij ligt en vaak stil is.
De titel is figuurlijk uit te leggen als wanneer Helmer dood gaat, dat hij denkt dat hij dan rust heeft in de hemel, oftewel: boven is een metafoor voor de hemel en de doden zwijgen.
Een derde mogelijkheid om de titel uit te leggen is dat aan het einde van het verhaal het eindelijk stil is, boven in z’n hoofd.
Er is geen ondertitel en/of motto aanwezig.
De schrijver
Geboren op 28 april 1962 in Wieringerwaard, als derde zoon in een boerengezin van zeven kinderen. Heeft van 1967 tot 1992 (25 jaar!) ´op school´ gezeten: kleuterschool; lagere school; havo; vwo; agogische academie in Leeuwarden (cultureel werk) en Nederlandse taal- en letterkunde aan de universiteit van Amsterdam (hoofdvak historische taalkunde, doctoraalscriptie over de nog bestaande overeenkomsten tussen Fries en West-Fries). ´Literair´ gezien de meest aansprekende college´s: vier semesters Naamkunde op het P.J. Meertens-Instituut, van professor Blok. Respectievelijk inmiddels beter bekend als het Het Bureau en Jaap Balk. Daarna een paar jaar bijstand, maar dat betekende niet nietsdoen: hij schreef bijvoorbeeld artikels over West-Friese plaatsnamen die in het Noord-Hollands Dagblad verschenen.
Van 1995 tot 2002 was hij ondertitelvertaler, waarbij hij een voorkeur ontwikkelde voor natuurfilms die vrijwel allemaal in scène gezet worden: na een flink aantal documentaires zag hij regelmatig dezelfde beelden terugkomen. Meestal vreten leeuwen de ene na de andere gnoe op, en daar ging een grote rust van uit. Hij heeft al jaren een Artis-jaarkaart en zijn favoriete dier is in de loop van de tijd aan inwisseling onderhevig geweest. Het waren ooit kapucijnaapjes, momenteel zijn het twee diersoorten: de okapi (helaas alleen te zien in Diergaarde Blijdorp, Rotterdam) en de tapir.
Aangezien die kwart eeuw school blijkbaar nog niet voldoende was, volgt hij sinds september 2003 een avondopleiding tot hovenier aan de Groene Campus (voorheen: Clusius College) in Alkmaar, die in juli 2006 afgesloten moet gaan worden met de ´verdediging´ van een tuinontwerp.
Hij leerde rond 1984 Dolf Verroen, Paul Biegel en Nannie Kuiper kennen, en die drie ´grand old(er) persons´ van de jeugdliteratuur hebben hem ´besmet´ met (kinder)boekenschrijven. En dan aanvankelijk vooral alles eromheen: fijne huizen, een bepaalde manier van leven en praten, volle boekenkasten, (veel) drank, mooi aangelegde bostuinen, ingelijste illustraties aan de muur, literaire prijzen.
Omdat hij tijdens zijn studie Nederlands nogal wat aan etymologie had gedaan, en eerste pogingen tot het schrijven van kinderboeken faliekant mislukten, besloot hij een etymologisch woordenboek voor kinderen te gaan schrijven. Uitgeverij Piramide (inmiddels opgegaan in De Fontein, Baarn) zag er wel brood in en uiteindelijk werden het er zelfs twee:
‘Het Etymologisch Woordenboek voor Beginners of Hoe het mannetje mannequin werd... (Piramide, 1997)
Het Tweede Etymologisch Woordenboek voor Beginners of Hoe het karretje carrière maakte... (Piramide, 1998)
Toen moest er een spreekwoordenboek komen, maar na een gesprek met iemand van Van Dale (het zou een samenwerkingsverband worden), zag hij daarvan af, omdat het een échte Van Dale moest worden en geen échte Bakker.
Dus zei zijn toenmalige uitgeefster: ‘Ga dan nu maar een roman schrijven.’
‘Oké,’ zei hij.
Dat leidde tot Perenbomen bloeien wit (Piramide, 1999).
