wereldreligie
- Veel aanhangers (vooral India)
- Grote invloed op Aziatische cultuur
- Verspreid in oude koloniën (Afrika, Suriname) à niet heel erg verspreidt
Creed
Dharma, karma en samsara zijn basisbegrippen die gaan over het reïncarneren en hoe je naar een beter of slechter volgende leven gaat.
Dharma: Het is een plicht of taak. Iedereen moet zich aan zijn taak houden. Gemeenschappelijke taken zijn: niet doden; de waarheid spreken; andere respecteren en zo meer. Ieder heeft ook een eigentaak. Dharma van leraar is les geven. Dharma verandert gedurende je leven. Je kaste heeft ook een Dharma.
Karma: Letterlijk: Daad. Daden die zijn verricht in het vorige leven, die invloed hebben op je huidige leven. Met welke Dharma men in dit leven wordt belast, hangt af van de daden die de mens verricht heeft in het voorgaande leven.
Karmawet: Daden worden afgewogen tegenover elkaar, je hebt een goed karma-overschot of een slecht karma-overschot. Dit bepaalt de verdere voortgang in de kringloop van het leven. Goed karma-overschot zorgt voor langere termijn in de hemel en een nieuw beter leven op aarde.
Samsara: Letterlijk; met de stroom meegaan. Reïncarnatie. De mens zit vast in een eeuwig durende kringloop van dood en wedergeboorte. Er is een ontsnapping mogelijk aan de cirkelgang, het Hindoeïsme is een opgezette poging om de mens te bevrijden .
Hoe de mens uit de samsara kan ontsnappen wordt uitgelegd met de basisbegrippen Atman, Brahman en Moksha
Atman: Een supermacht die blijft bestaan door het proces van wedergeboorte heen. Het heeft niets te maken met karaktertrekken, lichamelijke kenmerken en persoonlijke eigenschappen. Het is de werkelijke ‘ik’. Een atman heeft altijd een omhulsel nodig (een lichaam).
Brahman: De zuivere levensbron, het absoluut goddelijke principe van waaruit alles is ontstaan en wat alles doordringt. Iedere mens heeft in zich altijd nog een stukje ware zuiverheid.
Moksha: De bevrijding uit de samsara en de karma-wet. Hoe dit er uit moet zien is niet duidelijk, er is alleen duidelijk wat er niet meer is. Sommige zeggen dat moksha de staat is waar de Atman geen omhulsel meer heeft.
Meer dan 300 miljoen Goden, alsnog is het Hindoeïsme monotheïstisch.
Brahman wordt uitgelegd in drie aspecten:
- O ntstaan G enerator Brahma
- B estaan O perator Vishnoe
- A fstaan D estroyer Shiva
Trimoerti: Het driemanschap van Brahma, Vishnoe en Shiva. Ontstaan, bestaan en afstaan zijn 3 aspecten van 1 leven, ze horen bij elkaar, want zonder 1 zou het ander niet kunnen bestaan.
Brahma: Eerste aspect van trimoerti. Wordt gezien als God van de schepping. Is schrijver van de heilige boeken, de Veden. Wordt afgebeeld met 4 hoofden, 4 armen die attributen vasthouden, zoals offerlepels.
Hamsa: Het rijdier van Brahma. Het is een gans.
Sarasvati: De echtgenote van Brahma. Godin van wetenschap en kunst.
Vishnoe: Tweede aspect van trimoerti. De instandhouder en de verlosser van de wereld, wanneer de mensheid in een crisis verkeert verschijnt hij in mens/dier gedaante om de wereld te herstellen. 10 vormen kent men van hem (Avatara). Wordt afgebeeld met juwelen op zijn borst, in zijn 4 armen een discus/schelp/knots/lotusbloem.
Avatara: Vormen waarin een God in is afgedaald. Voorbeelden van avatara’s; koning Rama, die Ravana en diens leger bestreed; de fluit spelende herdersjongen Krishna, die optrok tegen een boze koning (blz 57)
Garoeda: Het rijdier van Vishnoe. Het is een zonnevogel.
Lakshimi: Vaak aan de zijde van Vishnoe. Godin van liefde, geluk en welvaart.
Shiva: Derde aspect van trimoerti. Symboliseert zowel vernietigende als scheppende kracht. Als vernietiger wordt hij afgebeeld op slagvelden met een ketting van schedels om en is omringd door angstaanjagende wezens. Als de schepper wordt hij afgebeeld, diep in meditatie, op de berg Kailasa, zittend op tijgervel, een derde oog.
Nandi: Het rijdier van Shiva. Het is een stier.
Parvati: Vrouw van Shiva. Letterlijk; Dochter van de Bergen. Ook zij heeft scheppende en vernietigende krachten, ze schenkt naast leven en liefde ook de dood. Ze heeft vele namen: Doerga(de moeilijk toegankelijke) en Kali (de grimmige).
Ganesh: Zoon van Shiva en Parvati. De meest geliefde huisgod, hij wordt voor problemen aangeroepen als een vriend. Hij wordt afgebeeld met de kop van een olifant, een dikke buik en in zijn 4 armen een knuppel/vangstrik/rijstkoek/gebroken slagtand. Hij drukt wijsheid uit.
Yeli: Dienaar van Ganesh. Het is een rat.
Voorzichtig omgaan met een koe is een symbool voor solidariteit die men moet opbrengen voor dieren. Mens en dier zitten in de zelfde kringloop van wedergeboorte. De koe laat ook goed zien wat zijn taak, plicht is in het leven.
Central myth
Veden: Oudste boeken van het Hindoeïsme. De 4 bundels heten: Rig-Veda (rituele gezang teksten), Sama-Veda (melodieën), Yajur-Veda (offerspreuken en formules) en Atharva-Veda (magische liederen, bezweringen, teksten voor huisrituelen en filosofische teksten). Ontstaan tussen 1500 en 1000 v. Chr.
Oepanishads: Gesprekken tussen leerling en leermeester over levensvragen. Veel boeken waar de hindoefilosofie staat. Ontstaan tussen 600 en 300 v.Chr.
Epen: Beschrijvingen over de wereld van de Goden. Bekendste heldendichten zijn Ramayana en Mahabharata, vol met levenswijsheid. Ontstaan enkele eeuwen v.Chr.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
1 seconde geleden