Feitelijke gegevens
- 1e druk, 2011
- 512 pagina's
- Uitgeverij: Atlas
Flaptekst
‘Ik weet niet of je het al hebt gehoord, maar ons land heeft dringend helden nodig. Echte helden.’
Augustus 1914. In Londen melden duizenden jongemannen zich aan om te gaan vechten tegen de Duitsers. Martin Bromley, zeventien en te jong voor het leger, probeert de twee jaar oudere John Patterson te overreden samen in dienst te gaan, maar die wil zijn droom om te gaan studeren niet opgeven. Uiteindelijk slaagt Martin er met een list in naar het front te vertrekken en blijft John achter in een stad waar de druk op dienstweigeraars toeneemt.
Post voor mevrouw Bromley is een aangrijpende roman over ouders en kinderen in tijden van oorlog. Een verhaal over moed en lafheid, hoop en vriendschap, gemis en verlangen.
Eerste zin
Samenvatting
I Het thuisfront (blz. 9-267):
De ik-verteller is de 18-jarige John Patterson, zoon van een postbode en een moeder die bij zijn geboorte is overleden. Daardoor is hij gezoogd door mevrouw Bromley, die ook later een deel van zijn opvoeding voor haar rekening heeft genomen. De postbode was verliefd geworden op een rijk meisje van goede afkomst en dat viel niet in goede aarde bij zijn schoonfamilie. Het meisje was toch met hem meegegaan met het mede nemen van enkele kostbare drukken van meesterwerken uit de Engelse literatuur (o.a. Charles Dickens, Kipling en Keats). Johns vader is als een soort eerbetoon aan zijn vrouw altijd boeken blijven kopen en hij spaart ze op in een kleine kamer. Hij heeft in de jaren van de oorlog een begin gemaakt met het catalogiseren van zijn boeken. Hij is erg trots op zijn boekenverzameling en John kan al op jonge leeftijd van Grote Werken uit de Engelse Literatuur genieten.
Maar zijn vader moet enkele dure boeken verkopen om het collegegeld van de eerstejaars student John te kunnen betalen, omdat die niet in aanmerking komt voor een beurs. Natuurlijk gaat hij Engelse literatuur studeren en hij moet voor zijn studie erg veel boeken lezen. Zijn vriendje Martin Bromley is twee jaar jonger dan hij en die is in die eerste dagen na het uitbreken van de oorlog van mening dat hij aan de oproep van de politicus Kitchener moet gehoorzamen en zich moet aanmelden als vrijwilliger voor het Britse leger om te vechten tegen de gehate Duitsers. Maar hij is daarvoor eigenlijk te jong met zijn 16 jaar. Van Martins moeder hoort John Patterson dat hij al een paar dagen niet boven water is geweest. Dan komt John Patterson te weten dat Martin afgewezen is voor de vrijwilligers. Die kondigt aan dat hij de volgende dag iets zal ondernemen.
John Patterson denkt terug aan de 16e verjaardag van Martin toen hij van zijn vriendjes naar de hoeren moest. John haakte op dat moment een beetje laf af, maar hij gaf hem wel zijn grijze vestje, waarop Martin later heel trots is en het graag draagt.
In de wijk waar ze wonen (Hoxton), woont ook een Duitse juwelier, een erg aardige man die heel goed geïntegreerd is in de Britse samenleving. Samen met enkele anderen zorgt Martin Bromley ervoor dat de prachtige, staande klok van de man kapot op straat belandt. Duitsers zijn voor Martin Bromley gehate mensen en de Duitse buurman verdwijnt vrijwel direct na dit vervelende voorval uit de Londense woonwijk. John Patterson en zijn vader schamen zich daarvoor. Martin wordt voor die wandaad wel opgepakt en hij zit twee weken vast en hij wordt daarna door zijn vader verrot geslagen. John Patterson laat aan zijn vriend Martin zijn afkeuring blijken vanwege zijn aanval op de Duitser Kohlheim. Maar Martin is niet van zijn stuk te brengen: hij wil als straatvechtertje dolgraag naar het front. Hij meldt zich weer aan met enkele vrienden (de broers Jack en Woody Cunningham). Op een keer komt John Patterson hen op straat tegen. Hij ziet ook dat de zus van Martin, Mary, één van de jongens kust. Dat doet hem veel pijn, want hij is erg verliefd op Mary Bromley.
