Verwachtingen en eerste reactie
Ik had eigenlijk helemaal geen zin om een boek uit de romantiek te gaan lezen. Ik had gehoord dat je maar drie boeken uit een andere periode hoefde te lezen voor je eindexamen en had me dus al voorgenomen niks uit de romantiek te gaan lezen. Ik vond het namelijk niet zo’n boeiende periode en de schrijvers uit die tijd spraken me niet aan(behalve dan een paar niet Nederlandse schrijvers van het gothic genre).
Met redelijk wat tegenzin zocht ik dus een boek uit deze tijd. Mijn eerste idee was om een historische roman te gaan lezen, maar deze boeken waren enorm dik en ik wist zeker dat ik daar niet doorheen zou komen. Ik wou eigenlijk niet nog een dichtbundel lezen, omdat ik ook al een dichtbundel voor de verlichting had. Maar ik kon niks anders vinden(de andere boeken leken me zo saai), dus ben ik begonnen aan Snikken en Grimlachjes. Mijn verwachtingen lagen dus diep bij het nulpunt.
Hoewel het iets beter was dan ik verwacht wordt, vond ik het niet een heel inspirerend boek. De gebruikte humor is niet helemaal mijn stijl en de gedichten zijn soms erg eentonig. Een paar van de langere gedichten vond ik wel aardig, maar nog steeds niets wat ik voor mijn plezier de kast uit zou trekken.
Samenvatting
De bundel bestaat uit drie delen en één los gedicht (de bleke jongeling). Ook zit er een door HaverSchmidt geschreven levensschets van piet Paaltjens (in proza) voor.
Levensschets: Dit stuk is geschreven in proza. Hierin vergroot HaverSchmidt het mysterie rond Piet. Naast het feit dat hij een Fries was wist bijna niemand iets over hem. Hij zegt ook dat hij zelf de gedichten van Piet akelig vind. Het bevat enkele verklarende noten over de gedichten. Er wordt telkens gewisseld tussen de het leven van HavenSchmidt, de biograaf-editeur en de gebiografeerde.
De bleke jongeling: Dit gedicht is het enige dat geen deel uitmaakt van een cyclus. Er zijn grote overeenkomsten te zien tussen de bleke jongeling, wiens hart gebroken is, en de figuur van Piet Paaltjens in de levensschets. Dit gedicht bevat tevens natuurlyriek.
Immortellen: De naam van deze cyclus wijst zowel naar een soort niet verwelkende bloemen(strobloemen) als naar het begrip onstervelijkheid. De gedichten zijn in de ik-vorm geschreven. De parallel tussen de ik-persoon en de bleke jongeling is in het eerste gedicht al duidelijk merkbaar( ‘tranen aan dat oog ontleken’/’in uw ooghoek glinsterd een traan’). De gedichten spelen zich af in Leiden. De gedichten behandelen verdriet zonder rede, vergankelijke vriendschap, de liefde(is liefdesverdriet), mensenhaat en de dood. In het laatste gedicht komt nog een nieuw aspect: de dichtkunst ontstond ten gevolge van de verloren liefde en vriendschap.
Tijgerlelies: De tweede cyclus met een bloemennaam. In de naam zitten twee tegenovergestelde begrippen: roofdier en onschuld. Dit projecteert de schrijver op de vrouwen in de gedichten. In tijgerlelies staat afgewezen liefde centraal. In ‘aan Betsy’ onderkent de geliefde de seksuele verlangens van de minnaar niet. ‘Aan Rika’ is een aanklacht tegen de tijd die niet stilgezet kan worden om een bepaalde korte indruk verder te onderzoeken. Jacoba wil niets weten van de romantische kunstenaar en zijn lijden en Hedwig nam hem zijn dromen af, en het liefst zou de dichter haar meesleuren in zijn eigen dode-dromenrijk.
Romancen: Deze cyclus bestaat uit zes lange gedichten. Een Romance was oorspronkelijk een verhalend gedicht in verzen van acht lettergrepen met een heroïsch-historische inhoud. Ze liepen meestal goed af. De gedichten van Piet Paaltjens kende meestal geen gelukkige afloop. ‘Liefdewraak’ en ’Des zangers min’ hebben als thema miskende liefde en de invloed daarvan op de dichter. ‘De Friesche poëet ’ gaat over Friesland dat niet meer deugt door verbastering van de oude gewoontes(hij pleegt zelfmoord). HaverSchmidt kwam zelf ook uit Friesland. Zelfmoord is ook het thema in ‘de zelfmoordenaar’, waar het contrast tussen een vergaan lijk en een verliefd paartje wordt beschreven. ‘Jan van Zutphen’s afscheidsmaal’ maal wordt een dode minstreel ten tonele gevoerd, die een nieuwe periode in het leven van Jan aanduidt(de minstreel staat voor de kille maatschappij die hem wacht). ‘De drie studentjes’ gaan over de teleurstellingen van het leven na de studententijd.
Analyse
Verteltheoretische aspecten in het algemeen
Klank en ritme: Het losstaande gedicht ‘de bleke jongeling’heeft een AABBCCC rijmschema.
De immortellen hebben allemaal hetzelfde gebroken rijmschema(abcb) en hetzelfde jambische metrum. Dit is niet het geval in ‘tijgerlelies’. Deze hebben onderling afwijkende rijmschema’s en metrums.
Met de romancen is weer wat anders aan de hand. Deze gedichten hebben geen vaste regellengte(in tegenstelling tot de oorspronkelijke romancen). In ‘Liefdewraak’ wisselen achtlettergrepige regels kortere regels af. In ‘Des zangers min’ is een afwisseling van vierjambisch met driejambische regels. ‘De zelfmoordenaar’ en ‘de drie studentjes’ zijn in het niet veel voorkomende metrum anapest geschreven.
Zinsbouw: De zinnen zijn over het algemeen grammaticaal correct. Wel loopt de zin vaak over de regel heen(enjambement).
Typografie: Niks erg opvallends. Namen geheel met hoofdletters geschreven.
Lay-out: Geen speciale dingen.
Verteltheoretische aspecten van Liefdewraak
‘Ha! weet ge 't niet, wat kanker woedt
In 't lang miskende hart,
Als liefde 't vuur der wraak ontsteekt,
En misdaad groeit uit smart?’
Zoo zong weleer de droeve luit
Van wijlen Van der Vliet.
- Wie, die wat doet aan bellettrie,
Kent zijn gedichten niet? -
En, o, zijn luit had wel gelijk,
Er is geen twijfel aan:
Als 's jonglings liefde wordt gehoond,
Dan steekt zij 't wraakvuur aan.
Dan slijpt ze in 't nachtlijk uur den dolk
En plompt hem in de borst
Van die haar trapte in 't aangezicht
En haar miskennen dorst.
Dan mengt zij heimlijk haar vergift
En giet het in den strot
Van die haar beê om wedermin
Ontving met schimp en spot.
Dan laadt ze in 't eenzaam haar geweer
En schiet het op háár af,
Die voor haar hitte en voor haar vuur
Slechts koelheid wedergaf.
Want 's jonglings hart is als van staal;
Wel kan de hand der maagd
Het buigen, maar die proeve zij
Niet al te ver gewaagd.
Als zij lichtzinnig 't spel vervolgt,
Vermetel d'uitslag tart,
Dan springt het staal en graaft een wond
In 't maagdelijke hart.
Een dikke sneeuwlaag dekt den grond;
Een wolkenlaag 't azuur;
't Vriest dertig graad; de wind blaast fel;
't Is 's nachts om twalef uur.
Maar trots de koude en trots den nacht
Staat op de Hoogewoerd
Een jongling, vrij van oogopslag,
Het hart door min beroerd.
Hij speelt op zijn gitaar en zingt,
't Oog op een raam gericht,
Met een vrij goeden bariton
Een teeder minnedicht.
Hij zingt er eerst een in het Fransch,
Genaamd: ‘le troubadour,’
In acht coupletten, en 't refrein
Luidt telkens: ‘Ah! l'amour!’
Vervolgens zingt hij een in 't Duitsch.
Dat klinkt wel eens zoo schoon.
't Zijn nu geen luchte trillers meer;
't Is nu een sombre toon.
