Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Ivoren wachters door Simon Vestdijk

Beoordeling 7.5
Foto van een scholier
Boekcover Ivoren wachters
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • Klas onbekend | 4490 woorden
  • 26 januari 2002
  • 41 keer beoordeeld
Cijfer 7.5
41 keer beoordeeld

Boekcover Ivoren wachters
Shadow
Ivoren wachters door Simon Vestdijk
Shadow
ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Bibliografie Druk: 17
Uitgever: De Bezige Bij
Plaats: Amsterdam
Jaar: 1984
Jaar van eerste druk: 1951
Aantal pagina's: 240 Indeling: Het boek is verdeeld in 25 hoofdstukken die door Romeinse cijfers genummerd zijn. De hoofdstukken I - V vormen een proloog; ze beschrijven de dag vóór de eerste schooldag, waarin we kennis maken met het hoofdpersonage, Philip Corvage, en zijn omgeving. De hoofdstukken VI - XII beschrijven de opbouw van de verwikkelingen, waarin Philip en zijn leraar, Schotel de Bie, die eerste schooldag, maandag, verstrikt raken. XIII - XVIII bevatten de confrontatie, eindigend met het fysieke geweld van Philip in het conflict met Selhorst. XIX - XXIII beschrijven de afwikkeling van dit conflict, en worden besloten met de moord op Philip. XXIV en XXV vormen de epiloog, waarin de neergang van Schotel de Bie en de ontknoping beschreven worden. Hierna volgen drie pagina's met vertalingen van het in het boek gebruikte Latijnse citaten. Samenvatting Inhoud: (blz. 5-38) Op een zonnige septembermorgen koopt Philip Corvage, leerling van VI A van de Gymnasiumafdeling van het stedelijk Lyceum, in een groentewinkel okkernoten - door hem 'hersenvoedsel' genoemd - en twee repen. Hij heeft te weinig geld bij zich en als hij zich er met smoesjes niet uit kan redden, zet hij het op een lopen. Op veilige afstand kraakt hij zoals gewoonlijk een noot tussen zijn tanden, met als gevolg dat er een aangevreten kies met de bast mee naar buiten komt. In het speeksel lag een klein, witachtig voorwerp, aan éenkant zwart aangevreten. Hij ontmoet twee schoolvrienden en een klasgenote, Elly Temminck. Ze zijn benieuwd naar het nieuwe sonnet dat hij aan het schrijven is en dat hij morgen, als de nieuwe leraar Nederlands niet komt opdagen, voor hij wil lezen. Als hij vast een proeve van deze 'Rouwklacht om zijn gebit' ten beste geeft, wordt hij door razende kiespijn overvallen. Elly neemt hem mee naar de dichtstbijzijnde tandarts, L.P. Brandt. Deze neemt het in de wachtkamer afgemaakte sonnet minzaam als betaling in ontvangst, na naam en adres van de voogd van Philip te hebben genoteerd. Hij vult de pijnlijke kies zonder verdoving. Die avond eet de zus van oom Selhorst, Philips brommerige voogd, mee. Oom weigert te praten over die luiwammes, die altijd Latijnse citaten in het rond strooit en tot overmaat van ramp zijn gebit opzettelijk vernielt met noten en snoep. Vroeger was hij dol op die jongen, maar nu ziet hij slechts het gezicht van Philips vader in hem terug. Daar deze hem en zijn zus Hermien heeft opgelicht, ziet hij de laatste jaren alleen nog maar slechte karaktertrekken in zijn pupil. Vandaar zijn antipathie, die elke keer als hij naar de blonde, slanke en welgemanierde Philip kijkt, verhevigd wordt. Qua lichaam en geest staat de jongen duidelijk boven de plompe en kleinburgerlijke Selhorst-kant van zijn familie. Tijdens het eten schiet Selhorst weer uit zijn slof en stuurt Philip naar zijn kamertje. De in stilte op Philip verliefde, maar getrouwde dienstbode Nel brengt hem daar zijn avondeten. Daarna bekijkt Philip een foto van het lichtzinnige, ironisch kijkende gezicht van zijn vier jaar daarvoor