"Het was een verantwoorde gok".
Dwight D. Eisenhower
Operatie Market Garden was een belangrijke operatie in de Tweede Wereldoorlog, dat zich afspeelde in, en in de buurt van Arnhem.
Doel
Montgomery wilde via het Ruhrgebied in een keer naar Berlijn doorstoten. Generaal Patton wilde hetzelfde doen via het Saargebied. Maar opperbevelhebber Eisenhower vond dat veel te riskant. Hij wilde liever over een breed front blijven oprukken. Er werd veel geprobeerd Eisenhower om te praten, maar zonder succes. Montgomery liet het hier niet bij zitten en maakt een plan:
Montgomery wilde bij Arnhem een bruggenhoofd over de Rijn vestigen na er eerst een over de Maas te hebben geslagen.Vanuit dat bruggenhoofd zou hij om de Siegfriedlinie heen het Ruhrgebied kunnen binnentrekken om de belangrijke Duitse industrieën daar uit te schakelen. Daarna zou hij via de Noord-Duitse laagvlakte naar Berlijn kunnen doorstoten. Het bruggenhoofd hou moeten worden gevormd door het Britse 2e leger dat ten zuiden van de Belgisch-Nederlandse grens stond. Langs de marsroute van de Belgische grens naar Arnhem zouden bij alle rivier en kanaalovergangen luchtlandingstroepen worden neergelaten. Die zouden als het ware een loper vormen waarover de Britse troepen razendsnel naar Arnhem moesten oprukken.
Eisenhower was onder de indruk van het plan. Maar als deze manoeuvres uitgevoerd zouden worden, zou het de uitvoering van het plan om de haven van Antwerpen vrij te maken vertragen. Ook zouden de bevoorradingsproblemen voortduren, zodat Patton zijn opmars naar het oosten voorlopig niet zou kunnen voortzetten. Maar hij kon de opmars naar het noorden weer in beweging krijgen en, nog belangrijker, een bruggenhoofd over de Rijn slaan.
Eisenhower ging met het plan akkoord. Montgomery kreeg voor de uitvoering van de luchtlandingen het 1e luchtlandingkorps onder Luitenant-generaal F.A.M. Browning tot zijn beschikking. Dit korps bestond uit:
De Amerikaanse 101e luchtlandingsdivisie onder Generaal-majoor Taylor, de Amerikaanse 82e luchtlandingsdivisie onder Generaal-majoor Gavin, en de Britse 1e luchtlandingsdivisie en de Poolse parachutistenbrigade onder Generaal-majoor Urquhart. De totale sterkte van dit korps was ongeveer 35.000 man. De luchtlandingstroepen moesten de bruggen over de vijf belangrijkste waterwegen in de opmarsroute in handen zien te krijgen en vast houden: het Wilhelminakanaal, de Zuid-Willemsvaart, de Maas, de Waal en de Rijn, plus nog een aantal minder belangrijke bruggen. Verder moesten ze de corridor vanuit het zuidennaar Arnhem openhouden voor de oprukkende grondtroepen.
Dit was de taakverdeling:
De Amerikaanse 101e luchtlandingsdivisie (bestaande uit: zou worden neergelaten bij Sin Oedenrode, Son en Veghel. Deze divisie most de brug over het Wilhelminakanaal bij Son en de brug over de Zuid-Willemsvaart bij Veghel nemen. Verder moest ze nog een aantal bruggen over de Dommel en de Aa in handen zien te krijgen en Eindhoven binnenrukken om daar contact te maken met het uit het zuiden komende Britse 30e legerkorps.
De Amerikaanse 82e luchtlandingsdivisie zou worden neergelaten bij Grave Overasselt en Groesbeek. Deze divisie moest de brug over de Maas bij Grave nemen, een aantal bruggen over het Maas-Waalkanaal en de brug over de Waal bij Nijmegen. Verder moest ze het hooggelegen terrein ten oosten ven zuidoosten van Nijmegen bezet houden om te voorkomen dat in dat gebied vanuit het Reichswald Duitse troepen zouden doordringen.
De Britse 1e luchtlandingsdivisie zou worden neergelaten bij Arnhem. Haar voornaamste taak was het nemen van de Rijnbrug bij Arnhem en het vestigen van bruggenhoofden aan de zuidzijden van die brug. Aan de divisie was toegevoegd de Poolse 1e parachutistenbrigade onder Generaal-majoor Sosabowski. Deze brigade zou te zuiden van de brug bij Elden worden neergelaten. In een later stadium zou de Britse 52e Lowland-divisie ten noorden van Arnhem worden neergelaten om het gevestigde bruggenhoofd te versterken.