Dat boek is door Andrea Kluitmann in het Duits vertaald. Birnbäume blühen weiß verscheen in 2001 bij Patmos Verlag, een tweede druk verscheen in 2002. Fischer Taschenbuch Verlag bracht in 2004 een paperback op de markt, in de serie ´Schatzinsel´. Aangezien er in Nederland ook een tweede druk verscheen, met een ander omslag, zijn er van dat ene boek vier verschillende versies, die hierboven te zien zijn.
‘Nu moet je een tweede roman schrijven,’zei de toenmalige uitgeefster.
‘Oké,’ zei hij.
Dat viel niet mee. Heel veel van wat hij schrijft, verdwijnt in de figuurlijke shredder.
Zijn grootste verkoopsucces tot nu toe is het Woordenboek voor Aankomende Brugklassers (liefkozend WAB'je genoemd) (2000), dat uitgegeven is door Ilco Productions in Rotterdam, inmiddels Uitgeverij Ger Guijs. Het is te koop voor één euro en bedoeld als afscheidsboekje voor achtstegroepers of welkomstgeschenk voor brugklassers. Er zijn er al zo’n 100.000 van verkocht en het boekje is aan een zevende druk toe. Niet in de boekwinkel te verkrijgen, wel te bestellen in grote hoeveelheden, door schoolbesturen.
De twee etymologische woordenboeken raakten uitverkocht of verramsjt en in april 2006 komt het Junior Etymologisch Woordenboek (in beperkte kring ook bekend onder de naam De Dikke Bakker) uit, bij Uitgeverij Ger Guijs. De twee woordenboeken zijn samengevoegd tot één dik (640 pagina’s) deel en de tekst is bewerkt en vermeerderd.
De toenmalige uitgeefster verdween van het toneel en niemand heeft hem daarna nog gezegd iets te doen. Hij moest het allemaal zelf doen. Voor een manuscript waaraan hij al meer dan tien jaar werkt en dat al zeven titels heeft gehad (de langste en pedantste was: Trappelende mantelmeeuwen op dor gras) ontving hij in het jaar 2002 een werkbeurs van het Fond voor de Letteren. In 2005 kreeg hij een brief van het Fonds.
Hoe het zat met de voortgang?
Goed, schreef hij terug.
Over een jaar nog eens iets laten horen, graag
Oké.
Tussendoor schreef hij echter een andere roman, met de werktitel ‘Henk’. In maart 2006 is dat ‘grotemensenboek’ uitgekomen, en het is dus - nog - niet het ‘fondsboek’. Voor die titel hield hij zijn hart vast, aangezien de uitgeverij (Cossee, Amsterdam) hem tussen neus en lippen door vroeg of hij - naast een voorstel voor een omslag (‘Doe maar een schaap,’ zei hij) - ook ‘een idee had voor een andere titel’. Zo werd Henk ‘Boven is het stil’ en op de omslag is géén schaap te zien.
Bron:
www.gerbrandsdingetje.nl
Perspectief
Het verhaal heeft een ik-perspectief, een belevend ik. De ik-persoon is Helmer van Wonderen.
Citaat: ‘ ‘Wat zeg je? ‘ schreeuw ik.
‘Een bonte kraai,’ roept hij.
‘Ja en?’ schreeuw ik.
‘Waarom jaag je hem weg?’ Doof is hij in elk geval niet.
Ik sluit de trapdeur en ga weer aan de keukentafel zitten, op vaders plek, met mijn rug naar het voorraam.'
Structuur
Het boek is opgedeeld in vier delen, en in het totaal 56 hoofdstukken.
Door een aantal flashbacks is het verhaal niet meer geheel chronologisch en vallen fabel en sujet dus niet samen. Het verhaal begint in medias res.
De verteltijd is 264 bladzijdes en de vertelde tijd is van november 2002 tot en met juni 2003, dat is dus zo’n zeven maand. De flashbacks spelen zich meestal af rond 1966/1967.