gestorven vader. Zijn moeder stierf toen hij zeven was, waarna hij bij oom Selhorst in huis kwam. (blz. 39-108) Het is maandagmorgen en de pas afgestuurde, briljante neerlandicus Frits Schotel de Bie wandelt met zijn verloofde, de bibliothecaresse Lida Feltkamp, naar het lyceum, waar vandaag zijn betrekking begint. Hij is een bijzonder met zichzelf ingenomen type en twijfelt er niet aan dat hij zijn eerste dag als leraar zonder problemen zal doorstaan. Lida is zeer geïnteresseerd in alles wat met de school te maken heeft. Frits stuurt haar echter weg voordat ze een glimp van rector Hovenius heeft kunnen opvangen. Zijn welkomstgesprek met de rector vindt Frits achteraf zonde van zijn tijd. In de lerarenkamer wordt hij op de hak genomen. De leraressen Lenstra en Van Leeuwen houden een schier onbegrijpelijk dialoog en de zeer intelligente leraar Fernaud doet expres zo vulgair mogelijk. Hij is een van de schranderste mensenn die 'k ken, maar hij houdt zich graag dom, of van de domme; en hij doet graag vulgair om de anderenn in de waan te brengenn, dat hij dat is. Hij heeft er een heel systeem van gemaakt, van dat soort dingenn.' Ondanks zijn irritatie hierover verloopt Frits' eerste les in klas VI A uitstekend. Schotel de Bie neemt zijn leerlingen serieus en hij maakt een ontspannen indruk. Totdat vlak voor het einde van de les zijn blik valt op de honende grijns van een jongen met een werkelijk totaal verrot gebit. Dit irriteert hem buitengewoon en hij valt uit tegen de jongen, met het bevel zijn 'afgebrande kerkhof' een beetje voor zich te houden. Omdat hij vermoedt dat hij iets te ver is gegaan, bespreekt Frits het geval in de pauze met zijn vriend en collega Karsten en later met de rector. Hij verneemt dat hij het tegen een intelligente, gevoelige en zelfs dichtende jongeman heeft gehad, maar dat hij er verder maar geen aandacht aan moet schenken. De leerlingen, onder aanvoering van Elly, vinden de uitval echter belachelijk en halen Philip over om excuses te vragen aan Schotel de Bie. Philip voelt zich weliswaar niet in het minst beledigd, hoogstens door het cliché van de uitspraak, maar hij vindt al die stampei om zijn gebit wel amusant. Na schooltijd pocht Frits tegen Lida over zijn successen, maar Karsten die erbij is, vertelt ook iets over de botsing met de 'dichter'. Dit brengt Frits weer uit zijn humeur. Lida vat dit op als gebrek aan gevoel voor humor. (blz. 109-161) Die avond is oom Selhorst opvallend mild gestemd. Hij heeft Philips chaotische kamer op orde laten brengen en als zijn kerstrapport voldoende is, zullen ze maar weer eens iets aan zijn gebit doen. Voorwendend dat hij even naar een leraar moet om uitleg over een les te vragen, gaat Philip de deur uit. Hij belt aan waar hij Schotel de Bie die middag heeft zien binnengaan. Het blijkt het huis van Lida te zijn. Ze staat op het punt haar verloofde te gaan helpen met het inrichten van zijn nieuwe kamer. Terwijl ze samen oplopen, krijgt Lida het verhaal over 'de belediging' te horen. Ze vindt het ongehoord en probeert Frits ertoe te bewegen met de jongen te praten. Haar verloofde vindt het zeer vervelend dat zij zich in de zaak heeft gemengd en weigert Philip te ontvangen. Lida kiest prompt partij voor Philip en ze wandelen weer terug. Philip vindt het prachtig dat die twee ruzie hebben gehad en laat blijken dat hij maar komedie heeft gespeeld en niet eens beledigd kán worden door zo'n zouteloos cliché. Ik had me voorgenomen om je verloofde wat over m'n gebit te laten zeggen, nu weet je 't helemaal. Ik heb onder de les met opzet m'n mond opengehouden, Wim Perelaar