Hij zingt van Thränen, Höllenschmerz,
Van Sehnsucht, Grab en Tod,
En weent zijn beide wangen nat
En beî zijn oogen rood.
In 't Hollandsch zingt de jongling niet;
Die taal is ongeschikt;
Zij klinkt in de ooren van de min
Zoo ruw en ongelikt.
Maar, of hij Fransche trillers sla,
Dan of hij weene en zucht’
In 't Duitsch, hij merkt aan liefjes raam
Geen licht op of gerucht.
En of hij voor den tienden keer
Zijn minnelied herhaal’,
Hij krijgt voor al zijn schoon gezang
Geen teeken weer of taal.
Dat wekt in 't eind des jonglings toorn.
Zijn oogen schieten vuur;
En aan zijn mond ontstijgt de kreet:
‘Ha! dat betaalt ge duur!’
En vol van wraak buigt hij zich neer,
Pakt fluks een sneeuwbal saâm
En werpt hem, paarsch van nijdigheid,
Bij 't liefje door het raam;
En keert met zijn gitaar in d'arm,
En neuriet droef het lied:
‘Ha! weet ge 't niet, wat kanker woedt ’
Gemaakt door Van der Vliet.
Klank, stijlfiguren en ritme: Liefdewraak is geschreven in gebroken rijm. Dat is een ABCB DEFE rijm schema. Ook komt alliteratie in het gedicht voor (‘schimp en spot’ in 5de strofe). Enjambement in 7de strofe van de 3e naar 4e zin en in de 16de strofe, wee rin d elaatste twee zinnen.
Betekenis: Dit gedicht gaat over wat miskende liefde doet met een jongeman. Ook is het een parodie op het gedicht ‘Jennie’ door J.L. van der Vliet. De eerste strofe is bijna letterlijk overgenomen (Vliet dicht: Ha! weet ge 't niet wat kanker woedt. In 't eens miskende hart, Als liefde 't vuur der wraak ontsteekt! En misdaad groeit uit smart?)
Jenny gaat ook over miskende liefde. Jenny breekt koel en wreed de harten van haar aanbidders. In het tweede deel van het gedicht ligt ze vermoord in het bos in de sneeuw. Meer zinnen worden bijna letterlijk overgenomen. De spanning loopt op: wat zou de wraak van de dichter zijn? Dan volgt natuurlijk de anticlimax, een dichter gooit ‘vol van wraak’ een sneeuwbal door het raam. Dat dood en een sneeuwbal gooien op één lijn worden gesteld pure parodie.
Ook wordt er een beetje de spot gedreven met de perfecte karakters in de standaard poëzie. In plaats van een hemelse stem heeft de dichter ’een vrij goeden bariton’.
Thränen, Höllenschmerz, Van Sehnsucht, Grab en Tod. Hier citeert Paaltjens woorden die toon stonden voor de zwaarmoedige Duitse poëzie van toen.
Zinsbouw: Telkens wisselen achtlettergrepige zinnen, kortere zinnen af. De zinnen zijn grammaticaal correct.
Typografie/ Lay-out: Niks mee gedaan.
Verteltheoretische aspecten van LXXII
Wij zaten met ons vieren
In den tuin van de societeit.
‘Kijk, jongens!’ riep SAND, ‘wat passeert daar
Een eeuwige knappe meid.’
‘Ja,’ zei KAAI, ‘dat 's een pracht van een meisje!
Zoo zijn er geen twaalf in 't land!’
‘Ik hoor,’ zuchtte HAAS, ‘ze is in stilte
Geëngageerd met een luitenant.’
‘Wat mankeert je, PAAL?’ riep Sand weer,
‘Je wordt zoo bleek als de dood!
Neem wat dubbelgebeide!’ - ‘Neen, DUNDAS!’
Schreeuwde HAAS, ‘breng gauw een glas rood!’
Wel dronk ik, om HAAS te pleizieren,
Het rood uit, - ook smaakte 't wel goed, -
Maar op geen van mijn beide wangen
Herriep het den rozengloed.
Sinds ik weet, dat een luitnant in stilte
Mag bluffen op háár bezit,
Zien mijn vroeggeknakte wangen
Onherroepelijk marmerwit.