De vele flashbacks die in het verhaal voorkomen gaan bijna altijd over hoe het vroeger thuis was en over de dood van zijn broer. In het verhaal wordt daar veel tijd aan besteed omdat die gebeurtenissen van toen veel te maken hebben met het leven dat Helmer nu leeft. Helmer zijn broer, Henk, is overleden aan een auto ongeluk. Bij dit ongeluk bestuurde zijn vriendin, Riet, de auto. De vader van Helmer en Henk vind dat Riet de schuldige is aan het overlijden van Henk. Vroeger was Henk het lievelingetje van vader. Na de dood van Henk werd Helmer dat omdat die als enigs kind nog over was, alleen werd hij anders behandeld door zijn vader.
In het boek zijn veel versnellingen en vertragingen. Het viel mij op dat vooral in de tijden die de hoofdpersoon met zijn vader doorbracht, het verhaal trager werd verteld. In deze stukken werden meer details verteld dan in andere stukken. Over het algemeen werd er meer tijdvertraging toegepast dan versnelling.
Het intrige gaat als volgt: Helmer heeft een goede band met zijn tweelingbroer, totdat deze overlijdt. Na het overlijden van zijn broer wordt Helmer verplicht boer en lijdt hij het leven met zijn vader verder. Zijn vader overlijdt en hij gaat (tijdelijk) naar Denemarken.
Het boek heeft een redelijk open einde, want je weet niet wat er gaat gebeuren nadat Helmer is vertrokken uit Nederland en hoe zijn vrienden/kennissen reageren. De gesloten kant van het einde is dat zijn vader dood is en dat hij dus niet meer verplicht boer hoeft te zijn.
Ruimte
Het verhaal speelt zich vooral af op de boerderij, in Waterland, van Helmer en zijn vader. Waterland is een weidegebied dicht in de buurt van Amsterdam. Helmer is altijd thuis op z’n boerderij, want hij is bijna al zijn vrienden en familie verloren. Hij is een eenzame boer die op zijn vee moet passen. De ruimte past goed bij het thema van het boek, want het is bijna altijd stil op de boerderij, en Helmer wil graag alleen zijn.
In het einde speelt het verhaal zich nog gedeeltelijk af in Denemarken, het land van Helmers dromen.
Over het algemeen is er een overeenstemming tussen ruimte en gebeurtenis.
Het verhaal speelt zich af tussen november 2002 en juni 2003 op het platteland.
Spanning
Doordat de personage in een ik-perspectief beschreven wordt denk ik dat je je onderandere ook makkelijker kunt verplaatsen in de hoofdpersoon. Ook gebeuren er veel zware dingen met de familie en vrienden van de hoofdpersoon waardoor het verhaal interessant blijft om te lezen.
Stijl
De lange zinnen worden meestal gevolgd door een korte zin. Er wordt heel precies verteld wat er gebeurd, maar er worden steeds details ‘overgeslagen’. Je kunt niet zomaar een stuk van het boek overslaan want als een stuk onbelangrijk lijkt dan is het eigenlijk altijd toch wel nodig voor het hele verhaal.
Citaat: ‘Voor Riet maak ik een uitzondering: ik rij naar het zuiden. Het zuidwesten, om precies te zijn. Naar de pont in Amsterdam-Noord. We hebben een tijd afgesproken en lang voor die tijd sta ik al voor een patatkraam aan het IJ. Er varen futuristische veren heen en weer, strakbelijnde botervloten in blauwwit, die in niets doen denken aan de lichtgroene uit 1967.’
De plek wordt precies beschreven, er wordt verteld hoe de boten eruit zagen en hoe ze er vroeger uit zagen, er wordt verteld dat hij te vroeg gekomen is, maar de tijd wordt niet vermeld. Het is niet belangrijk om te tijd te weten, maar het is wel vreemd dat het als enige niet beschreven wordt.