en nog 'n paar wisten 't van tevoren. Afgebrand kerkhof was hoogstens een beetje onverwacht, omdat ik 'n leraar in 't Nederlands tot minder afgesleten... sorry. Lida voelt zich beetgenomen, maar toch verloopt de rest van het gesprek plezierig. Haar interesse voor het schoolleven blijkt voort te komen uit een voortijdig afgebroken HBS-opleiding. Ze vindt zich te oud om er nu nog aan te beginnen. Philip legt uit waarom bijna niets hem kan kwetsen, zelfs niet de plotselinge ommekeer in de houding van zijn voogd, door wie Philip toen hij klein was werd aanbeden, maar nu als oud vuil wordt behandeld. Beledigingen en pesterijen vallen in het niet bij het feit dat Selhorst zijn - inderdaad niet bonafide - vader in driftaanvallen zwart maakt, en hem verwijt dat hij precies op zijn vader lijkt. Lida betoogt dat hij zich niet meer moet laten welgevallen, ook niet als oom er opnieuw een beroerte van zou krijgen. Want dat is Philips grote angst, hij voelt ondanks alles geen haat tegen de oude man en zou hem niet graag missen. Ze laat hem beloven dat hij het niet meer zal nemen, nadat ze hem een lange kus op de mond heeft gegeven. Daar hij uit schaamte voor zijn 'dentische puinhopen' nooit gezoend heeft is hij behoorlijk ondersteboven. (blz. 162-172) Hoofdstuk XVIII begint met Philips onheilspellende ontmoeting met een gebochelde man. Verward en nog wat overmoedig van de kus komt hij thuis. Nel vertelt dat Selhorst hem ogenblikkelijk wil spreken. Deze blijkt een brief te hebben ontvangen van de tandarts, waarin het verhaal van het sonnet uit de doeken wordt gedaan. Selhorst blaast zich haast op van woede en een redeloze scheldpartij breekt los. De litanie van 'Je vader was een oplichter' bezorgt Philip een aanval van blinde drift en hij doet een poging Selhorst te wurgen. Nel komt de kamer binnen vanwege het lawaai en stelt Philip gerust: hij heeft de oude man die wat vreemd op de grond ligt niet vermoordt. Ze stuurt hem naar de dokter en naar zijn tante en drukt hem op het hart niets over zijn aandeel in het ongeval te zeggen: Selhorst heeft gewoon weer een beroerte gehad. 'Die praatjes houd je voor je, begrepen1 heb je 't gehoord, Philip? Je zegt niemand er iets van. Hij heeft gewoon 'n tak van beroerte gehad, en jij weet van niks. 't Zou 't beste zijn, als je maar 'n poosje wegging; dan ga ik de dokter en je tante halen, en dan kom jij over 'n half uur terug, en dan doen we of je er helemaal niet geweest bent. Als hij de deur uit is, pakt Nel een zware wandelstok en geeft Selhorst een tik. (blz. 173-219) Buiten komt Philip tot rust. Zijn schuldgevoelens nemen af, maar de angst om verder te moeten leven zonder oom Selhorst neemt toe. De schrik slaat hem om het hart als hij zich realiseert dat hij bij zijn tante moet gaan wonen. Liever heeft hij die chaotische woede-uitbarstingen dan al die kleinburgerlijke truttigheid. Hij ziet zichzelf de titelrol spelen van Aeschylus' tragedie over Orestes: Orestes die een lok haar offert aan de nagedachtenis van zijn vader, zoals Philip zijn gebit offert - Orestes' wraak - Orestes door de zwart omsluierde Erinynen gevolgd (= nieuwe gedachten over slechte daden, voortkomend uit wroeging) - Orestes voor Pallas Athene die zijn recht op wraak tegen bloedschuld moet afwegen. Die hele tragische gang van zaken is hem even vertrouwd als zijn eigen leven. Hij gaat naar de enige persoon met wie hij openlijk denkt te kunnen spreken: Lida. Deze ontvangt hem echter koeltjes en vindt dat hij nogal overdrijft. Ze barst in lachen uit als hij pathetisch vraagt of zij met hem wil vluchten. Philip gaat gekrenkt weg en blijft ervan dat haar kus hem tot de daad heeft aangezet. Wel zet hij Lida nog aan het denken over de zelfgenoegzame Schotel de Bie en haar eigen toekomst. Dwalend door de duistere stad overdenkt Philip nog een keer zijn daad. Het enige juiste antwoord op de beschuldiging 'oplichter', gedaan door iemand aan wie hij alles te danken heeft, had een gedicht moeten zijn. Een gedicht dat zowel de praktijken van de vader behandelt, als de reactie van de zoon. Die versregels rijgen zich aaneen terwijl hij verder loopt, door een steeds viezer en somberder stadsgedeelte. Philip klopt aan bij Nel, die inmiddels naar huis is gegaan. Ze omhelzen elkaar. Nel vertelt dat de dokter geen sporen van wurging heeft geconstateerd, alleen een buil van het vallen. Opgelucht vraagt hij om een kop thee. Terwijl Nel die voor hem klaarmaakt, komt plotseling haar man Piet binnen. Hij is dronken en verdenkt Nel al enige tijd van overspel met Philip omdat hij wel eens een 'liefdesgedicht' in haar jaszak heeft gevonden. Bang voor slaag vertelt Nel haastig de toedracht rond Selhorsts beroerte, maar ze verzwijgt haar aandeel met de wandelstok. Wanneer Nel en piet de kamer binnenkomen, doorbreekt Philip het hardnekkige zwijgen van Piet met een deftige oratie. Na een borrel wordt hij nog spraakzamer. Piet loert op een kans deze knappe en vreemde taal uitslaande bezoeker weg te werken. Rond half twaalf vraagt Nel aan Piet om Philip even thuis te brengen 'anders loopt hij nog in de gracht'. Eenmaal op straat vertelt Piet de aangeschoten Philip dat hij snel weg moet omdat Nel de politie achter Philip heeft aangestuurd. Geschokt hoort deze de leugen aan, want nu zal hij toch moeten vluchten! Buiten de stad mindert Piets auto vaart naast het kanaal. Voor Philip er erg in heeft, wordt hij nadat hij het portier geopend heeft, het donkere water in geduwd. 'Stap maar uit.' "maar daar is water,' zei hij ongelovig, steeds nog turend naar waar hij de dichtsbijzijnde golven ried, zijn gezicht half van de chauffeur afgewend, die nu zijn rechterschouder naar achteren bracht, zijn rechterarm kromde en zijn hand tot een vuist balde. (blz. 220-240) Dinsdagochtend wordt Schotel de Bie bij de rector geroepen. Het schijnt dat Philip Corvage zelfmoord heeft gepleegd, maar het is natuurlijk niet zeker dat het voorval tijdens de les van gisteren er de oorzaak van is. Een telefoontje tijdens dit gesprek leert de docenten dat Philips oom zojuist van schrik is overleden. Schotel de Bie is volledig overstuur. Ondanks zijn schuldgevoelens wil hij het nu niet opgeven en na de pauze biedt hij in een keurige speech zijn excuses aan tegenover VI A. Glunderend over zijn moed belt hij Lida op, die hij sinds gisteravond niet meer heeft gesproken heeft. Ze reageert echter nauwelijks op zijn 'heldendaad'. Na school gaat hij meteen bij haar langs. Ze blijkt echter te zijn vertrokken. In een lange brief zet ze uiteen dat ze toch wil studeren. Ook vindt ze dat Frits niet bij haar past en bovendien is ze bang dat Philips schim tussen hen in zal blijven. De epiloog eindigt met de neergang van de snel ouder en krommer wordende Schotel de Bie, die nog wel een saai proefschrift schrijft, maar sociaal gezien een buitenstaander blijft. Zijn collega's vinden hem een beetje zielig. Over Philip Corvage wordt nog steeds gesproken: Fernaud oppert de mogelijkheid dat Philip helemaal geen zelfmoord heeft gepleegd omdat zoiets totaal niet in zijn karakter lag. Karsten meent ook, dat Philip eerder een gedicht zou maken dan in het water springen als hem iets dwarszat, maar men besluit de zaak verder maar te laten rusten.
Thema: Ivoren wachters gaat over de ondergang van een aankomend kunstenaar, de geestige, welbespraakte dichter en gymnasiast Philip Corvage. Zijn tegenpool is zijn voogd, de materiële en aculturele Selhorst. Philip kan echter een bestaan zonder die spanning van zijn tegenpool niet aan. Schotel de Bie gaat eveneens ten onder, al gaat hij niet dood. Ook hij is erudiet en welbespraakt, maar hij is dor en rationeel, terwijl Philip creatief en emotioneel is. Frits doet niets anders met zijn kennis dan pronken, terwijl Philip gedichten en toneelstukken maakt. Het thema is verval: de kunst gaat ten onder aan het intellectualisme en platvloerse werkelijkheid. Philips totaal vervallen gebit neemt een centrale plaats in in de roman (Men kon ook denken aan een leerzame verzameling ruïnes, waarbij de Romaanse stijl vertegenwoordigd zou zijn door een eenvoudige bruine stomp, het vroeg-Gotisch door een afgebrokkelde steenmassa met carieuze spitsbogen, zwartgeblakerd ter gelegenheid van een beroemde belegering, het laat-Gotisch door een doormidden gespleten stifttand, ascetisch oprijzend, puntig en gecontorsioneerd, de barok door een allergrilligst spel van hobbelige kronen, en het rococo door een rijtje tonronde holle kiezen met vullingen in alle mogelijke kleuren: een blauwe zaal, een grijze zaal, een zilveren zaal... Het was een gruwelkabinet van tandresten.). het gebit is zowel de inzet van de strijd tussen neef en oom als aanleiding tot hun beider ondergang, via de brief van tandarts Brandt. Maar het gebit is ook de aanleiding van het conflict tussen leerling en leraar, en zo van de ondergang van de leraar. Het conflict bezorgt Schotel de Bie niet alleen schuldgevoelens, maar leidt ook tot de scheiding van Lida. Het verval van Philips tanden en kiezen is het element waardoor de verschillende personages met hem worden verbonden. Andere elementen waardoor de roman zo'n hecht geheel wordt, zijn de kleur rood, brand en het oplichten. Het rood verwijst naar aardsheid en materialisme, want de meeste personages, behalve Philip, Frits en Lida, hebben boerse, rode gezichten. Ook de school is rood. Het dreigende aspect van de kleur komt naar voren in de rode waas die Philip bij de tandarts krijgt, en vooral in de uitgestorven vogel in rood neon aan het eind van zijn nachtelijke tocht. Brand is ook met die kleur verbonden, zie bijvoorbeeld de naam van de tandarts (Brandt), het beroep van Selhorst, het 'afgebrande kerkhof' en de geblakerde ruïnes in Philips mond. Oplichting is belangrijk in het verhaal, omdat dat Selhorsts houding tegenover Philip verklaart. En Philip is vanaf het eerste hoofdstuk een kleine oplichter, zowel waar geldgebrek de oorzaak is, als voor de lol, zoals bij het om de tuin leiden van Lida: hij zegt dat hij beledigd is door de uitspraak van haar verloofde. Bovendien wàs hij een oplichter; niet alleen zijn vader was er een, hij was het zelf! Sinds de vorige dag immers, toen hij dat meisje in de groentewinkel voor een paar centen had benadeeld. Titelverklaring: De titel verwijst rechtstreeks naar de eerste woorden van het sonnet over zijn gebit waarmee Philip, die ten einde raad is vanwege de kiespijn, de tandarts probeert af te kopen. Maar het laten vullen van de 'ivoren wachters van 't maagdarmkanaal' kost geld, 'praatjes vullen geen gaatjes,' zal de tandarts hebben gedacht. De uiteindelijke rekening bezorgt Selhorst zijn tweede attaque. Het woord 'ivoren' roept ook associaties op met de spreekwoordelijke ivoren toren van de kunstenaar. Philip is kunstenaar, en voelt zich verheven boven de rest van zijn omgeving. Ook door zijn afkomst, want zijn grootvader was ballonvaarder. Na zijn aanval op zijn weldoener die een kunstenaar onwaardig is, zoals hij zelf inziet (al zijn vrolijkheid verdween; het was of hij voor het eerst tot de ontdekking kwam van wat er gebeurd was, en zijn hele ziel, zijn gehele lichaam krompen samen, als bij een koud stortbad.), gaat het dan ook bergafwaarts. Philip eindigt in de platvloerse werkelijkheid van de 'onderwereldfiguur' Piet, die hem vanuit hemelse sferen uiteindelijk in de diepte van het water doet belanden. Analyse: Personages: De hoofdpersoon, Philip Corvage, is 19 jaar oud en wees. Sinds zijn moeder stierf (hij was toen zeven jaar), is hij opgevoed door zijn oom van moederszijde, Selhorst. Zijn vader was een charlatan en lichtte zelfs zijn familie op voor duizenden guldens. Philip is een briljante leerling die echter nooit wat uitvoert op school, maar liever de klassieken leest en gedichten schrijft. Op één keer na is hij steeds met de hakken over de sloot overgegaan. Nu hij in de eindexamenklas zit besluit hij om maar eens te gaan werken. Hij is lang, blond, charmant en aantrekkelijk, al denkt hij dat zijn werkelijk zeer slechte gebit - waarin alle stadia van verval aanwezig zijn - afstotend werkt. Hij vernielt dat gebit al sinds jaren moedwillig: het is zijn inzet in de strijd tegen oom Selhorst. Het feit dat hij het met het kraken van okkernoten doet, wijst op een offergedachte: hij plaatst het hersenvoedsel en daarmee het geestelijke boven het aardse van tanden en kiezen. Hij plaatst zich, letterlijk en figuurlijk, verbaal buiten de rest van de personages. Zijn gedrag is opvallend, want hij acteert, oreert en reciteert voortdurend en verzint ter plekke gedichten en redevoeringen. Hij is daardoor geliefd en bewonderd op school, maar dit vertoon maakt hem eenzaam in zijn kleinburgerlijke omgeving. Werkelijke steun krijgt hij van niemand; en achter al zijn woordenpracht gaat een grote angst schuil, de angst om alleen te zijn. Frits Schotel de Bie, de jonge briljante neerlandicus, is de tweede belangrijke figuur in het boek. Het is een pedant personage, maar zijn uitstraling van eigendunk is maar een façade voor zijn 'ruggegraatloosheid', gesymboliseerd door zijn steeds krommer wordende houding. Hij weet veel, is intellectueel en geeft zelfs boeiend les, maar op het sociale vlak is hij een nul. Hij kan dan ook voor zijn verloofde, de scherpzinnige Lida, geen echte aandacht opbrengen. Hij hangt ook nog erg aan zijn moeder. De derde man in het boek is oom Selhorst, een wat verzuurde, boerse man, die na een beroerte weinig anders meer kan doen dan binnen zitten en stiekem roken. Eens was hij commandant van de brandweer in Haarlem. Toen was hij dol op zijn kleine neefje, maar nu is hij verbitterd en heeft hij een onverholpen afkeer van Philip, want de oplichter Corvage schemert door Philips trekken heen. Kleine ondeugende praktijken van Philip zoals het sluipen in huis of de tandarts met een sonnet betalen, blaast hij op tot misdaden. De redeloze driftbuien zijn niet best voor zijn gestel, maar toch wil hij Philip niet bij zijn zus in huis plaatsen. Naast de drie mannen zijn er ook drie vrouwen. Lida Feltkamp is de verloofde van Schotel de Bie. Ze is zo knap als een Egyptische koningin en heel intelligent, al heeft ze de Hbs wegens ziekte van haar moeder niet af kunnen maken. Daarna vond ze zich te oud om door te leren en is ze bibliothecaresse geworden. Door toeval maakt ze kennis met Philip. Via hun gesprekken komt ze tot een ander standpunt ten opzichte van haar leven. Ze waagt het haar leven alsnog te veranderen, geeft haar baan op, evenals haar relatie, en gaat staatsexamen doen, zodat ze lerares kan worden. Philip kan alleen haar vertrouwen. Ze bekroont dat vertrouwen met een kus op de 'dentische puinhopen'. Dan is er ook de moederlijke dienstbode Nel, die een beetje verliefd op Philip is en in elk geval medelijden met hem heeft vanwege zijn botte oom. Vandaar dat ze het lot ook een handje helpt de door een beroerte en een wurgpoging getroffen Selhorst ook nog een klap met zijn wandelstok te geven. Uiteindelijk helpt ze Philip van de wal in de sloot. Elly Temminck is een klasgenote van Philip. Het is een meisje met een prachtig gebit en de air van een Amerikaanse filmster. Ze fungeert als de vrouwelijke 'beste vriend' van Philip, maar geeft niet echt om hem. De drie vrouwen worden als 'schikgodinnen' afgeschetst: het lijkt erop dat ze Philip tot daden aanzetten. Elly vindt dat hij de belediging niet moet nemen, Lida vindt dat hij zich moet verweren tegen de beledigingen van Selhorst en Nel belet hem iets van zijn wurgpoging te vertellen, zodat hij met zijn geweten in de knoei komt. Door Elly was alles begonnen, Elly had hem opgestookt om Schotel de Bie ter verantwoording te roepen! Elly was machtig, Lida was machtig, Nel was machtig. De Moiren, de Griekse schikgodinnen, drie oude vrouwen, - drie jonge vrouwen... Voor de handeling is verder Piet, de jaloerse echtgenoot van Nel, van belang. Hij is een voormalig crimineel en nu taxichauffeur. Van het onderwijzend personeel staat rector Hovenius van Latijn het meest achter Philip, aangezien deze zijn beste leerling was. Perspectief/tijd: Er is in Ivoren wachters een auctoriale vertelinstantie aan het woord, die het innerlijk van alle personages kent. 'Met jou vluchten,' zei hij, gehoor gevend aan een nieuwe glorieuze inval, 'we hebben 't samen gedaan, we horen bij elkaar, voorgoed. 't Noodlot heeft ons ... eh samengesmeed.' Dit was zijn fout. Niet een fout in zijn gedrag, of zelfs maar in zijn gevoel, dat hij tot een grote gelijkenis met echt gevoel had opgezweept, - maar een fout in zijn woordkeus: zijn eigenste domein. Wat hij die ochtend Schotel de Bie verweten had: retoriek, hij had er zichzelf aan schuldig gemaakt. Binnen de meeste hoofdstukken treden perspectiefwisselingen op in persoonaal vertelde gedeeltes, meestal wanneer een van de personages de ruimte verlaat. Wanneer Schotel de Bie bijvoorbeeld zijn lokaal binnengaat, verneemt de lezer het vernietigend oordeel over hem van zijn collega's. Meestal bevindt de vertelinstantie zich op de