Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

De hel door Boudewijn Büch

Beoordeling 7.5
Foto van een scholier
Boekcover De hel
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 4e klas havo | 5287 woorden
  • 18 november 2003
  • 178 keer beoordeeld
Cijfer 7.5
178 keer beoordeeld

Boekcover De hel
Shadow
De hel door Boudewijn Büch
Shadow
Primaire gegevens Auteur: Boudewijn Büch
Titel: De hel
Ondertitel: - Verschenen in: 1994
Aantal blz.: 121
Leestijd: Ongeveer 4 uur
Uitgelezen op: 16 oktober 2003 Verwachtingen vooraf Dit boek heb ik gekozen omdat we in de klas al boeken hadden besproken. Toen is De hel ook aan de orde geweest en het leek me echt een mooi boek. In eerste instantie heb ik dit boek genomen omdat de beschrijving ervan mij erg aansprak. Deze is namelijk 'Een joodse middelbare scholier wordt in de klas getreiterd door zijn leraren.' Dit wekte mijn interesse, zeker omdat bij mij (en de meeste andere leerlingen op school) de rollen vaak zijn omgekeerd: ik, een middelbare scholier, treiter mijn docenten. Hehe. Ook hoorde ik veel van andere leerlingen dat de boeken van Boudewijn Buch heel mooi waren. Daarom besloot ik om met De hel te beginnen. Toen ik het boek gelezen had, bleken mijn verwachtingen van het boek waar te zijn. Ik vond het een heel erg mooi en leuk boek. Dat komt denk ik ook omdat er altijd wel iets gebeurd met Winkler Brockhaus op zijn school. Hij doet eigenlijk heel het boek door allemaal dingen waarvoor je op die school veel straf krijgt. Dat maakte het leuk om te lezen vond ik. Eerste reactie achteraf 1 niet 2 een beetje 3 erg

Spannend * Meeslepend * Ontroerend * Grappig * Realistisch * Fantasierijk * Interessant * Origineel * Goed te begrijpen * Dit werk heeft mij aan het denken gezet: ja, want toen ik las over de straffen die ze daar op school al kregen als ze alleen al over het schoolplein fietste, denk ik toch wel zoiets van poeh, dat was toen nog wel heel streng! Dan zijn de scholen van tegenwoordig toch eigenlijk best soepel, vergeleken met de scholen in die tijd! Ik heb iets aan dit werk gehad: nee, want verder boeit het me eigenlijk ook niet zoveel wat voor straffen ze vroeger allemaal op school kregen. Ik vind het wel interessant om te weten, maar het is ook niet zo dat ik mezelf erin ga verdiepen! Samenvatting Laroux Brockhaus deelde zijn broer Winkler mee dat diens aanstaande gymnasiastenbestaan gelijk stond aan ‘de hel’. Hun moeder probeerde dit te relativeren, maar daar gaf Laroux haar nauwelijks de kans voor. Laroux was al twee jaar eerder naar het gymnasium gegaan. Hij wist te vertellen dat de gymnastiekleraar een beul was en de rector een soort beest. Winkler maakte zich grote zorgen. Het schoolgebouw had hij al een keer bezocht; de gymzaal had er licht en vrolijk uitgezien, maar de geur van het gebouw een mengeling van zweet, pijptabak en boenwas, stond hem niet aan. Moeder vond dat Winkler daar niet zo zwaar aan moest tillen. Zijn gymnasiale opleiding zou hem een rijke toekomst bieden, misschien zou hij wel dokter of advocaat worden. Zijzélf had ook graag Grieks en Latijn willen leren. ‘Het gymnasium was in mijn tijd iets voor kinderen van rijke ouders. Het gymnasium… dat was voor ons, eenvoudige meisjes, een soort hemel op aarde.’ De eerste septembermorgen ging het al mis met Winkler, die over het schoolplein naar de fietsenstalling reed. Een conrector riep hem tot de orde en vroeg of hij het schoolreglement niet gelezen had. Daar zijn broer hem had verteld dat het reglement de eerste ochtend zou worden uitgereikt, kon Winkler eerlijk melden dit nog niet te hebben gelezen. Hij moest zich in de eerste pauze melden bij ‘meneer de conrector’. Diezélfde conrector las even later het reglement voor aan de verzamelde leerlingen in de kantine. De komst van de rector werd aangekondigd met een verzoek om doodse stilte. Winkler vroeg zich fluisterend af hoe het nog stiller kon worden en werd onmiddellijk door de conrector aan zijn oor omhoog getrokken. De toespraak van de rector bestond voornamelijk uit dreigementen; als de leerlingen naar het gymnasium waren gekomen om pret te hebben, dan konden ze dat beter vergeten. ‘Hij was geen vriend van de Russen, maar de manier waarop ze de Hongaarse opstand hadden neergeslagen, sprak hem zeer aan.’ Bij het verlaten van de kantine werden Winkler en een jongen die het voor hem had opgenomen door de rector aangesproken; zij moesten mee naar zijn kamer. Daar kregen zij hun strafwerk: het overschrijven van het geschiedenisboek. Toen de conrector daar even later van hoorde, constateerde deze dat de rector wel érg mild was geweest en voegde er nog de eerste honderd bladzijden van het aardrijkskundeboek bij. Winkler nam zich voor van school weg te lopen. Hij bracht zijn fiets naar fietsenmaker Wielenga, maar die vertrouwde het niet en nam contact op met zijn moeder. Winkler moest wel bekennen dat hij van plan was om naar Frankrijk te gaan en daar te gaan werken. Zijn moeder was furieus en stelde ook de rector op de hoogte. Tijdens de Duitse les vroeg Winkler zijn leraar waarom de Duitsers hun taal niet eenvoudiger hadden georganiseerd; uiteindelijk konden de Nederlanders ook uitstekend zonder naamvallen. Deze legde uit dat de Duitse taal heel dicht bij de oude klassieke talen stond, het was de taal van Goethe geweest. Winkler herkende de naam want zijn vader had een beeldje van Goethe. De leraar constateerde dat de naam Brockhaus erg Duits klonk, zodat respect voor de taal van zijn voorouders op z’n plaats was, waarop Winkler vertelde dat zijn vader afkomstig was uit het Duitssprekende deel van Polen en dat hij gevlucht was in verband met ‘u begrijpt me wel’. De leraar stelde vast dat het dus een jodenman betrof. ‘Dan begreep hij de scheiding ook wel’. De joden waren bovendien verschrikkelijke lastpakken. ‘Wat er in de oorlog gebeurd is, valt natuurlijk niet goed te praten, maar sommige joden hadden het er ook wel naar gemaakt.’ Winkler was verbijsterd. De les ging verder. Thuis besloot Winkler zijn vader te schrijven. Het kostte enige moeite om het adres van zijn vader - die door de rechter uit de ouderlijke macht was ontzet - te achterhalen, maar het lukte via de telefonische inlichtingendienst. Hij vertelde in de brief aan zijn vader dat hij het slachtoffer was van een aversie tegen joden; zijn vader zou de rector wel discreet moeten benaderen, anders waren de gevolgen voor Winkler niet te overzien. Tijdens de wiskundeles van de heer Latjes zag hij zijn vader over het schoolplein lopen. De leraar zag zijn blik afdwalen van het schoolbord en sprak met snijdende stem: ‘ Het is zeker te moeilijk voor jou, nietwaar Brockhaus? Je hebt dus blijkbaar ook dommere joodjes. Die Einstein was waarschijnlijk een uitzondering. Maar wat doet het er toe, de Ambachtsschool kan altijd nog wel.’ Nu Winkler zijn vader had gezien, overtrof hij zichzelf in durf en deelde zijn leraar mee dat hij alles liever deed dan nog langer tegen zijn ‘plakkop’ aankijken. Hij werd naar de rector gestuurd. Die was nog met z’n vader in gesprek. De opmerking van meneer Latjes gooide olie op het vuur van vaders woede. Er zou een gesprek komen met de leraren, de rector, Winkler en zijn beide ouders. Hundertwasser en Latjes boden hun verontschuldigingen aan. Hun gedrag gaf geen pas, maar ‘de één was pas nog opgelicht door een joodse tapijt- handelaar en de ander door een joodse juwelier’. Die ontboezemingen kwam het tweetal op een onmiddellijke schorsing te staan die zeker gevolgd zou worden door ontslag. Winkler werd een held op school. Bovendien vonden schoolleiding en inspectie het nodig de leerlingen een film over de gruwelen van de jodenvervolging te laten zien. Deze ontwikkelingen