Nederlands verhaalanalyse “Waanzin”
Mijn verhaal analyse gaat over het boek Waanzin van Mel Wallis de Vries. De reden dat ik dit boek heb gekozen is omdat ik een ander boek heb gelezen van Mel Wallis de Vries en dat super leuk en super spannend vond.
De opbouw van het boek is duidelijk wanneer je verder bent in het boek. Het boek bestaat uit 33 hoofdstukken die vrij kort zijn (ong. 6 à 7 bladzijden). Het boek is opgedeeld in 4 delen en elk deel begint met een stuk zonder titel, in schuine letters geschreven waarin iets spannends gebeurt wat gebeurt op dat moment op een andere plaats. Het boek gaat verder niet echt op die personen in, behalve dat ze wel deel uitmaken van het verhaal.
Stijl:
Mijn eerste oordeel gaat over de stijl van het boek. De zinnen in het boek zijn vaak kort en er worden veel komma’s gebruikt. Er zijn veel korte zinnetjes die het gevoel van de ik-persoon uitdrukken (het boek is geschreven vanuit de ik-persoon), bijvoorbeeld: ‘Ik ben doodsbang’. Als er lange zinnen worden gebruikt zijn dat vaak zinnen met heel veel bijvoeglijke naamwoorden. In korte zinnen zijn het vaak zinnen met beeldspraak. Over het algemeen worden er best veel bijvoeglijk naamwoorden gebruikt.
In het boek komen ook vrij veel neologismen en archaïsmen voor. Hier heb ik enkele voorbeelden van. Enkele voorbeelden van neologismen zijn: hyves, cool, housemuziek, saaie mutsen (meisjes), gewipt (ik ben hem gewipt bij dat feestje), vet kicken! Enkele voorbeelden van archaïsmen zijn: onprettig heerschap, lessenaar. Hieruit blijkt dat er heel veel neologismen in het boek gebruikt worden en heel weinig archaïsmen. Ook worden in het boek heel veel Engelse woorden gebruikt zoals kicken, big Mac, beat, supersize, bullshit, damn, relax, serial killer, holy shit, oh My god en nog veel meer.
Het boek is duidelijk geschreven en heel uitgebreid beschreven. Mede door de vele bijvoeglijk namen en korte zinnen die niet te gecompliceerd zijn. In het boek komen een aantal dialogen voor. Onder andere via sms, telefoon, e-mail en ook gewoon wanneer de personen in het boek met elkaar praten. In de klas bijvoorbeeld, van leraar tot leerling en bijvoorbeeld van vader tot dochter. De personen hebben een duidelijke manier van spreken en er worden niet zoveel moeilijke woorden gebruikt.
Er worden stijlfiguren gebruikt. Er komt niet echt herhalingen en tegenstellingen in voor. Hyperbolen komen er wel in voor, er wordt af en toe in het boek wel wat overdreven, bijvoorbeeld: ‘ik lijk wel een varken met overgewicht’ of ‘na een paar minuten gaan mijn spieren in mijn bovenbenen protesteren’. Ook heb ik een mooi voorbeeld van eindrijm kunnen vinden: ‘ik voelde me sloom en loom’. In het boek komen ook litotes’ en understatements, een voorbeeld: ‘Ik heb een 4 gehaald voor het proefwerk, ik moest even slikken. Ik wist dat het niet zo verstandig was niet te leren.’ Ik heb over het algemeen enkele voorbeelden van stijlfiguren gezien maar niet heel veel. Eufemismen komen niet echt veel voor. Het boek is namelijk best realistisch geschreven en er wordt niet zo vaak overdreven of afgezwakt.
Beeldspraak:
In het boek wordt er veel gebruik gemaakt van beeldspraak vooral in de kortere zinnen. Een eerder genoemd voorbeeld is: ‘Je lijkt wel een varken met overgewicht.’ Dit is een mooi voorbeeld van een vergelijking. Metaforen en personificaties komen niet echt veel voor en hier heb ik ook geen voorbeelden van. Metonymieën worden wel gebruikt maar niet opvallend veel.
Ruimte, plaats en tijd:
Het verhaal speelt zich af in Rotterdam en Amsterdam op onder andere een school (Amsterdams lyceum), op straat in Apeldoorn, Rotterdam en Amsterdam, in de discotheek, thuis bij diverse personen en op het politiebureau. Het weer en klimaat zijn eigenlijk zoals het in hier in Nederland gaat. Wisselvallig, regenachtig en soms zon. Daarin is het heel herkenbaar. Het boek is geschreven in de tegenwoordige tijd. Het is nog niet zo’n heel oud boek maar al wel zeker een jaar oud. In het boek gebeurt veel in de dagelijkse schooluren, na school, en in het weekend. Veel gebeurt ook s’avonds, bijvoorbeeld als de personen naar de discotheek gaan of s’avonds gaan winkelen. Wat dat betreft is het boek heel modern. De tijd loopt parallel met de gebeurtenissen, wat op zich niet verkeerd is, zelf had ik gekozen voor een contrast want dat zorgt voor extra spanning in een verhaal.
De tijd loopt chronologisch met de gebeurtenissen en gevoelens van de hoofdpersonen. Het verhaal begint met één van de schuin gedrukte stukken waarin iets tegelijk gebeurt op een andere plaats. Dit lijkt heel onlogisch wanneer je begint met lezen, ik denk dat de schrijfster daarin een verkeerde keuze heeft gemaakt. Maar als je verder leest dan begin je het te snappen. Na het schuin gedrukte stuk van ongeveer 4 pagina’s komt het verhaal van begin tot eind. Het verhaal begint niet helemaal vanaf het moment dat de hoofdpersoon geboren is maar vanaf dat de hoofdpersoon 16 jaar is begint het verhaal. In het boek komen flashbacks in voor. Geen flash forwards. Flashbacks komen voornamelijk voor in de schuin gedrukte stukken. Als die persoon dan dreigt te worden gedood of gevangen genomen te worden dan is er vaak een flash back die verwijst naar bepaalde momenten uit haar leven.
Er wordt eigenlijk nooit een stuk overgeslagen (tijdsprong) of samengevat (tijdsverdichting). Alles is zorgvuldig beschreven en samengevat. Sommige dagen zijn korter dan andere maar alle dagen zijn wel goed beschreven en je merkt dan niet dat er al weer een dag voorbij is. Sommige dingen worden wel heel uitgebreid beschreven (tijdsvertraging), voornamelijk op hele spannende momenten voordat er iets dreigt te gebeuren. Het moment zelf wordt dan iets minder uitgebreid beschreven om het spannend en mysterieus te houden voor de lezer omdat het de bedoeling is dat je er pas aan het eind van het boek achter komt en het je aan het denken moet zetten. Er wordt continue verteld en geen tijdsprong gemaakt.
Het verslag gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden