Slechts éénmaal heb ik u gezien. Gij waart
Gezeten in een sneltrein, die de trein
Waar ik mee reed, passeerde in volle vaart.
De kennismaking kon niet korter zijn.
En toch, zij duurde lang genoeg om mij,
Het eindloos levenspad met fletse lach
Te doen vervolgen. Ach! geen enkel blij
Glimlachje liet ik meer, sinds ik u zag.
Waarom hebt gij van dat blonde haar,
Daar de englen aan te kennen zijn? En dan,
Waarom blauwe ogen, wonderdiep en klaar?
En waarom mij dan zo voorbijgesneld,
En niet, als 't weerlicht, 't rijtuig opgerukt,
En om mijn hals uw armen vastgekneld,
En op mijn mond uw lippen vastgedrukt?
Gij vreesdet mooglijk voor een spoorwegramp?
Maar, Rika, wat kon zaalger voor mij zijn,
Dan, onder hels geratel en gestamp,
Met u verplet te worden door één trein?
Piet Paaltjens
1. Titel, dichter, bundel
a. Aan Rika
b. Piet Paaltjens
c. Snikken en grimlachjes, Athenaeum, Amsterdam, 2003
2. Samenvatting
In het gedicht Aan Rika is de ik-persoon aan het woord. De ik-persoon is de man die in de trein zit en naar Rika verlangt. In het gedicht komt, naast de ik-persoon, de blonde vrouw met blauwe ogen genaamd Rika voor.
De ik-persoon zit in de trein. Hij maakt kennis met Rika wanneer de sneltrein waarin Rika zit de trein waarin de ik-persoon zit passeert. Na deze ene, korte gebeurtenis fantaseert de ik-persoon over haar.
De volgende regel uit dit gedicht spreekt mij het meest aan: “De kennismaking kon niet korter zijn.” Deze regel spreekt mij het meest aan, omdat zij de kern van het gedicht omschrijft. De ontmoeting was erg kort, waardoor hij alleen maar kan dromen en fantaseren over haar.
3. Onderzoek
In het gedicht heb ik enkele stijlfiguren ontdekt welke ik hieronder zal omschrijven.
Eigenlijk is het hele gedicht een climax, waarbij elke strofe iets meer opklimt naar het hoogtepunt: de fantasie van de schrijver om samen met Rika verplet te worden door één trein.
In de zesde regel vinden we een paradox: “Het eindloos levenspad” Een levenspad is niet eindeloos, levenspad en eindloos zijn dus tegenstellingen van elkaar. In de twee regels daarna vinden we een pleonasme: “Ach! Geen enkel blij Glimlachje liet ik meer, sinds ik u zag.” Hierin is blij glimlachje het pleonasme. Ook vinden we in dit gedicht twee retorische vragen: “Waarom ook hebt gij van dat blonde haar, Daar de englen aan te kennen zijn?” en “Waarom blauwe oogen, wonderdiep en klaar? Dit zijn mededelingen in de vorm van een vraag, waarop geen antwoord wordt verwacht. In de laatste strofe van het gedicht vinden we een opsomming: “En waarom mij dan zoo voorbijgesneld, En niet, als ’t weerlicht, ’t rijtuig opgerukt, En om mijn hals uw armen vastgekneld, En op mijn mond uw lippen vastgedrukt?”
In het gedicht ben ik enkele beeldspraakvormen tegengekomen welke ik hieronder zal omschrijven.
In de laatste strofe vinden we een vergelijking met als: “En niet, als ’t weerlicht, ’t rijtuig opgerukt…” Het object wordt vergeleken met het weerlicht.
Verder vinden we nog een vergelijking in dit gedicht: “Waarom ook hebt gij van dat blonde haar, Daar de englen aan te kennen zijn?” In deze vergelijking wordt het blonde haar van Rika vergeleken met het haar van engelen.
Als je let op de soorten rijmklanken kom je volrijm tegen. Als je kijkt naar de rijmende plaats vinden we in dit gedicht eindrijm. Het rijmschema van de eindrijm is gekruist, dat noemen we gekruist rijm.
Dit gedicht is een traditioneel gedicht. Dit kun je zien aan de regelmatige opbouw van de strofen, alle versregels zijn ongeveer even lang, er is dus regelmaat. In dit gedicht is, zoals we eerder ontdekt hebben, eindrijm volgens een bepaald rijmschema namelijk A-B-A-B. Ook word er op normale manier gebruik gemaakt van leestekens. Dit gedicht voldoet dus aan alle kenmerken van een traditioneel gedicht.
Als je naar de vorm van het gedicht kijkt, kom je er achter dat het een ballade is. Het is een verhalend gedicht over liefdessmarten. De versvorm is eenvoudig. De schrijver gebruikt veel herhaling om het karakter van het oude volkslied na te bootsen.
De opbouw van het gedicht is eenvoudig. De ik-persoon begint met de beschrijving van de ontmoeting tussen hem en Rika. Dan schrijft hij over de gevoelens bij die ontmoeting en hoe Rika in zijn gedachten is gebleven. In de derde strofe beschrijft hij het uiterlijk van Rika, waarna hij beschrijft wat hij daarbij voelt. In het laatste gedeelte beschrijft hij zijn verlangen naar Rika.
De kernzin van het gedicht is naar mijn mening de volgende: “Maar Rika, wat kon zaalger voor mij zijn, dan, onder helsch geratel en gestamp, met u verplet te worden door één trein?” Dit is de kernzin omdat deze in één zin omschrijft wat de ik-persoon voor Rika voelt. “De kennismaking kon niet korter zijn.” Is ook een belangrijke zin in dit gedicht. Deze twee zinnen samen geven de kern van het gedicht weer.
Het thema dat als een rode draad door het gedicht heen loopt is liefde. Het gaat over de sterke liefdevolle gevoelens die de ik-persoon heeft, na een slechts eenmalige korte ontmoeting.
Er is een verband tussen de titel en het thema. Je kunt dit gedicht zien als een soort liefdesbrief, die de ik-persoon aan Rika schrijft. De titel kun je zien als aanhef van de liefdesbrief.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
H.
H.
Interessant! Bedankt
10 jaar geleden
Antwoorden