b) Het woeden der gehele wereld, De Arbeiderspers, Amsterdam, 1993-1e druk, 282 pagina’s. c) Het boek is een combinatie van een streekroman, een detective en een psychologische roman. Ook kunnen we het boek een ‘Bildungsroman’ noemen: de ontwikkeling van kind tot volwassene wordt be-schreven. 2) EERSTE REACTIE a) Keuze
Na de lessen literatuur over Maarten ’t Hart wilde ik ook zelf wel eens een boek van deze schrijver lezen. Ik heb voor Het woeden der gehele wereld gekozen, omdat ik dit ook gelijk kon gebruiken voor de dis-cussie bij de mondelinge voordracht van twee klasgenotes. Met het lezen van dit boek sloeg ik dus twee vliegen in één klap. b) Inhoud
Nadat ik het boek voor de eerste keer had gelezen, dacht ik: wat heb ik eraan gehad om dit boek gelezen te hebben? Toen ik echter de roman een tweede keer las (i.v.m. mondelinge voordracht), vond ik het boek heel goed. Vooral de ontknoping is meesterlijk. Het is wel jammer dat ’t Hart zijn meestertalent misbruikt om het christelijk geloof af te kraken.
Deel 1
In de proloog wordt beschreven hoe zeven vluchtelingen en de bemanningsleden van de vissersboot ‘Ma-juba 2’ van Willem Vroombout naar Engeland proberen te vluchten. Dit mislukt: de boot wordt door de Duitsers getorpedeerd. Roeiend keren ze terug naar Hoek van Holland. Deel 2
Alexander Goudveyl groeit op in een vissersplaatsje aan de Nieuwe Waterweg. Zijn ouders zijn in de oor-log van Rotterdam naar het plaatsje verhuisd. Zijn vader is voddenkoopman. De familie wordt met de nek aangekeken: de Goudveyls zijn van oorsprong ‘Hersteld’ en omdat dit kerkgenootschap in het vis-sersplaatsje ontbrak zijn ze Gereformeerd geworden. Alexander wordt gepest door zijn leeftijdsge-nootjes. Hij is bang dat God hem zoekt te doden (zelfs Mozes zocht hij immers te doden). In het pakhuis van zijn vader staat een oude piano (een zgn. Blüthner) waarop hij zichzelf leert spelen. Vader Goudveyl wordt regelmatig gechanteerd door agent Vroombout, die gedurende een zomer Alex geld kwartjes heeft gegeven als hij zijn geslacht liet zien. Tijdens de ‘Kruishoop-campagne’ begeleidt Alexander de gezongen liederen. Vroombout komt bin-nen lopen. Er komt een tweede man binnenlopen. Alexander hoort een knal en hij denkt dat zijn vader een zak laat knallen, iets wat hij vaker deed als ‘lolletje’. Dan bedenkt hij dat die buiten is en wanneer hij omkijkt ziet hij Vroombout liggen en de man het pistool op hem richten. De moord wordt een obses-sie voor Alexander. De politie kan de moord niet oplossen. Door zijn vriendschap met Herman komt Alexander in contact met Alice Keenids. Hij krijgt pianoles van haar en merkt dat ze iets met de moord te maken heeft. Later ontmoet hij ook Minderhout, de apo-theker. Ook hij moet iets met de moord te maken hebben (op zolder hangt uitrusting van de moorde-naar). Op een van zijn treinreizen naar het lyceum ziet hij Minderhout met een man (Oberstein) met een ruige zwarte baard. Hij raakt verliefd op Janny. Hij hoort dat haar vader ook op de vluchtboot zat, als matroos. Ook Vroombout en Alice zaten op de boot. Minderhout had joodse vluchtelingen aan boord geholpen. Alexander probeert erachter te komen wie dat zijn. Na de middelbare school gaat hij farmacie studeren in Leiden. Hij komt in contact met professor Edersheim en zijn gezin (ze musiceren samen). Ook dit echtpaar zat op de logger en was bevriend met Minderhout. Hij hoort dat ook de dirigent Oberstein meevoer. Alle mensen van wie hij wist dat ze iets met de logger te maken hadden (m.u.v. Oberstein), waren op de dag van de moord aanwezig in het ha-vendorpje. Alexander raakt bevriend met Hester, de dochter van Edersheim. Yvonne, de ‘titreerheks’, probeert hem te verleiden. Uiteindelijk lukt dit. Als pianostemmer komt Alexander bij weduwe Vroombout. Van haar hoort hij dat haar beide zoons na een mislukte vluchtpoging zonder logger zaten. Elk jaar rond kerst schreven ze een brief naar de in-zittenden om een schadeloosstelling. Alexanders ouders komen op bezoek in Leiden. Ze komen hem iets belangrijks vertellen. Ze doen er heel moeilijk over. Beetje bij beetje komt het. Ze woonden eerst in Rotterdam. Geholpen door Arend Vroombout (vandaar dat hij ze kon chanteren) zijn ze in de oorlog verhuist naar ’t Hoofd, met een dub-bele hit. Hier stopte het verhaal, want William kwam en toen gingen ze naar huis. Alex zou het wel be-grijpen, ‘met z’n gouden hersens’. Twee dagen later stierven ze aan koolmonoxidevergiftiging. De zui-nigheid die dit veroorzaakt had, zorgde er echter ook voor dat Alexander rijk was. Via hoezen van LP’s maakt Alexander kennis met Oberstein. Na een foto gezien te hebben, denkt hij hem ergens van te kennen, maar hij kan zich niet herinneren waarvan. Hij ontdekt dat Oberstein op de avond voor de moord een concert in Rotterdam heeft gegeven. Eerst denkt hij dat hij de moordenaar is, maar verwerpt dit later. Wanneer hij gaat musiceren bij de Ederheims, ontmoet hij de twee dochters van Oberstein. Joanna zingt schitterend. Alexander trouwt later met ze: Oberstein wordt zijn schoonvader. Deel 3
In dit laatste deel, dat alleen het hoofdstuk ‘Sirius’ kent, ontmoet Alexander zijn schoonvader. Hij heeft de nog in leven zijnde vluchtelingen van de logger uitgenodigd. Ook Minderhout is er (hij is inmiddels gescheiden). Joanna en haar vader zijn onderweg. Wanneer Alexander wakker wordt uit een slaapje, staat Oberstein voor hem. Aan tafel scheldt hij over de bewerking die Alexander heeft gemaakt van een aria van Mozart. Dan beschuldigt Alexander Oberstein van de moord. Alexander en Oberstein gaan wandelen. Alles wordt uitgesproken. Oberstein vertelt wel getuige te zijn geweest, maar de moord niet gepleegd te hebben. Ze waren bij elkaar om een hartig woordje met Vroombout te spreken over de rekeningen. Toen viel het schot van een onbekende schutter. Oberstein vertelt dat Vroombout ook iets met zijn vrouw en kind te maken heeft. Tijdens het onderduiken zijn ze verdwenen. Het echtpaar bij wie ze ondergedoken waren, ging er met een dubbele hit vandoor. Zo is Oberstein zijn zoon verloren. Die zoon is Alexander. Dit wordt niet expliciet vermeld, maar valt wel uit een aantal gegevens af te leiden. Alexander en Oberstein spreken af dat Alexander een opera zal componeren. Oberstein zal dirigeren. Joanna en Hester zullen zingen. b) Onderzoek van de verhaaltechniek
Taal en stijl
Het verhaal is makkelijk te lezen. De roman is geschreven in een bonte mengeling van alledaags en verheven, bijbels taalgebruik (‘Zo geviel het dat ik Joanna trouwde,’ pag. 254), epische en lyrische passages, inwendige monologen, dialogen, beschrijvingen en beschouwingen. Opvallend is het taalgebruik van de bewoners van ’t Hoofd. Zo noemen ze een jongen een ‘gassie’, een meisje een ‘hittepetitje’, een agent een ‘juut’ en een wufte vrouw een ‘mokkel’ (pag. 21). In het eerste hoofdstuk van deel 2 (‘Mozes’) geeft ’t Hart allerlei voorbeelden van dit taaleigen. Alexander heeft aanvankelijk een grote hekel aan dit taalgebruik, maar later zegt hij dat hij het jammer vindt dat woorden en uitdrukkingen die hij als typisch Hoofds ervaart, ook elders door veel mensen in de mond genomen worden. De ruimte
De proloog speelt zich af in de haringlogger die vanaf Hoek van Holland vertrekt. In deel twee begint het verhaal in een klein visserdorpje aan de Nieuwe Waterweg, vlakbij Vlaardingen (waarschijnlijk Maassluis). Vooral aan het begin geeft Alexander een gedetailleerde beschrijving van ’t Hoofd. Ook Leiden is een belangrijke plaats. Hier gaat Alexander studeren. In Voorschoten ontmoet Alexander de Edersheims. Den Haag is de stad waar hij aan het conservatorium studeert. Deel drie speelt zich af in de achtertuin van Alexanders huis en in de rest van de plaats (Alexander en Oberstein lopen een eindje). Het is niet duidelijk in welke plaats Alexander woont. Het verhaal speelt zich af in ruim dertig jaar (vertelde tijd). Het verhaal begint in de zomer van 1952 en eindigt in september 1986. De proloog speelt op 14 mei 1940. De gebeurtenissen worden overwegend chronologisch en met veel tijdvertraging en –versnelling verteld. Zo wordt de bruiloft van Alexander en Joanna in enkele zinnen beschreven. Tussen zijn trouwen en de ontmoeting met zijn schoonvader (tussen deel twee en drie) wordt een grote sprong in de tijd gemaakt. Opvallend is dat de tijds- en plaatsaanduidingen vrij exact zijn en dat bijna elk hoofdstuk ermee begint (‘Op dinsdag 14 mei 1940 vertrok om halfvijf ’s middags vanuit een havenstadje aan de Nieuwe Waterweg een haringlogger.’) De verhaalfiguren
In de roman komen zeer veel verschillende situaties voor. Ze spelen zich af in het visserstadje, Leiden, Voorschoten en Den Haag (zie ruimte). In het visserstadje zijn belangrijke plaatsen de Maranathakerk (waar Alexander orgel speelt), het pakhuis van Alexanders vader (waarin de Blüther staat en de moord wordt gepleegd) en de zolder van het huis van Minderhout (waar de kleding van de moordenaar hangt). De vertelwijze
In de proloog is er sprake van een auctoriale vertelsituatie. Het hoofdstuk wordt in de hij-vorm verteld. De schrijver is daar de alwetende verteller. In de rest van het verhaal is er een ik-vertelsituatie. Hij vertelt het verhaal en kijkt terug op zijn jeugd en een deel van zijn volwassenheid. De ik-figuur is niet de schrijver zelf, al zijn er wel duidelijk autobiografische elementen aan te wijzen (zie ‘Plaats in de literatuurgeschiedenis’). Dat de verteller de afloop van zijn verhaal kent, blijkt uit opmerkingen als ‘Nog goed herinner ik mij’, ‘Wat zou ik weer graag zo’n tocht maken in zo’n oude trein’, het aankondigen van de moord op Vroombout (al op pag. 35!) en het zichzelf in de rede vallen als hij op de zaken vooruit dreigt te lopen (pag. 150) of andere zelfcorrecties (‘Liever had ik haar (Janny) weggelaten uit mijn verhaal (…). Het zou ongepast zijn haar weg te laten.’). c) Thematiek
Thema
Alexander is op zoek naar identiteit, herkomst en een vastheid in dit leven. Centraal in de roman staat het identiteitsprobleem van de hoofdpersoon. In de huiselijke, gereformeerde omgeving vindt hij geen vastigheid. Daarom gaat hij daarnaar op zoek. Eerst gelooft Alexander in God. Later wordt Bach zijn God. Muziek geeft hem steun. Aan het eind van het boek blijkt de totale zinloosheid van het bestaan (zie verder bij ‘Motieven’). Motieven
Voor het thema zijn veel verschillende motieven aan te dragen. De belangrijkste zal ik hier kort bespreken. Angst is een van de belangrijkste motieven van het thema. Alexander is bang voor de moordenaar van Vroombout, bang voor God, voor zijn omgeving, etc. Het geloof biedt hem geen houvast. Later vindt hij dat in de muziek en de aanvaarding van het noodlot. Geloof is een belangrijk motief in ‘Het woeden der gehele wereld’. Het speelt een belangrijke rol op ’t Hooft. Mensen die niet geloofden en naar de kerk gingen, hoorden er niet bij (Kruishoop-campagne). Alex is gelooft aanvankelijk in God: hij is bang dat God hem zoekt te doden. Later verliest hij dit geloof. In de roman krijgt het christelijk geloof veel kritiek te verduren. Muziek (vooral Bach) geeft hem houvast en is voor hem belangrijker dan God of een filosofie (Toen wist ik dat ik mijn leven lang Bach lief zou hebben boven alles (…). In zeker opzicht heb ik op die zondag ook geloofsbelijdenis gedaan, ook mijn God gevonden. (pag. 182)). Muziek bezweert de existentiële angst en vervangt zo de godsdienst. Ook het noodlot, een willekeurige oppermacht, gaat een belangrijke rol spelen. In het laatste hoofdstuk (Sirius) kent hij die kracht toe aan de ster Sirius, die en supernova kan worden en zo alles in een klap kan wegvagen. Heimelijk hoopt hij erop dat dit proces al begonnen is. Het leven op aarde (de existentie) is volkomen zinloos. (Vergelijk met het existentialisme van W.F. Hermans.) Vervreemding is een motief in de roman. Alexander voelt zich niet thuis in de omgeving waarin hij opgroeit. De vervreemding van zijn ouders is het resultaat van zijn hoge mate van intelligentie en muzikaliteit. Zij zien deze dingen niet als iets belangrijks (‘kossgeld’). Het milieu dat hem verloste van zijn ouderlijke omgeving (Minderhout, Alice), zadelt hem op met een probleem dat zijn leven zal domineren. Naarmate Alexander zich meer in de moordzaak verdiept, wordt hij geconfronteerd met de vraag of zijn ouders wel zijn werkelijke vader en moeder zijn. Hieruit komt je gelijk bij het zogenaamde vatersuchmotief. Alexander zoekt zijn echte oorsprong en vindt daarin Oberstein (aan het eind van het boek heeft hij dit nog niet ontdekt, maar dit zal niet lang meer duren). Als laatste wil ik het zogeheten spiegelmotief noemen. Alexander en Oberstein lijken veel op elkaar, zowel innerlijk als uiterlijk. Met de kleren van de moordenaar aan lijkt Alexander op de dirigent. Wanneer hij met een bontmuts op bij de Edersheims komt, wordt hij voor Oberstein aangezien. Binnen zegt Obersteins dochter dat Alex dezelfde ogen heeft als haar vader. Alexander en Oberstein hebben beiden muzikale aanleg en belangstelling voor sterrenkunde. Ook kunnen beiden met een razende vaart eten. Titel
Maarten ’t Hart heeft de titel ontleend aan een lied van Gabriel Fauré, waarin sprake is van “querelles du monde” (het woeden der wereld). Alexander denkt terug aan de kwekerij als een paradijs “sans nul souci des querelles” (pag. 278). Ook luistert Alexander met zijn pianolerares, Alice Keenids, naar cantate 80 van Bach, waarin die het woeden der gehele wereld oproept en ook weer bezweert. Bovendien haalt Minderhout aan dat de Tweede Wereldoorlog zich zal herhalen (“vroeg of laat begint de hele wereld weer te woeden”). Temidden van deze woedende wereld probeert Alexander houvast en zekerheid te zoeken. Bach helpt hem hierbij, want hij weet het woeden te bezweren. Motto
De roman van Maarten ’t Hart heeft twee motto’s. De eerste is een bijbeltekst: “En het geschiedde op den weg, in de herberg, dat de Heere hem tegenkwam, en zocht hem te dooden.” (Exodus 4, vers 24). Het tweede is een stukje notenbalk van een orgelwerk van Bach, namelijk het tweede deel van de zesde variatie van de partita O Gott, du frommer Gott (BWV 767). De bijbeltekst komt vaak in het boek naar voren. Wanneer Alexander in het zwembad gepest wordt, denkt hij dat God hem zoekt te doden. Nadat Vroombout is doodgeschoten, heeft God opnieuw een poging gedaan om hem te doden. Eens speelt hij op het orgel van de Maranathakerk de partita O Gott, du frommer Gott. Hij is erg onder de indruk van het wonderlijke melodietje van de zesde variatie. Het geeft hem op de een of andere manier rust: het was of de vrome God die daarmee werd opgeroepen, de andere God verjoeg, de God die Mozes en hem zocht te doden. d) Plaats in de literatuurgeschiedenis
Maarten ’t Hart werd op 25 november 1944 geboren in Maassluis. Hij groeit op in een streng gereformeerd milieu (vergelijkbaar met ’t Hoofd; dit stadje – de naam wordt niet genoemd – zou goed Maassluis kunnen zijn). Al op de lagere school geeft ’t Hart blijk van een onverzadigbare leeshonger. Na de HBS gaat Maarten biologie studeren in Leiden. Tijdens zijn studietijd verwerpt hij definitief het geloof van zijn ouders. Na het afronden van zijn studie krijgt hij een benoeming als etholoog aan de Universiteit Leiden. Behalve naar boeken gaan zijn belangstelling uit naar muziek en de natuur. Terwijl hij zijn leeshonger tamelijk ongestoord kon bevredigen, ontwikkelde de passie voor klassieke muziek (vooral voor Bach) zich tegen de verdrukking in. In 1971 debuteert hij onder het pseudoniem Martin Hart met de roman Stenen voor een ransuil. In 1973 volgt Ik had een wapenbroeder. In 1975 krijgt hij voor zijn roman Het vrome volk de Multatuliprijs. In 1978 volgt het boek Een vlucht regenwulpen, dat in 1981 verfilmd wordt. In 1993 verschijnt Het woeden der gehele wereld. Bij het Boekenbal van 1991 verschijnt ’t Hart gekleed als vrouw als Maartje ’t Hart. In een interview met Peter van Brummelen in Het Parool zegt hij: “Kijk, travestie is een gekte die toeslaat als het even niet goed met je gaat, althans zo werkt het bij mij. Een goedaardige, maar wel hardnekkige gekte. Op het ogenblik gaat het goed met me en heb ik geen behoefte om me in dameskleding te hullen.” Het werk van Maarten ’t Hart kenmerkt zich door autografische elementen. Dit is ook duidelijk in Het woeden der gehele wereld te merken. De gebeurtenissen spelen zich vaak af in een streng gereformeerd milieu (’t Hoofd), waaraan de hoofdpersoon moeilijk kan ontsnappen. Ook het thema ‘anders zijn’ (m.n. door homoseksualiteit en travestie) komt veel naar voren in zijn werken (Vroombout, William (verscheen een keer in vrouwenkleren en wil met Alexander naar bed)). Verder speelt muziek een zeer belangrijke rol in al de romans van Maarten ’t Hart. De roman gebouwd rond een waar gebeurd verhaal waarbij Maarten ’t Hart ooit was betrokken. Tijdens een evangelisatiecampagne in 1956 werd in Maassluis een man doodgeschoten. Maarten speelde voor die bijeenkomst op het harmonium. De moord gebeurde een paar honderd meter van hem vandaan en werd nooit opgelost. In een interview met Theodor Holman (HP/De Tijd, 3 september 1993) zegt ’t Hart dat het motto vn het boek, het citaat uit Exodus, ook door zijn schoolmeester werd voorgelezen en ook zijn leven ernstig heeft bepaald: “God zocht Mozes te doden – ik schrok me rot. Ik dacht: pas maar op, God zoekt jou ook om te doden. (…) De verschrikkelijke angst dat het mijn zou kunnen treffen.” De roman Het woeden der gehele wereld verscheen voor het eerst in 1993. Het boek behoort dus tot de moderne literatuur. In deze tijd heerst het postmodernistisch gedachtegoed. De samenleving wordt gekenmerkt door ‘samenloosheid’ en een sterke ik-gerichtheid. Men mist iets, men is op zoek. Relaties worden steeds vrijblijvender. De samenbindende kracht van de kerk neemt sterk af. Veel jonge schrijvers wenden zich af van hun gereformeerde opvoeding en stellen zich soms erg kritisch op (Gerrit Krol, Maarten ’t Hart, Maarten Biesheuvel, Jan Siebelink,). De tijd van ‘de grote verhalen’ (christendom, communisme, socialisme) is definitief voorbij. Alles is relatief, niets staat meer vast. In de moderne literatuur zijn veel verschillende stromingen te onderscheiden. Een daarvan is de ‘toenemende subjectivering en terugkeer van het verhaal’. Hierbij horen schrijvers als Maarten ’t Hart, Maarten Biesheuvel en Jan Siebelink. Als een reactie op de jaren zestig neemt de behoefte aan realistische verhalen over een herkenbaar leven sterk toe. Het literaire gevolg van de ‘ik-generatie’ is dat het subject, de ‘ik’, een belangrijke plaats in het verhaal inneemt. Veel romans krijgen in deze tijd een autobiografisch karakter. Bovenstaande kenmerken van het postmodernisme en de moderne literatuur zijn duidelijk toepasbaar op heel het werk van Maarten ’t Hart en in het bijzonder op Het woeden der gehele wereld. Openlijk wordt kritiek geleverd op het aloude gereformeerde geloof. De gevolgen van de ‘samenloosheid’ in de samenleving zijn duidelijk zichtbaar in de roman. Verder is de karakteristiek ‘toenemende subjectivering en terugkeer van het verhaal’ duidelijk terug te vinden in het boek. De roman van Maarten ’t Hart past dus goed binnen zijn tijd en kan vergelijken worden met de oeuvres van Maarten Biesheuvel en Jan Siebelink.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
W.
W.
In dit boekverslag wordt gerept van een anachronisme, wanneer William zegt dat hij wel eens van geloof wil "switchen". Volgens de schrijfster zou dit woord in die tijd nog niet tot de Nederlandse taal zijn doorgedrongen. Dat is juist, maar ze vergeet dat het hier gaat om een jongen met een Engelse achtergrond (Engelse moeder).
18 jaar geleden
AntwoordenH.
H.
Prachtig boekverslag, veel aan gehad!!!! Hartelijk Bedankt
22 jaar geleden
AntwoordenM.
M.
dit boekverslag was echt helemaal top!ik heb morgen mijn mondeling nederlands over onder andere dit boek, en ik zie het helemaal rooskleurig in !
22 jaar geleden
AntwoordenM.
M.
Jaap-jan, je hebt n tof verslag. En je mening waardeer ik héél erg!
Ik heb morgen literatuurtentamen, voor twee van die enge leraren. Huiver, beef! Ach ja, tzal wel loslopen.
Adios,
Marjolein
22 jaar geleden
AntwoordenS.
S.
Je hebt een perfecte prestatie geleverd.
ik vind jou verslag, een van de beste ik ooit heb gezien.
ik had heel veel aan, ik kon mijn verslag maken zonder het boek te lezen.
thnx 4 all
21 jaar geleden
AntwoordenL.
L.
Toppie!
21 jaar geleden
AntwoordenL.
L.
pfiew.. dankzij jou uitreksel mag ik dit jaar misschien nog over..
Ik moest me leesdossier nog in orde maken.. en dat is nu gelukt!
dankje(F)
19 jaar geleden
AntwoordenF.
F.
Wat een goed uitreksel man.
Ik had niet eens door dat Alexander dat kind was van Oberheim. Bedabkt ik heb er veel aan gehad.
doeidoei,
Freya
19 jaar geleden
AntwoordenS.
S.
hé lekker lekker man. wel een leuke samenvatting, alleen waaruit blijkt precies dat Alexander de zoon van Oberstein is...?
ltr
19 jaar geleden
AntwoordenP.
P.
ik herkende heel veel van de informatie die in deze presentatie stond, keek ik bij de bronvermelding, wordt de computer van de bib van HI ambacht genoemd, daar heb ik ook opgezocht, echt grappig
15 jaar geleden
Antwoorden