Feitelijke gegevens
Titel: De loopjongen
Oorspronkelijke titel: idem
Auteur:: Gerrit Komrij
Verschijningsdatum 1e druk: februari 2012
Gebruikte druk:2e
Aantal bladzijden: 160
Uitgeverij: De Bezige Bij
Verfilmd als: n.v.t.
Verslag geschreven door: Kees van der Pol
Biografie auteur
Gerrit Komrij (1944) debuteerde in 1968 met de bundel Maagdenburgse halve bollen en andere gedichten, waarmee hij onmiddellijk opviel door de vormvastheid en de ongrijpbare humor. Typisch voor een Komrij-gedicht is de elektrisch geladen spanning, een gesloten circuit, om de titel van zijn dichtbundel uit 1982 nog eens aan te halen. Een gedicht is een wereld op zichzelf en moet door zichzelf weer vernietigd worden. \'Een vers moet rond zijn om niet te bestaan\', dichtte hij: \'Een vers is ballast. Zorg dat het vergaat.\' Op 26 januari 2000 werd hij gekozen tot Dichter des Vaderlands, een functie die hij vervulde tot zijn terugtrekking in 2004. Hij maakte bij die gelegenheid bekend dat hij De Poëzieclub en het bijbehorend tijdschrift Awater oprichtte. Zijn volledige poëzie werd in 2004 gebundeld in Alle gedichten tot gisteren, waarin ook een groot aantal nieuwe, ongebundelde gedichten werden opgenomen. Daarna verscheen de bundel Spaans benauwd (2005).
In 1980 publiceerde Komrij de autobiografische roman Verwoest Arcadië, gevolgd door de romans Over de bergen (1990), Dubbelster(1993), De klopgeest (2001) en Hercules (2004). Tot zijn verdere verhalende proza behoren onder meer De Pagode (1992), Een zakenlunch in Sintra (Portugese verhalen, 1996) en Demonen (autobiografische verhalen, 2003). Dit laatste boek werd genomineerd voor de Gouden Uil. Naast poëzie en verhalend proza publiceerde Komrij een groot aantal essays en beschouwingen over zulke zaken als poëzie, politiek en het menselijke temperament. In 2001 zag een uitgebreide, tweedelige keuze uit dat werk het licht in de door René Puthaar samengestelde en van een nawoord voorziene uitgave Inkt. Kapitale stukken. Voor zijn essayistische oeuvre kreeg Komrij in 1993 de P.C. Hooftprijs toegekend.
Sinds de verschijning van de eerste bloemlezing uit de Nederlandse poëzie in 1000-en-enige gedichten (1979) geldt Komrij als bloemlezer uit de Nederlandse en ook Afrikaanse poëzie bij uitstek. Meest recent verschenen Kakafonie. Encyclopedie van de stront (2006) en De Nederlandse kinderpoëzie in 1000 en enige gedichten (2007). Prijzen die Komrij in zijn loopbaan heeft gekregen zijn onder meer De poëzieprijs van Amsterdam (1970), Busken Huet-prijs (1979), Herman Gorter-prijs (1982), P.C. Hooft-prijs (1993), Gouden Uil (1999) en nominaties voor de Gouden Uil in 2002 en 2004. In 2001 werd hij geëerd met een doctoraat honoris causa van de Universiteit van Leiden.
Flaptekst
Hoe kan hij erachter komen wie het meest zijn vriendschap waard is? Deze vraag houdt Arend van jongs af aan bezig en werpt hem steeds terug op zichzelf. Ook in zijn studententijd, wanneer hij in morsige cafés uren van geluk vindt, blijft deze vraag onopgelost. Hij levert zich over aan protestbijeenkomsten en kiest voor de drastische lijn, omdat hij het heerlijk vindt om persoonlijke belangen buiten spel te zetten. Radicaal wordt hij en bevlogen, bezield van grootse ideeën, maar hij vindt zo ook een vriend.
Motto
Er is geen motto
Opdracht
Er is geen opdracht
Eerste zin van het boek
“Arend loopt met grote stappen af op de paal. De kievit noemen zijn klasgenoten hem, omdat hij altijd zo’n haast lijkt te maken. “
Quotes die er toe doen
“Meestal is de ene jongen een kop groter dan de ander en de kleine kijkt dan half scheel omhoog, dolgelukkig dat hij de tas van de langste mag dragen. Een soort loopjongen, meer niet. Arend zal nooit zo’n loopjongen worden. “ (blz. 16)
“Ze hebben eerst Arend gevraagd de vergadering voor te zitten, zijn optreden als plaatsvervanger indachtig, maar hij heeft voor de eer bedankt. Hij is tevreden met zijn plek in de schaduw. Hij wil de revolutie met twee handen dienen en ziet zich het liefst als loopjongen van de goede zaak, niet als functionaris.” (blz. 103)
“Sinds het opduiken van Bob heeft Arends leven opnieuw een andere loop genomen. Waarschijnlijk was er niet eens sprake van telkens een nieuwe loop- stap voor stap kwam hij terecht in de loop die al voor hem was uitgestippeld… de loop waarin hij uiteindelijk wel moest terechtkomen. Geen toeval, maar wetmatigheid.” (blz. 110)
Trivia
In een interview zegt Komrij over zijn boek: ‘Je ziet de geschiedenis van de jaren zestig zich herhalen. Occupy is er nog maar kort, maar het is dezelfde beweging die toen gaande was: het heersende gezag niet accepteren, de generatie boven je willen wegsturen. Daarom is \'De loopjongen\' ook heel actueel: de maatschappelijke onrust van de jaren zestig steekt nu weer de kop op. Het is crisis en de mensen willen de oorzaak van hun boosheid, de machthebbers, straffen. Mijn boek laat dat zien. Hoe raken mensen door actuele ontwikkelingen en heersende onvrede bevangen? Het boek is een onvoltooid verleden tijd.’
Samenvatting
I
Arend Wiebenga zit op het gymnasium. Hij woont recht tegenover de ambachtsschool en iedere dag ziet hij de jongens in hun blauwe overall komen aanfietsen. Het zouden allemaal vrienden kunnen zijn. We zitten in de jaren vijftig (distributieomroep, bepaalde tienerliedjes) Zijn vader is al overleden en Arend wordt opgevoed door zijn moeder die de eerste vrouwelijke dominee in Nederland is. Ze wonen in een klein dorp waarin nog alles zijn gang gaat. Hij wil graag een vriendje hebben en er zijn op zijn school twee mogelijke kandidaten. Maar erg succesvol is hij niet.
Wanneer hij met beiden wil afspreken bij een plek in het bos, komt er niemand opdagen en op een schoolfeest bereikt hij niets als hij om aandacht te trekken flauwvalt. In een schrift schrijft hij de plus - en minpunten van de beide jongens op, zodat hij een afweging kan maken wie de beste vriend voor hem is. Net als zijn moeder gaat hij ook theologie studeren, al gelooft hij niet meer in God. Samen luisteren ze soms naar de radio: de draadomroep. Hij denkt nog wel eens terug aan zijn vader die hem een pak voor zijn blote billen gaf, toen hij in de klas een vriendje verklikt had. Zo’n tijd was het dus in die vijftiger jaren. Hij hoopt dat hij een vriend zal krijgen als hij gaat studeren in de stad: daar zijn immers veel jongens!
Het boekverslag gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
1 seconde geleden