Motief en Thema
Thema: Eenzaamheid
Motieven: Wanneer zijn vader fysiek niet in orde is, brengt hij hem naar de bovenkamer en eigenlijk lijkt daar zijn wraak te beginnen. Hij bepaalt wanneer zijn vader te eten krijgt en uit bed mag. Intussen is ook de ex-verloofde van zijn broer weer op het toneel verschenen en het lijkt erop alsof zij haar mislukte huwelijk met een ander wil goedmaken door nu met de tweelingbroer te trouwen. Maar Helmer is geen vrouwenversierder en hij laat zich niet in het web van de ‘zwarte weduwe’ vangen. Wel krijgt hij te maken met haar zoon Henk en de lezer heeft te maken met de vraag hoe Helmer zich nu ten opzichte van de 18-jarige jongen gedraagt.
Een tweede belangrijk motief in de roman is de moeilijke vader-en-zoonrelatie. Omdat Helmer de rol van zijn tweelingbroer moet overnemen, merkt hij dat hij eigenlijk de tweede keus van zijn vader is. Hij doet nooit iets goeds en zijn vader loopt een leven lang op hem te mopperen.
Titelverklaring
Boven is het stil staat letterlijk voor zijn vader die boven op de boerderij ligt en vaak stil is.
De titel is figuurlijk uit te leggen als wanneer Helmer dood gaat, dat hij denkt dat hij dan rust heeft in de hemel, oftewel: boven is een metafoor voor de hemel en de doden zwijgen.
Een derde mogelijkheid om de titel uit te leggen is dat aan het einde van het verhaal het eindelijk stil is, boven in z’n hoofd.
Er is geen ondertitel en/of motto aanwezig.
De schrijver
Geboren op 28 april 1962 in Wieringerwaard, als derde zoon in een boerengezin van zeven kinderen. Heeft van 1967 tot 1992 (25 jaar!) ´op school´ gezeten: kleuterschool; lagere school; havo; vwo; agogische academie in Leeuwarden (cultureel werk) en Nederlandse taal- en letterkunde aan de universiteit van Amsterdam (hoofdvak historische taalkunde, doctoraalscriptie over de nog bestaande overeenkomsten tussen Fries en West-Fries). ´Literair´ gezien de meest aansprekende college´s: vier semesters Naamkunde op het P.J. Meertens-Instituut, van professor Blok. Respectievelijk inmiddels beter bekend als het Het Bureau en Jaap Balk. Daarna een paar jaar bijstand, maar dat betekende niet nietsdoen: hij schreef bijvoorbeeld artikels over West-Friese plaatsnamen die in het Noord-Hollands Dagblad verschenen.
Van 1995 tot 2002 was hij ondertitelvertaler, waarbij hij een voorkeur ontwikkelde voor natuurfilms die vrijwel allemaal in scène gezet worden: na een flink aantal documentaires zag hij regelmatig dezelfde beelden terugkomen. Meestal vreten leeuwen de ene na de andere gnoe op, en daar ging een grote rust van uit. Hij heeft al jaren een Artis-jaarkaart en zijn favoriete dier is in de loop van de tijd aan inwisseling onderhevig geweest. Het waren ooit kapucijnaapjes, momenteel zijn het twee diersoorten: de okapi (helaas alleen te zien in Diergaarde Blijdorp, Rotterdam) en de tapir.
Aangezien die kwart eeuw school blijkbaar nog niet voldoende was, volgt hij sinds september 2003 een avondopleiding tot hovenier aan de Groene Campus (voorheen: Clusius College) in Alkmaar, die in juli 2006 afgesloten moet gaan worden met de ´verdediging´ van een tuinontwerp.
Hij leerde rond 1984 Dolf Verroen, Paul Biegel en Nannie Kuiper kennen, en die drie ´grand old(er) persons´ van de jeugdliteratuur hebben hem ´besmet´ met (kinder)boekenschrijven. En dan aanvankelijk vooral alles eromheen: fijne huizen, een bepaalde manier van leven en praten, volle boekenkasten, (veel) drank, mooi aangelegde bostuinen, ingelijste illustraties aan de muur, literaire prijzen.