Klank, stijlfiguren en ritme: Gebroken rijm (ABCB DEFE) met een jambisch metrum.
Betekenis: Het gedicht gaat over een knap meisje, waar de dichter een oogje op had. Maar dan blijkt dat ze verloofd is met een luitenant.
In dit gedicht komen de levens van HaverSchmidt en Paaltjens samen. Sand was de bijnaam van Adriaan van Wessem, Kaai die van Willem van der Kaay. Beide kwamen uit de vriendenkring van HaverSchmidt. Haas was de bijnaam van HaverSchmidt zelf. In de derde strofe wordt Paal zelf geïntroduceerd. In dit gedicht zijn alter ego en dichter dus beide verwerkt.
Zinsbouw: Dit hele gedicht zit vol met enjambementen(een van de voorbeelden is regel 7 en 8). Er zijn veel metaforen voor kleuren op het gezicht: bleek als de dood, rozengloed, marmerwit. De zinnen lopen dus allemaal van de regel af.
Typografie+Lay-out: Niks bijzonders, behalve dan dat namen in hoofdletters zijn geschreven.
Verwerkingsopdracht 34
Welke romantische ideeën vind je in het werk terug? Leg je antwoord uit.
In snikken en grimlachjes komen veel ideeën uit de romantiek terug.
Elk gedicht uit de bundel gaat of over verdriet of loopt slecht af. In de Romantiek was er weinig optimisme, men ontevreden over de dagelijkse werkelijkheid. Dit zie je dus ook terug in de bundel.
Weltschmerz(lijden aan het leven) was een populaire gedachte in de romantiek. Dit ging soms zo ver dat mensen zelfmoord pleegden. HaverSchmidt hing zichzelf op in 1894. Dit verlangen naar de dood en depressiviteit zie je in veel gedichten terug(Als ik een bidder zie lopen/dan slaat mijn hart zo blij./dan denk ik, hoe hij ook weldra/uit bidden zal gaan voor mij).
Het gevoel staat centraal in de gedichten. Rationaliteit speelt geen enkele rol. Schoonheid was iets dat veel gevoel opriep.
De romantische kunstenaar wil met behulp van gevoel en verbeelding zélf een eigen wereld scheppen. De gedichten in de bundel zijn lang niet altijd realistisch, maar een wereld die door Piet is opgeroepen. Hij heeft echt niet al die meisjes verloren. HaverSchmidt schepte zo een eigen wereld dat zelfs de dichter verzonnen is.
Tot welk genre behoort het werk dat je gelezen hebt? Beargumenteer je antwoord.
De bundel snikken en grimlachjes kan je het best onderbrengen in de humorcultus die heerste in de dichtkunst en proza. Toch is de bundel heel anders dan de gedichten van andere humoristen, zoals De Schoolmeester. De humor zit zelden in de vorm of situatie. De bekende technieken zoals vreemde woordcombinaties of nieuwe woorden komen nauwelijks voor(behalve in het gedicht de bleke jongeling met ’t avond, ’t nacht etc.). Woordgrapjes door te spelen met concrete en figuurlijke betekenis( ‘De jongling werpt zijn dichtersblik’/ ’t raam uit en ’t rijtuig in’) komen ook nauwelijks voor.
De humor zit veel vaker in contrasten. Door van hooggestemde gevoelens naar de platte realiteit te springen. Het platvloerse met het verhevene. Zo laat hij in ‘Liefdewraak’ als verwoording van de wraak van een vernederde minnaar een sneeuwbal tegen haar ruit gooien(‘Ha! Dat betaalt ge duur!’). Of het nuchtere slot van ‘de zelfmoordenaar’ in tegenstelling tot de rest van het gedicht. Maar ook in de levenschets, waar de geniale blauwe ogen van Piet met een rotte schelvis worden vergeleken.
Ook de hyperbool wordt toegepast, vooral in verband met tranen (‘O ware ik toch verdronken/ in den bitterzilten vloed’).