Niet lang daarna wordt John Patterson 19 jaar en Mary komt hem namens d’r moeder feliciteren. Hij krijgt een prachtige vulpen van zijn zoogmoeder. Samen lopen ze daarna naar buiten. Er komt juist een colonne soldaten langs lopen en de hond Shakespeare rent op hen af. Die herkent in één van de uniformen namelijk zijn baasje Martin. John Patterson herkent hem ook, maar Martin zegt dat hij voortaan Matthew heet. Dat is de naam van een broertje dat al heel lang dood is en dat nu ongeveer 18 jaar zou zijn geweest. Het is Martin Bromley dus gelukt om in het leger te komen, wat zijn grote wensdroom is, al moet hij daarvoor een grote leugen gebruiken.
John beseft dat hij Martin Bromley aan het kwijtraken is en misschien zijn zus Mary daarbij. Hij richt zich daarom weer fanatiek op zijn studie Engels. Op de universiteit ontmoet hij de wat oudere student William Dunn die aan zijn laatste jaar Duitse letterkunde bezig is en daarom alleen al geen hekel aan Duitsers heeft. Maar die voorliefde kan hij natuurlijk niet uiten, zeker niet in het bijzin van zijn vader die een café runt. Want dienstweigeraars hebben het in Londen anno 1914 erg zwaar en John Patterson en William Dunn worden regelmatig op straat door meisjes aangesproken die hen lafaards noemen. Eerst weet William Dunn ze aardig van zich af te schudden, ook al noemen ze hem een “pussy”. John Patterson bewondert hem daarom. Zelf loopt hij liever een straatje om als hij dat soort meisjes tegenkomt.
De Duitsers schrikken er inmiddels niet voor terug om met Zeppelins aanvallen boven Londen te houden. Dat zet nog meer kwaad bloed bij de Londenaren. Met Kerst blijft John Patterson bij zijn vader, die nogal somber gestemd is. Hij moet al een tijdje poststukken bezorgen bij mensen die een nare boodschap te horen zullen krijgen. Hij bekritiseert de manier waarop de nabestaanden door de overheid worden ingelicht: namelijk met een standaardformulier. Zijn dure boekenverzameling heeft hij inmiddels beschermd met jute postzakken: zo hoopt hij te voorkomen dat ze vlam vatten, wanneer er weer een bombardement op Londen zal plaatsvinden.
Om mevrouw Bromley te bedanken voor zijn vulpen, gaat John Patterson met oudjaar bij haar langs. Ze spelen een spelletje kaart, maar wanneer mijnheer Bromley thuiskomst, geeft hij erg af op jongens die zich niet aanmelden voor het leger. Hij noemt ze lafaards. Mevrouw Bromley neemt het op voor John Patterson, maar ze krijgt een enorme dreun van haar man. John Patterson is zelfs bang dat hij haar heeft doodgeslagen.
Bij zijn terugkeer op de universiteit blijkt dat er na Nieuwjaar opnieuw veel studenten voor het vrijwilligersleger zijn gerekruteerd. William Dunn laat John Patterson kennismaken met het literaire werk van Goethe en in het bijzonder met diens beste boek “Das leiden des jungen Werther”. Dunn overweegt een pamflet te schrijven dat gericht is tegen de propaganda van de regering in de media. Van Johns vader hoort hij dat er steeds meer mensen een formulier krijgen met de vermelding van de dood van hun meestal erg jonge zoon. Dunn zal die gegevens gebruiken voor zijn pamflet. De media bespelen immers de burgers: ze liegen over de dood van hun naaste. Vaak zijn ze gruwelijk om het leven gebracht (bijvoorbeeld door een vijandelijk bombardement van de loopgraven, of door granaten en bajonetsteken), maar het heet steeds in die brieven “Killed in action” wat een soort heldendood betekent. Enkele weken later is het pamflet klaar: het is genadeloos hard en rancuneus. John Patterson moet het ook ondertekenen van William Dunn en hij durft niet te weigeren. De beide studenten zien de Engelsen zich gedragen als een groep lemmingen die zich zoals bekend in grote groepen van de rotsen storten wanneer de instinctmatige razernij zich van hen meester maakt.
Op de universiteit wordt John Patterson niet lang daarna voor gek gezet door Mary Bromley. Ze geeft hem een witte veer (teken van een slapjanus) en noemt hem in een openbaar een “lafaard”. John Patterson is helemaal van slag: het meisje van zijn dromen nota bene zet hem voor paal. Haar broer Martin komt hem nog een keer opzoeken en vertelt hem dat zijn opleiding erop zit en dat hij niet lang daarna zal worden uitgezonden naar het Westfront.