Omdat hij tijdens zijn studie Nederlands nogal wat aan etymologie had gedaan, en eerste pogingen tot het schrijven van kinderboeken faliekant mislukten, besloot hij een etymologisch woordenboek voor kinderen te gaan schrijven. Uitgeverij Piramide (inmiddels opgegaan in De Fontein, Baarn) zag er wel brood in en uiteindelijk werden het er zelfs twee:
‘Het Etymologisch Woordenboek voor Beginners of Hoe het mannetje mannequin werd... (Piramide, 1997)
Het Tweede Etymologisch Woordenboek voor Beginners of Hoe het karretje carrière maakte... (Piramide, 1998)
Toen moest er een spreekwoordenboek komen, maar na een gesprek met iemand van Van Dale (het zou een samenwerkingsverband worden), zag hij daarvan af, omdat het een échte Van Dale moest worden en geen échte Bakker.
Dus zei zijn toenmalige uitgeefster: ‘Ga dan nu maar een roman schrijven.’
‘Oké,’ zei hij.
Dat leidde tot Perenbomen bloeien wit (Piramide, 1999).
Dat boek is door Andrea Kluitmann in het Duits vertaald. Birnbäume blühen weiß verscheen in 2001 bij Patmos Verlag, een tweede druk verscheen in 2002. Fischer Taschenbuch Verlag bracht in 2004 een paperback op de markt, in de serie ´Schatzinsel´. Aangezien er in Nederland ook een tweede druk verscheen, met een ander omslag, zijn er van dat ene boek vier verschillende versies, die hierboven te zien zijn.
‘Nu moet je een tweede roman schrijven,’zei de toenmalige uitgeefster.
‘Oké,’ zei hij.
Dat viel niet mee. Heel veel van wat hij schrijft, verdwijnt in de figuurlijke shredder.
Zijn grootste verkoopsucces tot nu toe is het Woordenboek voor Aankomende Brugklassers (liefkozend WAB'je genoemd) (2000), dat uitgegeven is door Ilco Productions in Rotterdam, inmiddels Uitgeverij Ger Guijs. Het is te koop voor één euro en bedoeld als afscheidsboekje voor achtstegroepers of welkomstgeschenk voor brugklassers. Er zijn er al zo’n 100.000 van verkocht en het boekje is aan een zevende druk toe. Niet in de boekwinkel te verkrijgen, wel te bestellen in grote hoeveelheden, door schoolbesturen.
De twee etymologische woordenboeken raakten uitverkocht of verramsjt en in april 2006 komt het Junior Etymologisch Woordenboek (in beperkte kring ook bekend onder de naam De Dikke Bakker) uit, bij Uitgeverij Ger Guijs. De twee woordenboeken zijn samengevoegd tot één dik (640 pagina’s) deel en de tekst is bewerkt en vermeerderd.
De toenmalige uitgeefster verdween van het toneel en niemand heeft hem daarna nog gezegd iets te doen. Hij moest het allemaal zelf doen. Voor een manuscript waaraan hij al meer dan tien jaar werkt en dat al zeven titels heeft gehad (de langste en pedantste was: Trappelende mantelmeeuwen op dor gras) ontving hij in het jaar 2002 een werkbeurs van het Fond voor de Letteren. In 2005 kreeg hij een brief van het Fonds.
Hoe het zat met de voortgang?
Goed, schreef hij terug.
Over een jaar nog eens iets laten horen, graag
Oké.
Tussendoor schreef hij echter een andere roman, met de werktitel ‘Henk’. In maart 2006 is dat ‘grotemensenboek’ uitgekomen, en het is dus - nog - niet het ‘fondsboek’. Voor die titel hield hij zijn hart vast, aangezien de uitgeverij (Cossee, Amsterdam) hem tussen neus en lippen door vroeg of hij - naast een voorstel voor een omslag (‘Doe maar een schaap,’ zei hij) - ook ‘een idee had voor een andere titel’. Zo werd Henk ‘Boven is het stil’ en op de omslag is géén schaap te zien.
Bron:
www.gerbrandsdingetje.nl
Met het boek ‘Boven is het stil’ heeft Gerbrand Bakker de Debutantenprijs 2006 gewonnen.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden