De wiskunstenaars of het gevluchte juffertje door Pieter Langendijk

Beoordeling 5.6
Foto van een scholier
Boekcover De wiskunstenaars of het gevluchte juffertje
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 5e klas vwo | 980 woorden
  • 20 november 2003
  • 45 keer beoordeeld
Cijfer 5.6
45 keer beoordeeld

Boek
Auteur
Pieter Langendijk
Genre
Toneelstuk
Blijspel
Taal
Nederlands
Vak
Methode
Eerste uitgave
1715
Geschikt voor
vwo
Punten
2 uit 5
Oorspronkelijke taal
Nederlands
Literaire thema's
Liefdesrelatie: happy end

Boekcover De wiskunstenaars of het gevluchte juffertje
Shadow
De wiskunstenaars of het gevluchte juffertje door Pieter Langendijk
Shadow
Samenvatting

Het verhaal gaat over Eelhart. Hij is een Amsterdamse heer die verliefd is op Izabel. Izabel wordt door haar voogd, Anzelmus tegen gehouden omdat hij wil dat ze met dokter Raasbollius gaat trouwen. Ze wordt opgesloten en vlucht samen met haar dienstmeid Katrijn naar een herberg in Loenen. Daar komen ook Eelhart en zijn knecht Filipijn aan, maar ook dokter Raasbollius en dokter Urinaal en Anzelmus. Eelhart en Filipijn verbergen Izabel en Katrijn en willen 's nachts met ze naar Amsterdam vluchten. Ondertussen maken Raasbollius en Urinaal ruzie over het feit of de zon om de aarde draait of de aarde om de zon. Anzelmus probeert de ruzie te sussen, maar dat lukt niet. Ze gaan naar buiten om de eclips van de maan te zien. Ondertussen gaan Eelhart en Filipijn naar Izabel en Katrijn. Dan wordt de ham door de voermannen Fop en Tijs gestolen, zij hadden eerst al zwijggeld ontvangen om de namen van Eelhart en Filipijn niet te noemen. Zo hoopten deze niet herkend te worden. Fop en Tijs verstoppen de ham en willen hem 's nacht ophalen. Als Raasbollius, Anzelmus en Urinaal al naar bed zijn gegaan willen Eelhart en Filipijn met Izabel en Katrijn vluchten. Dat lukt niet omdat Raasbollius weer wakker wordt. Ze besluiten in het donker te vluchten, maar horen dat Fop en Tijs eraan komen. Filipijn en Eelhart denken dat er moordenaars zijn, en schreeuwen iedereen wakker. Het blijken Fop en Tijs te zijn. Eelhart onthuld zich als de minnaar van Izabel en krijgt, nadat Anzelmus heeft gezegd haar niet te hoeven, toestemming met haar te trouwen.

Persoonlijk

Ik vond het een goede keuze, die eigenlijk geen keuze was. Het was namelijk het laatst overgevleven boek in de bibliotheek. Misschien had ik eerder een boek moeten plukken, misschien ook niet, maar wat zeker is dat dit boek totaal mijn afschrikwekkende beeld over kluchten en al die onzin beantwoordde. De dialogen zijn boeiend en er is zelfs nog enige vorm van spanning te bespeuren.
Met de regelmaat van de klok vond ik het taalgebruik toch op zijn minst confronterend. Uitrdrukkingen zoals ‘botmuil’, ‘wijsneus’, ‘ezelskop’ en ‘ketter’ worden vrolijk gebruikt, door mensen waarvan je toch eigenlijk wel betere manieren verwacht!
Als je er een beetje inzit is dat taalgebruik overigens wel amuzant, Filipijn is mijn favoriet met zijn ‘de duvel moge je haalen’ wanneer de wiskunstenaars de schalen met eten gebruiken voor planeten.

Biografie

Pieter Langendijk (1683-1756)
Hij werd in 1683 als zoon van een metselaar in Haalem geboren. Zijn vader stierf toen hij 6 jaar en een zorgelijke jeugd begon. Met zijn verkwistende, humeurige en later ook nog alcoholistische moeder woonde hij achtereenvolgens in Amsterdam, Den Haag, opnieuw in Amsterdam en tenslotte vanaf 1722 weer in zijn geboorteplaats Haarlem.
Tijdens zijn verblijf in Den Haag werd hij wever, maar al snel concentreerde hij zich op het tekenen van damastpatronen. Zijn ontwerpen vielen in de smaak bij Amsterdamse damastweverijen, waardoor hij welstand verwierf. In 1727 overleed ook zijn moeder, maar zijn huiselijke omstandigheden worden nauwelijks gelukkiger want een jaar later trouwde hij met de ziekelijke en al even verkwistende Joanette Sennepart. Toen in 1939 door het overlijden van zijn vrouw een einde aan dit ongelukkige huwelijk kwam, was zijn financiële positie al een stuk minder rooskleurig.
In de jaren hierna verviel hij tot werkelijke armoede. Gedwongen door geldzorgen schreef hij vele gelegenheidsgedichten voor de gegoede burgerij van Haarlem, iets wat hij waarschijnlijk niet graag deed. In 1747 moest hij een groot deel van zijn verzameling boeken en prenten verkopen. Op grond van zijn literaire verdiensten (hij was bijna 35 jaar factor van de Haarlemse rederijkerskamer Trou moet blycken) werd de totaal verarmde Langendijk in 1749 kosteloze verzorging in het Proveniershuis aangeboden. Als tegenprestatie werd van hem verlangd dat hij als stadshistorieschrijver de geschiedenis van de stad Haarlem zou beschrijven.
De man, die met zijn blijspelen en kluchten zovelen liet lachen, stierf in 1756 na een kommervol bestaan.

Bibliografie

Langendijk is voor de letterkunde alleen van belang als schrijver van zijn blijspelen en kluchten. Zijn vele gedichten en pogingen tot het schrijven van treurspelen hebben wel bijgedragen aan zijn populariteit bij zijn tijdgenoten, maar ze zijn te middelmatig en te zeer onderhevig aan de literaire mode van zijn tijd om er blijvende literaire waarde aan toe te kennen.
Zoals de meeste schrijvers uit de tijd van het Classicisme bewonderde Langendijk zijn voorgangers uit de vorige eeuw. Zijn bewondering gold in de eerste plaats de beroemde Franse blijspelschrijver Molière, maar ook Hooft en Bredero werden door hem hoog aangeslagen. De grootste kracht van Langendijk schuilt in zijn grote toneeltechnische vaardigheid. Hij bezat het, in onze oudere literatuur vrij zeldzame, vermogen een verhaal tot een boeiend kijkspel te maken. De opzet en uitwerking van de intrige, het goed gedoseerd toepassen van actie en toneelwisselingen en zijn levendige dialogen maken hem tot één van de belangrijkste toneelschrijvers uit onze literatuurgeschiedenis. Dit ondanks het feit dat de psychologische tekening van zijn personages vrijwel steeds oppervlakkig blijft. Zijn toneelfiguren zijn eer types dan karakters.
Langendijks eerste blijspel Don Quichto op de bruiloft van Kamacho werd voor het eerst opgevoerd in 1711 en verscheen als boek in 1712. Er wordt wel verondersteld dat hij het al rond 1700 geschreven zou hebben. Na het succes hiervan schreef hij vrij kort achter elkaar de klucht De Zwetser (1712), zijn bekendste blijspel Het Wederzijds Huwelijksbdrog (1714), het kluchtige blijspel Krelis Louwen of Alexander de Groote op het Poëetenmaal (1715) en de klucht De Wiskunstenaars of ‘t Gevluchte Juffertje (1715). Het werk dat hij hierna schreef mist de sprankelende, onbekommerde humor van de genoemde toneelstukken. Hoewel Langendijk ook met zijn eerste spelen moraliserende bedoelingen had (bijvoorbeeld het hekelen van grootheidswaan), zijn ze levendiger en daardoor als kijkspel geslaagder dan zijn latere werk. Zijn problematische huiselijke omstandigheden zullen hier wellicht een rol hebben gespeeld.
Ik noem van dit latere werk nog de één-acter Arlequyn Actionist (1720) en het niet geheel door hem zelf voltooide De Spiegel der Vaderlandsche Kooplieden.

Het boekverslag gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen

Langendijk is voor de letterkunde alleen van belang als schrijver van zijn blijspelen en kluchten. Zijn vele gedichten en pogingen tot het schrijven van treurspelen hebben wel bijgedragen aan zijn populariteit bij zijn tijdgenoten, maar ze zijn te middelmatig en te zeer onderhevig aan de literaire mode van zijn tijd om er blijvende literaire waarde aan toe te kennen.
Zoals de meeste schrijvers uit de tijd van het Classicisme bewonderde Langendijk zijn voorgangers uit de vorige eeuw. Zijn bewondering gold in de eerste plaats de beroemde Franse blijspelschrijver Molière, maar ook Hooft en Bredero werden door hem hoog aangeslagen. De grootste kracht van Langendijk schuilt in zijn grote toneeltechnische vaardigheid. Hij bezat het, in onze oudere literatuur vrij zeldzame, vermogen een verhaal tot een boeiend kijkspel te maken. De opzet en uitwerking van de intrige, het goed gedoseerd toepassen van actie en toneelwisselingen en zijn levendige dialogen maken hem tot één van de belangrijkste toneelschrijvers uit onze literatuurgeschiedenis. Dit ondanks het feit dat de psychologische tekening van zijn personages vrijwel steeds oppervlakkig blijft. Zijn toneelfiguren zijn eer types dan karakters.
Langendijks eerste blijspel Don Quichto op de bruiloft van Kamacho werd voor het eerst opgevoerd in 1711 en verscheen als boek in 1712. Er wordt wel verondersteld dat hij het al rond 1700 geschreven zou hebben. Na het succes hiervan schreef hij vrij kort achter elkaar de klucht De Zwetser (1712), zijn bekendste blijspel Het Wederzijds Huwelijksbdrog (1714), het kluchtige blijspel Krelis Louwen of Alexander de Groote op het Poëetenmaal (1715) en de klucht De Wiskunstenaars of ‘t Gevluchte Juffertje (1715). Het werk dat hij hierna schreef mist de sprankelende, onbekommerde humor van de genoemde toneelstukken. Hoewel Langendijk ook met zijn eerste spelen moraliserende bedoelingen had (bijvoorbeeld het hekelen van grootheidswaan), zijn ze levendiger en daardoor als kijkspel geslaagder dan zijn latere werk. Zijn problematische huiselijke omstandigheden zullen hier wellicht een rol hebben gespeeld.
Ik noem van dit latere werk nog de één-acter Arlequyn Actionist (1720) en het niet geheel door hem zelf voltooide De Spiegel der Vaderlandsche Kooplieden.

REACTIES

A.

A.

Onderaan de samenvatting staat dat Anzelmus Izabel niet hoeft. Maar het is toch Raasbollius die afziet van Izabel?!

13 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.