John Patterson vindt dat erg jammer, maar hij heeft nu ook een andere vriend, William Dunn. Wanneer hij die een paar dagen lang niet heeft gezien, gaat hij hem in zijn eigen woonomgeving opzoeken. Een buurvrouw vertelt hem echter dat de jongen zich door het hoofd heeft geschoten, omdat zijn vader het pamflet van zijn zoon niet had gepikt. Er is dus een gelijkenis met de dood van de “jungen Werther” (Goethe) die zich ook door het hoofd heeft geschoten.
Londen wordt later dat jaar geteisterd door aanvallen van de Duitsers en ook de oude Bromley gaat zich daarom als vrijwilliger melden. Door de omstandigheden (liefdesverdriet, de aanvallen op Londen, zijn depressieve vader, die er niet mee kan leven dat hij steeds pessimistische boodschappen aan kennissen moet bezorgen) heeft John Patterson zijn studie versloft. Om het eerste studiejaar te halen, moet hij nog een tentamen halen, maar zijn achterstand is te groot en hij zakt ervoor. Hij verzwijgt het feit eerst voor zijn vader, maar als zijn vader opnieuw boeken wil verkopen om zijn tweede collegejaar te betalen, moet hij toch opbiechten dat hij niet geslaagd is.
Mary is jarig en ze had al daarvoor een keer verteld dat ze zoveel plezier had beleefd aan het eerste deel van “Jungle Book” van Richard Kipling, dat ze geleend had van John. John Patterson denkt een wit voetje bij haar te halen als hij een antiquarisch exemplaar van Kipling voor haar koopt, maar wanneer hij het boek aan haar geeft, toont ze nauwelijks meer interesse. Ze heeft geen bewondering meer voor hem. Ze heeft al bericht gekregen dat de jongen die ze ooit op straat kuste, Woody Cunningham, gesneuveld is. Intussen heeft de regering besloten dat alle Britten tussen 15 en 65 een formulier ter registratie moeten invullen. John Patterson en zijn vader doen het niet van harte. Mevrouw Bromley krijgt post van Martin (blz. 247- vgl. titel) een kaart uit het Belgische plaatsje Poperinge.
Bij een nieuw bombardement op Londen vlucht John Patterson de straat op en wanneer hij terugkeert, is het huis van zijn vader in brand gevlogen. Zijn vader is door de sterke rookontwikkeling om het leven gekomen; de jute zakken waarmee hij zijn boeken had beschermd, zijn hem fataal geworden. John Patterson komt er later achter dat zijn vader zich had kunnen redden, maar dat niet had gedaan, omdat hij het leven niet meer zag zitten. Hij ontdekt ook dat zijn vader een postzak met brieven en formulieren heeft achtergehouden. Eén daarvan is voor mevrouw Bromley (verwijzing naar de titel, blz. 267): er staat in vermeld dat haar zoon Matthew om het leven is gekomen. Maar die is immers al jaren dood. Zij weet niet dat Martin onder zijn broers naam in het leger is gegaan. John Patterson probeert haar op te beuren door te zeggen dat het briefje een fout van de regering moet zijn. Maar hij weet eigenlijk wel beter: Martin zal dus al omgekomen zijn.
II Het westfront ( blz. 271-502)
Na de dood van zijn vader verkoopt John Patterson alle boeken die zijn vader zo zuinig heeft opgespaard. Maar hij krijgt er heel weinig geld voor terug. Daarna wordt hij opgeroepen om in dienst te komen. Maar hij is eigenlijk te intelligent voor het dommere werk en hij mag assistent (kamerbediende) worden bij een luitenant, Ashwell. Mevrouw Bromley weet nog steeds niet van de dood van haar zoon Martin af. Het is januari 1917, wanneer de boot waarop John Patterson zit naar het vasteland van Europa vertrekt.
John heeft in zijn functie enkele privileges: net als zijn vader verzorgt hij het rondbrengen van de post voor de manschappen, zowel de ontvangst als het verzenden ervan. Zijn luitenant is vriendelijk voor hem, maar hij onderscheidt zich niet door grote heldhaftigheid. Over enkele dagen zullen zijn troepen naar de loopgraven vertrekken en John Patterson krijgt van Ashwell de opdracht alle zakboekjes van de soldaten op te halen, waarin de jonge soldaten hun laatste wil mogen opschrijven. John Patterson laat zijn spullen na aan mevrouw Bromley en zijn mooie horloge aan Martin. Hij ontkent daarmee eigenlijk de dood van zijn vroegere vriend.