Piet drijft eigenlijk de hele tijd de spot met zijn eigen tijd. Volgens sommige critici sluit Piet zich niet aan bij de weltschmerz van die tijd, maar dat hij juist die overgevoeligheid bespot. In de gedichten wordt het romantisch cliché zo overdreven, dat het helemaal niet meer waarheidsgetrouw is. De liefde zelf wordt niet bespot, maar eerder de manier hoe ermee om wordt gegaan.
Zoek een illustratie(bijvoorbeeld een foto of kunstreproductie) die goed past bij het werk dat je gelezen hebt. Neem deze illustratie op in je leesdossier en leg uit waarom je deze illustratie bij het werk vind passen.
Der Wanderer über dem Nebelmeer is een schilderij gemaakt door Caspar David Friedrich in 1817-1818(dus in de romantiek).
Ik vind dat de sfeer van dit schilderij goed bij de gedichten van Piet Paaltjens passen. Vooral bij de wat melancholische gedichten( O ware ik toch verdronken/ in den bitterzilten vloed!/inliefdetranen,hoe brak ook,/te smoren, is honingzoet). Ook de man op het schilderij heeft een soort melancholische sfeer om zich heen. Maar tegelijk een aura van aanvaarding. Hij accepteert de eenzaamheid, net als Piet dat doet. Ook past het bij de natuurlyriek die Piet soms in zijn gedichten zet (’t Avondt. Aan den westertrans. Zinkt, in goud gehuld en glans, Statig ’t zonlicht ter neer).
Eindoordeel en evaluatie
Ik begon met veel tegenzin aan deze bundel. Uiteindelijk is het me wel meegevallen, maar overdonderd ben ik zeker niet.
De bleke jongeling vond ik een beetje een irritant gedicht. Hoewel het hoog gestemde en overdreven taalgebruik spottend bedoeld is, het blijft overdreven taalgebruik. Er zijn zoveel beschrijvingen, dat het begint te vervelen en moeilijk te volgen is. Het dient een doel en de omslag komt hierdoor mooi omverwacht, maar ik vind het geen mooi gedicht.
De immortellen lijken allemaal erg op elkaar qua stijl. De gedichten zijn kort en bondig met redelijk simpel taalgebruik. Qua thematiek komt het ook overeen, al verschilt de sfeer tussen de gedichten onderling. Sommige gedichten zijn erg depressief en zwaarmoedig. Ik kon me niet goed inleven in deze gedichten en vond ze daardoor een beetje zeurderig overkomen. De andere waren juist heel komisch van toon en dreven de spot met de manier waarop met liefde werd omgegaan. Deze vond ik over het algemeen nog wel grappig en de plotselinge omslagen waren verrassend.
Tijgerlelies vond ik wel wat hebben. Ze waren wat langer, zodat je ook wat meer in het gedicht kon komen. De vorm en schrijfstijl vond ik niet zo bijzonder, maar wat er verteld werd vond was wel humoristisch. Ik kreeg geen speciale gevoelens bij deze gedichten, maar ze waren niet vervelend om te lezen.
Romancen vond ik de leukste van de verschillende cyclussen. Nog steeds werd ik niet meegesleept door de gedichten, maar ik las ze met plezier. Om De Friesche Poëet heb ik echt moeten lachen, al was het een beetje uitgerekt(en werd het soms een beetje saai). Ook de Drie studentjes vond ik erg sterk. De thematiek van dit gedicht(wat er gebeurd na de studententijd en hoe dat tegen gaat vallen) sprak me meer aan dan al die verloren geliefdes.
De gedichten moesten het dus echt hebben van inhoud, omdat de schrijfstijl van Piet Paaltjens me niet echt aansprak. Het was of te simpel of te uitgebreid beschreven, maar nooit hoe ik het hebben wou.
Ik vond het maken van dit verslag niet moeilijker of makkelijker dan andere boeken. Het was soms moeilijk om aan te wijzen waar precies de humor inzat en dat ook goed uit te leggen. Het opschrijven van wat ik dacht kostte soms wat moeite. Ik heb door het maken van het verslag achter wat meer dubbele bodems in de bundel gekomen, dan ik zag toen ik het voor het eerst las. Dat maakte het wel iets interessanter.
REACTIES
1 seconde geleden