achtergrond en worden er alleen subtiele vooruitwijzigingen gegeven tussen de vele dialogen door. Vooral bij Philip en Schotel de Bie is er vision dedans. Het boek begint op een septembermorgen. Het moet logischerwijs een zondag zijn omdat de volgende dag de eerste schooldag is en die valt op een maandag. Vreemd, of slordig, is dan wel dat de groentewinkel en de tandartsenpraktijk op zondag normaal geopend zijn. Die zondag wordt in het 'proloog' beschreven, de maandag in het centrale gedeelte, en dinsdag en later in de 'epiloog'. Het verhaal wordt chronologisch verteld, met enkele flashbacks, bijvoorbeeld over Philips voorvaders. Er is vision avec. Er zijn vrij veel vooruitwijzigingen, vooral naar Philips dood en naar de bochel die Schotel de Bie krijgt. Wat Philips dood betreft, zijn het geen directe voorspellingen van de kant van de vertelinstantie, maar meer signalen uit Philips omgeving, zoals 'M'n moeder zegt, dat 't nooit goed met 'm kan aflopen'; in zijn sonnet schrijft Philip dat zijn gebit zijn hoofd 'tot minder dan een doodskop' maakt; Lida heeft het over het gevaar dat de dode taal Latijn op een goeie dag met hem op de loop gaat en er is een doodlopend tramrail bij het huis van Nel. Wanneer het verhaal zich afspeelt is niet precies uit de tekst af te leiden. De beschrijvingen zijn nogal tijdloos. Van oorlog is geen sprake. De roman is in de verleden tijd geschreven. Ruimte; Er is een eenheid van plaats, want het hele verhaal speelt zich af in een middelgrote stad in Nederland. Van belang is de aanwezigheid van grachten en singels, want Philip vindt zijn einde in het water. Beoordeling: Ik vond het best een leuk boek om te lezen, en ik had best medelijden met Philip. Maar af en toe snapte
ik totaal niet waarom hij weer zo'n ophef moest maken. Ik snap niet dat iedereen hem bewondert als hij
weer van die wazige taal uitslaat, zoals 'dat is het wezen der Pythia dat uit mij straalt. De Sibille
bedoel ik. En een vals gebit: dat verdom 'k, en zal 'k altijd blijven verdommen. Schapebotten, cement, gummi, goud, ijzer, afgekloven bezemstelen cum anexis: allemaal vieze stoffen, en 't past nooit. Oompje, de Heloot, 't onwaarschijnlijk foeterende monstertje, dat zich van mijn tengere jeugd meester gemaakt meent te hebben, heeft er zelf een, en 't hangt altijd op z'n derde knoop.'. als iemand dit tegenwoordig op straat zou lopen preken, zou iedere voorbijganger zich dood lachen. Alleen al om zijn armgebaren, om over zijn gesmijt met Latijnse citaten maar te zwijgen. Ik vind het echt niet intelligent staan als iemand anders anderen probeert af te troeven door zichzelf zo groot en belangrijk mogelijk voor te doen. Ondanks dat deze eigenschap van Philip me irriteerde had ik wel medelijden met hem als zijn oom weer eens tegen hem tekeer ging. Ik vond dat hij dat niet verdiend had, ondanks zijn opschepperijen, want iedereen schept wel eens op en iedereen heeft recht op een of twee liefhebbende ouders en /of voogden die onvoorwaardelijk van je houden. Informatie over het boek en de schrijver: Ivoren wachters werd goed ontvangen, al vonden sommigen het eind wat 'drakerig'. Philips dood was nèt iets te veel.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "Ivoren wachters door Simon Vestdijk"