De oorlog is een totale waanzin-oorlog met de beruchte loopgraven aan beide kanten. Door de slechte weersomstandigheden staan aan beide kanten de soldaten voor een schier onmogelijke opgave: ze worden ziek doordat ze met hun poten in het water staan en sterven vaak een gruwelijke dood. De luitenant heeft het allemaal al een keer eerder meegemaakt en dat heeft hen zeker niet sterker gemaakt. Zijn compagnie is er in haar geheel aan gegaan. Hij is een bijna afgestudeerd botanicus en hij trekt er een keer op uit om een bepaald bloempje te zoeken. Hij heeft in oorlogstijd een verzameling planten (o.a. de bekende klaproos- vgl. de afbeelding van de cover) bijeen gezocht. Ook nu gaan ze keer op zoek naar bijzondere planten ze komen heel dicht bij de gevreesde frontlinie. Waar ze eerst heel blij waren dat ze een zeldzaam bloempje aantroffen, worden ze meteen daarna geconfronteerd met grote aantallen in ontbinding verkerende lijken. Deze keer zijn het Franse soldaten. Bij John gaan opnieuw de ogen open voor de waanzin van deze strijd.
John Patterson heeft enkele brieven die zijn vader achter gehouden had, inmiddels verstuurd uit Frankrijk. Hij heeft in zekere zin ook een aardig contact met een andere assistent van een luitenant, die hem vraagt enkele mooie zinnen uit de gedichten van Keats te citeren die hij kan gebruiken voor zijn prachtige vriendin Gladys, die van zijn hete liefdescitaten van Keats opgewonden wordt. Eerst helpt John Patterson hem daar bij. Hij dicteert de brieven voor zijn collega, maar later heeft hij er geen zin in, niet in de laatste plaats, omdat hij jaloers is. Van zijn eigen geliefde (Mary Bromley) hoort hij namelijk niets.
De oorlogshandelingen komen steeds dichterbij. De verschrikkingen van de waanzinnige loopgravenoorlog worden ook John Patterson steeds duidelijker: hij ziet de laatste weken veel lijken: Britten, Fransen en ook Duitsers. Bij een oorlogshandeling maakt zijn leidinggevende Ashwell een enorme fout, waardoor een bange soldaat, Jimmy Parker, het slachtoffer wordt van een Duitse boobytrap. John Patterson mag later het overlijdensbericht schrijven: ook hij liegt weer: Jimmy is een heldendood gestorven. Ashwell wordt er door dit voorval niet moediger op en bij een volgende oorlogsactie zou hij zeker gedood zijn, wanneer John Patterson zich niet op hem zou hebben geworpen. Hij doet dat met gevaar voor eigen leven. Uit verhalen van anderen blijkt dat Ashwell eerder in die oorlog tijdens een gevecht zijn hele compagnie verloren heeft en dat hij daardoor een mentale tik heeft gekregen. Hij zegt tegen John Patterson dat hij echter zelf gekozen heeft om naar het front terug te keren. Van de heren medici had hij naar huis gemogen Hij is dus geen lafaard in de ogen van John Patterson, maar wel een man die labiel is geworden. Door zijn superieuren wordt hij echter wel aangeklaagd om zijn weinig heldhaftige houding en hij zal daardoor waarschijnlijk uit zijn rang worden ontheven en overgeplaatst.