Het 30e Britse legerkorps onder Luitenant-generaal Brian Horrocks moest uit het bruggenhoofd over het Maas-Scheldekanaal bij Neerpelt oprukken over de door de luchtlandingstroepen gelegde loper. Ze moesten de route volgen langs de as Eindhoven, Sint Oedenrode, Veghel, Uden, Grave Nijmegen, Arnhem en daarna doorstoten naar het IJsselmeer om de Duitse troepen in West-Nederland af te snijden. Daarna zou het Britse 30e legerkorps bruggenhoofden over de IJssel moeten slaan bij Doesburg, Zutphen en Deventer van waaruit het in het Ruhrgebied zou kunnen doordringen. De voorhoede van het Britse 30e legerkorps zou worden gevormd door eenpantserdivisie van de Guards. Daarachter kwamen de 43e Wessex- en de 50e Northhumberland-infanteriedivisie en ten slotte de 8e pantserdivisie en de Nederlandse Prinses Irenebrigade. Het gehele Britse 30e legerkorps omvatte 22.000 voertuigen en meer dan 100.000 man. Dat moest allemaal over die ene weg.
De operaties van de luchtlandingstroepen kregen de codenaam ‘Market’. De operaties van de grondtroepen kregen de codenaam ‘Garden’. De totale operatie heette: Market Garden.
Het doel was dus:
De geallieerde troepen moesten 5 bruggen innemen om zo het 30e legerkorps door te laten doorstoten, om de Siegfriedlinie heen, naar het Ruhrgebied. De steden waarin die bruggen lagen hoefden niet eens zozeer ingenomen te worden, als er maar bij elke brug aan beide kanten een bruggenhoofd stond. De steden waren Son (het Welhelminakanaal), Veghel (de Zuid-Willemsvaart), Grave (de Maas), Nijmegen (de Maas en de Waal), en Arnhem (de Nederrijn).
De voorbereidingen.
Het begin van de operatie ‘Market Garden’ werd vastgesteld op 17 september 1944. Men had dus amper zeen dagen om de grootste luchtlandingsoperatie aller tijden voor te bereiden. Aan de voorbereiding van eerdere luchtlandingsoperaties van veel kleinere omvang had men soms maanden besteed. Toch meende de bevelhebber van het 1e luchtlandingsleger, Luitenant-generaal L.H. Brereton, dat het moest kunnen. Na de invasie in Normandië waren er 17 luchtlandingsoperaties voorbereid die telkens werden afgelast omdat de geallieerde opmars zo snel ging. De staf van het luchtlandingsleger had dus veel ervaring opgedaan.
De strijdmacht van 35.000 man met jeeps, geschut enzovoort moest naar de, op 500 kilometer afstand gelegen, landingsgebieden vervoeren. Daarvoor moesten voldoende gliders (zweefvliegtuigen) en transportvliegtuigen bijeengebracht en klaargemaakt worden. Bovendien moest er een zeer ingewikkeld verkeersschema worden opgesteld voor de duizenden vliegtuigen die van meer dan twintig Britse vliegvelden zouden opstijgen.
Er moesten grote aantallen kaarten van de landings- en gevechtsgebieden worden gemaakt en uitgedeeld.
Er moesten inlichtingen worden verzameld over de Duitse troepen en het luchtdoelgeschut in de aanvalsgebieden. Ook moesten er verkenningsvluchten worden uitgevoerd. De commandanten moesten gedetailleerde aanvalsplannen maken. Het vervoer was het grootste probleem. Browning kon over 2500 gliders beschikken. Die wilde hij allemaal gebruiken. Er waren echter niet voldoende transportvliegtuigen om parachutisten te vervoeren en de gliders te slepen. Daar door was het niet mogelijk het hele luchtlandingkorps op een dag over te vliegen. Dat was riskant: na de eerste landingen zouden er Duitse versterkingen in de landingsgebieden kunne arriveren. Bovendien zou het weer kunnen omslaan.
Het werkstuk gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
1 seconde geleden
H.
H.
kun je het wat makkelijker neerzetten?
11 jaar geleden
AntwoordenS.
S.
Waarom heb je het vanaf wikipedia gekopieerd en daarna iets makkelijker gemaakt? echt zielig
10 jaar geleden
Antwoorden