brachten bij leraar Staal - gymnastiekles - een trauma van het ‘Jappenkamp’ boven, hij liet Winkler boven in de touwen klimmen en begon als een wilde naar Winkler te slaan met een stok. ‘Wat voor trauma heeft meneer Wreedstaart dan wel?’ vroeg Winkler zich af. Deze man liet in de tekenles zijn leerlingen eindeloos hulstblaadjes tekenen die ze nog nooit hadden gezien. Soms ook rolde hij een knikker door de klas en vroeg vervolgens wie dat had gedaan. Als een leerling zei dat hij die knikker zélf de klas in had gerold, werd deze genoteerd voor ‘valse beschuldiging van een leraar’. Op een dag draaide de man door; hij liet iemand een blaadje op zijn borst tekenen en begon als een gek door de klas te springen. Hij werd door de rector weggeleid en kwam nooit meer terug. Tijdens de les van meneer Pompie, aan wie de leerlingen eigenlijk geen hekel hadden, rolde Winkler een traangasgranaatje door de klas. Pompie, die dat zag, rolde hem terug de klas in en geen van de leerlingen mochten het lokaal verlaten. De klasgenoten van Winkler keerden zich tegen hem. Dit incident - een idee van de dames Lepelaar, die al Winklers verhalen over school kende - was voor de rector aanleiding om Winkler van school te verwijderen. Later maakte Winkler alsnog zijn gymnasiumstudie af, via de avondschool. Zijn studie Nederlands voltooide hij binnen de kortste keren, zodat hij eerder was afgestudeerd dan de meeste van zijn vroegere klasgenoten. Hij werd een autoriteit op een aantal gebieden en was nogal vaak op de televisie te zien. Op een dag werd hij aangesproken door zijn leraar Nederlands, die hem vriendelijk herinnerde aan zijn opstellen. Winkler reageerde bot; hij was vergeten dat hij die leraar bijzonder graag had gemogen. Tijdens een reünie van zijn oude school ontmoette Winkler zijn beul, de heer Staal, die nu pas kon bekennen dat hij emotioneel volledig instabiel was geweest en zich had misdragen ten opzichte van zijn leerlingen. Inmiddels was hij invalide geworden; alleen zijn bovenlichaam kun hij nog bewegen. Wiskundeleraar Latjes was aan de drank gegaan; noch hij noch Hundertwasser was ooit nog aan werk gekomen. Hundertwasser had zich voor een auto gegooid omdat hij zijn spijt niet had kunnen verkroppen; hij was door iedereen als ‘antisemiet’ gemeden, maar was nota bene met een joodse vrouw getrouwd (Na zijn ontslag is ze van hem gescheiden) . Tijdens het televisie-journaal herkende Winkler zijn (éénarmige) leraar Frans, die een onderscheiding kreeg van de Koningin; hij was een oorlogsvlieger in Engelse dienst geweest die zich, nadat hij neergeschoten was boven Nederland, twee jaar lang had beziggehouden net het laten onderduiken van joodse kinderen. In hetzelfde journaal herkende hij z’n oude geschiedenisleraar, Jaltaar, die juist een rechts-nationale partij had opgericht en pleitte voor een buitenlandersvrij Nederland. Wreedstaart, zo kwam hij te weten, was na zijn instorting een succesvol makelaar geworden; hij had in de oorlog in één klap z’n hele gezin verlorenen was die klap nooit helemaal te boven gekomen. Financieel ging het hem nu voor de wind. De congierge ging een gokhal exploiteren, de rector werd hoogleraar in Kaapstad. De leraar Nederlands opende een bar in België, de aardrijkskundeleraar werd bekend als spinetbouwer. Na de dood van de dames Lepelaar vertelde Winklers moeder hem, dat de dames al voor de oorlog lid waren geweest van de NSB, maar in de oorlog zouden ze geen vlieg kwaad hebben gedaan. ‘ Je moet de dingen allemaal niet zo zwart-wit zien. Als het regent en de zon schijnt, is het kermis in de hel.’ Tijd en ruimte Tijd: In De hel probeert Büch een tijdsbeeld te geven van het begin van de jaren zestig, waarin ‘discriminatie niet leek te bestaan’. De werkelijkheid is dat er gewoon niet over werd gepraat, maar dat het onderhuids overal voelbaar was. De Gymleraar Staal karakteriseert de situatie van 15 jaar na de oorlog, toen veel mensen hun verleden nog niet verwerkt hadden en de na de oorlog geboren kinderen werden geconfronteerd met het onverwerkte verleden van hun ouders, als volgt: “ De jaren vijftig en zestig zaten stampvol met hellen, maar niemand had er de sleutels van. De mensen die toen in de hel zaten, konden er niet uit; diegenen die er niet in zaten, hadden er geen toegang toe, want ook zij hadden geen sleutels." Er worden enkele tijdsprongen (flash forwards) gemaakt, met name in de tijd dat Winkler volwassen is. Het grootste deel van de tijd wordt besteed aan de gymnasiumervaringen van Winkler. Ruimte: Het boek speelt zich af op Wrinkler school en bij hem thuis verder zijn er niet echt belangrijke andere plekken, omdat hij niet verhuist naar een ander plek of iets dergelijks. De wijze van vertellen De hel is een personaal verhaal, een heel dunne Roman. Je beleeft het verhaal door de ogen van de joodse, middelbare scholier Winkler Brockhaus. Het voornaamste deel van de verteltijd wordt besteed aan Gymnasium-ervaringen van Winkler Brockhaus. Af en toe wordt er een sprongetje gemaakt; de chronologie is vooral gekoppeld aan de diverse docenten, die in het eerste deel telkens één of meer hoofdstukken centraal staan. De sprong in de tijd vindt plaats tussen het eerste en tweede deel. Het derde deel is een uiterst beknopte kroniek. Spanning De hel is een redelijk spannend boek. Het is niet echt zo dat je echt per se wilt weten wat er zou kunnen gebeuren op sommige momenten, maar toch lees je verder omdat je eigenlijk toch wel benieuwd bent van wat voor straf Winkler nu weer zou krijgen. Ook een best spannend moment: als Winklers vader naar school toe komt en naar de rector toe stapt. Toen ik dat stuk las, kon ik ook maar niet stoppen met lezen! Toch heb ik het boek bijna helemaal in een keer uitgelezen.
Thema en motieven Thema’s: Discriminatie en racisme. Je moet mensen niet beoordelen op hun ras of afkomst, maar je moet het andersom ook niet misbruiken (zoals Winkler). Een ander thema is antisemitisme (vijandigheid jedens de joden als zodanig) Het gedrag van de leraren komt voort uit hun antisemitische gevoelens ten opzichte van joden. Deze gevoelens worden regelmatig geuit tegen Winkler, die van joodse afkomst is. Het speelt zich af op een middelbare school. De hoofdpersoon en Joodse jongen wordt getreiterd door zijn leraren. Het boek heeft een moraal: Het is onkies, onwenselijk en zinloos om racist te zijn, omdat daarmee haat gepredikt wordt. Motieven Motieven in dit verhaal zijn: - racisme; - discriminatie; - haat; - misbruik
Ook het motief 'de hel' is er één. Dit begrip komt enkele keren terug in het verhaal. In het derde deel van het boek bezoekt Winkler een schoolreünie, waar hij onder meer de vroegere gevreesde sportleraar ontmoet. In die ontmoeting ligt de volledige verklaring van de titel besloten: Jij zat thuis in een hel, het was op school een hel en ik zat zelf in de hel. De jaren vijftig en zestig zaten stampvol met hellen, maar niemand had er sleutels van. Wie er inzat kon er niet uit en als je er niet in zat kon je er ook niet in komen want er was geen toegang toe. Personages Winkler Brockhaus: is een jongen uit een joods gezin dat na de Tweede Wereldoorlog katholiek werd. Zijn ouders scheidden en Winkler ging naar het Lyceum in de ('grote') stad. Zelf wist hij nauwelijks dat hij voor een deel joods was en werd hiermee pas geconfronteerd toen hij antisemitisch werd bejegend. Nadat hij van school wordt getrapt, wordt hij een tijdje meter-opnemer om later, na zijn studie Nederlands, een succesvolle tv-persoonlijkheid te worden. Winkler krijgt wel bijna geen diepgang mee. Behoorlijk verbaast over wat hem overkomt, lijkt hij de gebeurtenissen in zijn schooltijd over zich heen te laten komen. Hij gaat naar de ‘hel’ in de wetenschap wat hem te wachten staat. Eénmaal probeert hij zich te onttrekken aan dit bestaan: als hij naar Frankrijk wil vluchten. Laroux Brockhaus: Winklers broer die nog voordat deze naar de middelbare school ging, hem treiterde met vreselijke verhalen over de middelbare school. Moeder Brockhaus: Winklers moeder (inderdaad). Zij probeerde Winkler altijd te bepraten dat school geen Hel was. Gescheiden van Rainer Brockhaus. Rainer Brockhaus: Winklers vader. Iemand met een opvliegend karakter. Door hem worden de twee docenten van school gestuurd, naar aanleiding van een gesprek met de conrector. De conrector: snapte Winkler toen hij in het begin van het eerste jaar over het schoolplein fietste. Kwam later te overlijden. De rector: is een beul! Stuurde Winkler persoonlijk van school. Hij werd later hoogleraar in Tilburg en genoot van zijn oude dag in Kaapstad. Meneer Hundertwasser: leraar Duits. Wordt na antisemitische uitlatingen jegens Winkler ontslagen. Hierna verlaat zijn vrouw hem. Hij schenkt al zijn bezittingen aan de staat Israël, en na lang dakloos te zijn geweest, gooit hij zich voor een auto. Meneer Latjes: leraar wiskunde. Wordt om dezelfde reden als Hundertwasser ontslagen. Hij raakt later aan de drank. Meneer Staal: leraar gymnastiek. Heeft in (zo noemt hij het zelf) een 'Jappenkamp' gezeten. Blijkt later toch niet zo'n erge man te zijn als hij zich voordeed. Opvallend is dat verscheidene namen (Winkler, Laroux, Brockhaus) verwijzen naar namen van encyclopedieën. Denk bijvoorbeeld aan de Winkler Prins Encyclopedie. Titelverklaring De titel van het boek, De Hel, is gekozen omdat Winkler’s broer altijd tegen Winkler zegt dat de school een ware hel is. Later blijkt dat dit echt waar is, en Winkler besluit uiteindelijk zelf om met school te stoppen. De titel 'De hel' betreft voornamelijk de school. Winkler vindt - samen met veel andere scholieren - de school een hel. Het is er soms zelfs onleefbaar en ontzettend kwaadaardig. Dat is de titel meer in de algemene zin. Ik heb ook wat verder en dieper nagedacht, en denk dat met de hel ook een deel van het leven van Winkler bedoeld wordt, met name zijn joodse afkomst. Als hij niet joods zou zijn geweest, zou hij niet zo behandeld worden door bepaalde mensen. Na zijn school maakt hij weliswaar carrière, maar het leven daarvoor is wel een hel. Hij leeft dus niet alleen in een hel, maar gaat er ook in naar school. Hierboven heb ik bij de titelverklaring geschreven: Laroux Brockhaus, de broer van Winkler, beschrijft het gymnasium als ‘de hel’. Dat is de titelverklaring die de meeste mensen bij het boek geven. Maar in het boek staan nog twee verklaringen van de titel. Op de schoolreünie aan het einde van het boek spreekt Winkler met zijn vroegere leraar gymnastiek, meneer Staal.Meneer Staal heeft in een Jappenkamp gezeten en liet zijn leerlingen in de touwen klimmen, terwijl hij hen met een stok probeerde te raken. Winkler had dus absoluut geen goede herinneringen aan deze leraar, het was zelfs een van de ergste leraren die hij kon bedenken. Toch hebben ze op de schoolreünie een goed gesprek, waarin Winkler op een gegeven moment het woord hel gebruikt. Daarop zegt meneer Staal: ‘Je gebruikte het woord hel. Jij zat thuis in een hel, het was op school een hel en ik zat zelf in de hel. De jaren vijftig en zestig zaten stampvol met hellen, maar niemand had er sleutels van. De mensen die toen in een hel zaten, konden er niet uit; diegenen die er niet in zaten, hadden er geen toegang toe, want die hadden ook geen sleutels.’ Dit vond ik persoonlijk hele goede woorden. Het boek gaat namelijk niet alleen om de hel waarin de leerlingen op het gymnasium in leven, het gaat om alle getroffenen van ‘hellen’. Daarbij wordt in dit boek vooral met de hel de Tweede Wereldoorlog (en de herinneringen daaraan) aangeduid.
Eigen Oordeel Het onderwerp Ik vond De hel een heel mooi boek met een interessant onderwerp. Het trok mij eigenlijk meteen al wel aan, omdat het gaat over leraren die een joods jongetje treiteren. Dat leek me dus wel interessant omdat je zoiets niet vaak hoort. Wel was het onderwerp helemaal niet herkenbaar voor mij. Zo gaan leraren op onze school niet met leerlingen om. Leraren schelden hun leerlingen niet uit, dat is abnormaal, maar op Winklers school was dit gewoon normaal geworden. Ik zou zelf ook niets aan het boek hebben veranderd, als ik dat zou mogen. Ik vind het precies goed opgesteld, en er is eigenlijk niets wat eraan toegevoegd of weggelaten zou moeten worden. De gebeurtenissen De gebeurtenissen, gevoelens en gedachten van de verhaalpersonen liepen heel goed in elkaar over. Een gebeurtenis was dus niet belangrijker dan de gevoelens en/of gedachten van een persoon. Er kwamen wel heel veel gebeurtenissen in het boek voor. Winkler krijgt voortdurend straf omdat hij dingen doet die daar niet acceptabel zijn. Maar ik vind ook niet dat er teveel gebeurtenissen zijn. Die gebeurtenissen maken het boek juist leuk, en zeker niet saai of langdradig. Dat kwam ook omdat alle gebeurtenissen gewoon spannend en sommige opzich best grappig waren. Ze kwamen soms niet allemaal even geloofwaardig op mij over, omdat Winkler bijvoorbeeld al meteen in het begin van het schooljaar het hele geschiedenisboek over moet schrijven. En dat alleen omdat hij over het schoolplein fietste en iets zei terwijl er doodse stilte moest zijn! Dat zul je nu niet meer zo snel meemaken, dat leerlingen een heel boek over zouden moeten schrijven. Maar ik denk dat het in die tijd normaal was, net zo normaal als wij ons nu de volgende dag om 8.15u moeten melden als we te laat komen. Het boek verraste me ook vaak, omdat je sommige straffen zelf nog niet eens zou kunnen verzinnen! Die zijn gewoon echt heel zwaar en absurd. Soms waren de gebeurtenissen zelfs schokkend, omdat er dan weer eens een leraar Winkler uit zat te schelden voor dom joodje ofzo. Ook dat zul je nu niet meer meemaken, dat een leraar een leerling uit zal schelden. En al zou dat zo zijn, dan zou die leraar waarschijnlijk meteen geschorst worden. De afloop van het boek vond ik ook mooi, vooral omdat het verhaal loopt van toen Winkler een kind was tot aan dat hij een bekende, volwassen man geworden is. Ook vertelt Boudewijn Buch hoe het nu allemaal met alle leraren op school af is gelopen, wat ik heel leuk over vond komen. De personen De personen kwamen op mij allemaal levensecht over. Het zouden eigenlijk gewoon zo personen kunnen zijn die je nu kent. Niemand van hen kwam ook ongeloofwaardig over in het boek. Alles zou zo gezegd en gedaan kunnen worden, maar wel in die tijd dan! Ik kon me goed inleven in sommige personen. Vooral de gedachten van Winkler begreep ik goed. Hij wilde na een tijdje op die school te hebben gezeten weglopen. Ook wilde hij dat omdat zijn moeder niet geloofde dat hij zoveel straf kreeg, want dan zei ze altijd zoiets van: ‘Heb je je weer op laten stoken door je broer?’. Dus van Winkler begrijp ik dat best. Ik begrijp alleen niet alle leraren helemaal. Zij schelden hun leerlingen uit voor van alles en nog wat, omdat velen van hen de joden de schuld van de oorlog geven. Zij hebben dus zeg maar een soort trauma daaraan overgehouden, en zijn niet allemaal 100% meer. Ik zou de hoofdpersoon, Winkler dus, echt niet willen zijn! De meeste leraren hadden het vooral op hem gemunt, omdat hij joods was. Winkler moest zich ook altijd om het minste geringste bij de rector gaan melden en kreeg altijd van die discriminerende opmerkingen naar het hoofd geslingerd. Als ik het boek zelf zou hebben geschreven, zou ik Winkler precies zo hebben laten handelen. Ik vind het echt een goed boek, er is overal goed over nagedacht en het zou ook werkelijkheid kunnen zijn. De opbouw Het verhaal was helemaal niet moeilijk opgebouwd en ik kon het snel lezen. Ik had het in een avond en een ochtend uit. Ik vind dat Boudewijn Büch een hele fijne manier van schrijven heeft, alhoewel iedereen daar anders over zal denken. Voor mij was het in ieder geval heel makkelijk om de hoofdlijn uit het verhaal te halen. Ik vond eigenlijk heel het boek wel spannend, maar vooral de stukken waarin Winkler zich weer eens moet melden en straf krijgt. De afloop van het boek vond ik best verrassend, net als sommige straffen die Winkler krijgt. Ik had ook nooit gedacht dat er nog verteld zou worden hoe het met alle leraren afgelopen was. Ik vond het einde in ieder geval leuk, en ik zou het ook niet anders af hebben laten lopen. Het is een goed einde. Het taalgebruik
Büch’s taalgebruik vind ik erg fijn. Hij gebruikt in het algemeen geen lange zinnen en gebruikt weinig bijvoeglijke naamwoorden. De woordenkeus is vrij modern en niet al te moeilijk. Vaak begrijp ik die woorden wel, maar erger ik me eraan omdat ze volstrekt niet nodig zijn op dat moment of op die plek in de context. Wel vind ik dat Büch een beetje onvolwassen kan schrijven. Hij schrijft niet te ingewikkeld (wat ik al eerder zei), maar neigt juist een beetje naar een simpele schrijfstijl. Op die manier las ik alleen de hoofdlijnen in het verhaal. Op zich best handig als je een samenvatting moet geven in een leesverslag, maar vervelend als je een aantal pagina's verder bent en er maar de helft van blijft hangen. Sommige fragmenten kon ik dus makkelijker onthouden dan anderen. Hij gebruikt ook veel levendige dialogen die natuurlijk over kwamen op mij.
Verwerkingsopdracht 1: Zoek twee artikelen, situaties en/of ervaringen uit het gewone dagelijkse leven die aansluiten bij de thematiek van de door jou gelezen roman. Schrijf daarover een tekst waarin je aangeeft wat de overeenkomsten zijn tussen de artikelen en het thema in het door jou gekozen boek. Leg in diezelfde tekst eveneens uit waarom je juist die artikelen gekozen hebben. De omvang van je tekst, die vanzelfsprekend in goed Nederlands is geschreven, is minimaal 300 woorden. De gekozen artikelen voeg je toe aan je leesdossier. 1e artikel: Kunnen joodse Amsterdammers nog met keppeltje of davidster over straat? De agressie van groepen jonge Marokkanen bedreigt het leefklimaat in Amsterdam. In een serie onderzoekt Het Parool die stelling. Op wie richt zich die agressie en hoe erg is het? Dat doen we niet om te stigmatiseren, maar om te signaleren. Vandaag: kunnen joodse Amsterdammers nog met keppeltje of davidster over straat? Rabbijn Menachem Sebbag, zelf van Marokkaanse komaf, wandelt altijd naar de synagoge aan de Gerard Doustraat. Met zijn zwarte hoed en zwarte kleding, van de Maasstraat door De Pijp. Maar ongeveer een jaar, anderhalf jaar geleden voelde hij zich onderweg zo onveilig, dat hij besloot zijn zwarte hoed niet meer te dragen op weg naar zijn sjoel; niet door de buurten met veel Marokkaanse jeugd. "In een periode van zes maanden werd ik bijna elke week nageschreeuwd of uitgescholden. De blikken voelde je al van verre. Ze spugen en schelden me uit in de ergste bewoordingen. Negentig procent van mijn belagers is Marokkaans. Ik heb zelf een Marokkaanse achtergrond. Ik versta wat ze zeggen." Wat ze dan zeggen? "Ze zeggen: 'Kijk, daar gaat een vieze jood.' Of ze roepen: 'Daar lopen varkens,' of 'Ik ga je hart eruit halen'. Meestal loop ik door. Ik heb ze één keer geantwoord. Toen zeiden ze: 'God zal ons beschermen en jullie doden.' Ik ben gestopt, draaide me om en zei in het Arabisch: 'Als God iemand gaat beschermen, beschermt hij mij.' Ze waren geshockeerd." In de meeste gevallen gaat het alleen om verbaal geweld. Maar Sebbag heeft ook meegemaakt dat ze voor hem gingen staan, zodat hij werd gedwongen om hen heen te lopen. "Ze zoeken de confrontatie op. Vinden het prachtig dat je omloopt. Een keer kwam een groep op me af. Ze zeiden: 'We gaan je slaan.' Ik antwoordde: 'Probeer het maar.' Ik heb tenslotte de zwarte band in taekwondo. Het is niet de filosofie van mijn leven geweld te gebruiken, maar ik ben wel blij dat ik hem heb." Sebbag begon heel bewust na te denken welke route hij zou lopen. In sommige straten ging hij niet meer rechts, maar links van de straat lopen, zodat hij niet meer langs dat ene Marokkaanse koffiehuis hoefde. "Bepaalde straten vermeed ik. Vooral rond het Van der Helstplein had ik vaak last. Soms ging ik zelfs met de auto. En op vrijdag leg ik nu mijn spullen al in de synagoge klaar, zodat ik daarmee niet meer over straat hoefde." Ik heb dit artikel gekozen, omdat het over iemand gaat die ook joods is en ook uitgescholden wordt. Deze man word dan wel niet uitgescholden door leraren en heeft ook niet dezelfde leeftijd als Winkler, maar het komt op hetzelfde principe neer. Ze worden allebei gediscrimineerd op een belachtelijke manier! 2e artikel: Lesboek moet pesten tegengaan