John Patterson wordt vanwege zijn heldenmoed bevorderd tot korporaal, maar hij kan er niet werkelijk van genieten. Hij ziet namelijk als een berg op tegen de informatie die hij aan Mevrouw Bromley moet verstrekken, maar voorlopig deelt hij haar mede dat iemand uit hun wijk Martin Bromley heeft gezien, namelijk Jack Cunningham. Hij liegt dus weer en geeft op die manier mevrouw Bromley valse hoop. Die antwoordt met een brief waarin ze blij is dat Martin in leven is en dat Mary zich inmiddels heeft verloofd met een gewone jongen uit de buurt. Dat is weer een klap in het gezicht van John Patterson. Maar tijd om lang te treuren heeft hij niet. De leiding van zijn compagnie wordt namelijk bij een oorlogshandeling gehalveerd (ook de andere assistent komt om en John moet een dood-melding maken aan diens mooie vriendin Gladys). Nu mag Ashwell die eerst gedegradeerd zou zijn door zijn leidinggevenden toch weer de leiding van de overgebleven compagnie op zich nemen. Hij wil graag dat John Patterson hem blijft assisteren, maar die had het liefst een keer naar Poperinge gegaan, omdat hij weet dat daar Jack Cunningham is gesignaleerd die misschien iets meer weet over de dood van zijn vroegere vriend Martin. De luitenant Ashwell zorgt er echter wel voor dat John Patterson enkele dagen vrij krijgt om naar Poperinge te gaan, waar het even een oase in de hel lijkt te zijn. Zo is er in een militaire club (Talbot House) een vriendelijke aalmoezenier die bovendien een fraaie boekenverzameling heeft. Na een bezoek aan de soos ontmoet hij inderdaad Jack Cunningham. Die neemt hem op een motor mee buiten het stadje en vertelt hem de geschiedenis van Martin Bromley.
Martin was de beste soldaat tijdens de opleiding vanwege zijn fanatisme en zijn haat tegen de Duitsers, maar door de gebeurtenissen in de frontlinie was hij eigenlijk een bange haas geworden. Als gevolg daarvan ging hij veel drinken en met medesoldaten ruzie zoeken. Dat had hem al een paar flinke waarschuwingen bezorgd. Op een avond had hij er tussenuit willen knijpen door zogezegd een bezoek te brengen aan een hoertje. Maar hij was door de militaire politie opgepakt wegens desertie en daarop stond in oorlogstijd de doodstraf. Hij was door het vuurpeloton van Jack gefusilleerd. Jack beweert dat hij opzettelijk naast Martin Bromley had gemikt. De heldhaftige Martin Bromley was dus een trieste verradersdood gestorven: hij had de kogel voor desertie gekregen. Van Jack krijgt John Patterson het grijze vestje terug dat hij zelf ooit aan Martin Bromley had gegeven. Hij had het altijd onder zijn soldatenkledij gedragen. John heeft nu weer een flinke klap te verwerken. Hij moet ook terug naar zijn troepen in Arras en naar zijn luitenant Ashwell. Op Paasmaandag 1917 zal er een grote aanval via de loopgraven worden ondernomen en deze keer zal de compagnie van Ashwell het ook in de eerste aanvalsgolf moeten doen. Na een bombardement op de vijandelijke linies zullen ze naar de Duitse loopgraven moeten aanvallen. Er zijn door het bombardement al duizenden lijken van Duitsers te zien.
Uit één van de loopgraven komt een Duitse jongen tevoorschijn met een granaat in zijn hand. De jongen wordt door een Britse soldaat weliswaar met een bajonet doorboord, maar vlak voor zijn dood gaat de granaat toch nog af. Luitenant Ashwell wordt dodelijk getroffen en John Patterson raakt gewond.
III Londen, mei 1917
John komt in Londen in een rolstoel aan op een station. Het zijn allemaal oorlogsgewonden en ze worden als helden verwelkomd. Luitenant Ashwell wordt postuum gehuldigd. John heeft waarschijnlijk geen benen meer.
Mevrouw Bromley heeft hem in een brief geschreven dat ze voor hem zal zorgen: hij heeft immers zelf geen ouders meer. Ze hoopt overigens nog steeds dat Martin zal terugkeren naar huis. John is van plan het nieuws over de dood van haar zoon Martin nu wel aan haar te vertellen. Hij wilde het nooit per brief aan haar laten weten (vgl. de titel). Alleen zal hij ook nu de waarheid veranderen: Martin Bromley is als een held gestorven, zal hij haar vertellen.
Dit verslag gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
A.
A.
Er staat een kleine fout in de samenvatting. Na de dood van John's vader heeft hij niet alle boeken verkocht; hij heeft het boek van Keats gehouden omdat zijn moeder die nog mee had genomen en er in had geschreven.
7 jaar geleden
AntwoordenF.
F.
In de samenvatting staat dat John wordt opgeroepen voor het leger. Op bladzijde 286 staat echter dat John zich na de dood van zijn vader in een roes had aangemeld. Zou u hiernaar kunnen kijken en dit aanpassen?
6 jaar geleden
Antwoorden