Dinsdag 4 november 2003 - Eén op de zes kinderen wordt gepest. Naar schatting 300.000 kinderen gaan gebukt onder 'terreur' van medescholieren, ondanks alle aandacht van de laatste jaren voor pesten. Een nieuw verschenen werkboek over pesten moet scholieren het verschil laten ontdekken tussen 'een beetje plagen' en pesten. Met voorbeelden en opdrachten worden kinderen bewust gemaakt van de gevolgen van terreur door klasgenoten. "Ben jij een pestkop? Doe dan de grote pesttest! En haal je minder dan 80 punten, dan moet je de hoofdstukken over pesten nog maar eens héél goed nalezen." Aldus luidt de eindtoets van het nieuw werkboek over pesten, dat kinderen en onderwijzers er toe moet aanzetten terreur door leerlingen terug te dringen. Een beetje plagen mag, zegt het boek, maar er zijn grenzen. Afgelopen weekeinde kwam het verhaal naar buiten van de 16-jarige Joyce uit Hengelo die al bijna drie jaar niet meer naar school durft. Ze is getraumatiseerd door de pesterijen van medeleerlingen en kampt met angstaanvallen. Haar vader heeft de scholengemeenschap aansprakelijk gesteld voor het psychische leed. Eerder dit jaar heeft een school in Almere in een soortgelijke situatie een schikking getroffen van 8000 euro, omdat twee kinderen van een familie langdurig werden gepest op de school. De school zou niet hard genoeg hebben opgetreden. Het vorige week uitgebrachte werkboek, vooral bestemd voor brugklassen, is daarom voor leerkrachten een uitkomst, stelt educatieve uitgeverij Nijgh Versluys. "Het is vooral bedoeld om het onderwerp pesten bespreekbaar te maken", zegt Nicole van Kan van de uitgeverij. Sandra Veenstra, ontwikkelings- en onderwijspedagoge, zegt dat lesmateriaal 'mogelijk kan helpen'. Maar het belangrijkste is dat ouders tijdens de opvoeding een gezond zelfbeeld bij kinderen creëren. "Niet voor niets hebben kinderen die gepest worden iets gemeenschappelijks: ze staan niet achter zichzelf en hebben de neiging zichzelf klein te maken." Voorzitter Tineke van Tilborg van de Stichting Stop het Pesten heeft twijfels over het nut van lesmateriaal. Scholen zijn te laf om de ouders van pestende kinderen aan te spreken, zegt ze. "Vaak zijn dat tweeverdieners. Dat zijn dezelfde ouders die ook nooit op ouderavonden komen. Veel scholen zijn bang om pesten bespreekbaar te maken, uit angst voor een slechte naam. En dan gebruiken ze het lesmateriaal ook niet." Van Tilborg vindt dat scholen verplicht moeten worden gesteld om aandacht aan pesten te besteden, want nu kan 'niemand ze op de vingers tikken'. Dit artikel heb ik gekozen omdat het over pesten gaat. Winkler word in het boek ook min of meer ‘gepest’door zijn leraren. Er werd eerst ook niets aan gedaan door iemand dat Winkler uitgescholden werd door zijn leraren. Zo zie je bij dat meisje, Joyce, dat ook niemand er ooit iets aan gedaan heeft. Zij werd dan wel niet getreiterd door haar leraren, maar door haar medeleerlingen. Maar dan nog is het opzich hetzelfde! Want de leraren hebben er in de tijd dat Joyce gepest werd, ook niet veel aan gedaan. Anders zou ze nu geen trauma daaraan overgehouden hebben. Toch heeft Winkler in het boek op een bepaald moment een brief naar zijn vader geschreven en verteld waar zijn leraren hem allemaal voor uitscholden. Zijn vader is toen naar school toegekomen en heeft er iets van gezegd. Sindsdien was het getreiter over en durfde geen een leraar nog iets beledigends over/tegen Winkler te zeggen. Ik denk dat als Joyce er echt nog meer van gezegd had (en haar ouders) dat het dan ook goed zou moeten komen! Ik weet dat ze er regelmatig over hebben gesproken met school, dus het heeft in hun geval toch blijkbaar niets geholpen, zeer spijtig voor Joyce.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "De hel door Boudewijn Büch"