Wie was David Livingstone?
David Livingstone is geboren op 19 maart 1813 in Blantyre, aan de rand van Glasgow, in Schotland. Zijn vader was een rondtrekkende theehandelaar, die de kost verdiende door pakjes thee aan mensen in boerderijen en huizen te verkopen.
De meeste mensen waren in die tijd erg arm. David woonde met zijn hele familie, die bestond uit zeven mensen, in een kamer van vijf bij drie meter.
David ging al in de fabriek werken toen hij 10 jaar was. Hij moest in de fabriek heel hard werken, van ‘s morgens 6 tot ’s avonds 8 uur. Davids vader was wel arm, maar niet dom en hij moedigde David aan om te gaan studeren. David ging na zijn werk naar een avondschool en thuis las hij veel boeken. Ook leerde hij zichzelf latijn. In 1836 deed hij toelatingsexamen aan de medische universiteit in Glasgow en hij werd aangenomen.
De familie van David was erg gelovig. In de tijd dat David medicijnen studeerde, wist hij voor zichzelf al dat hij medisch zendeling wou worden (dat is iemand die het christelijk geloof verspreidt en ook dokter is).
Toen hij 27 jaar was, slaagde hij voor het artsexamen. Nadat hij was geslaagd ging hij solliciteren bij een zendingsgenootschap. Hij wilde zelf het liefst naar China, maar omdat daar oorlog uitbrak ging dat op het laatste moment niet door. Het werd toen Zuid Afrika.
Vervoer en uitrusting tijdens een expeditie.
Afrika is een ontzettend groot werelddeel, dat zich van noord naar zuid over bijna 8000 kilometer uitstrekt en van oost naar west op het breedste punt meer dan 7000 kilometer. Ontdekkingsreizigers die naar Afrika gingen, moesten door heel verschillende landschappen trekken. Grazige weiden, droge woestijnen en dicht begroeide moerassen die wemelden van de stekende insecten.
Er moesten natuurlijk ook gevaarlijke hindernissen worden genomen zoals loodrecht omhoogstaande klippen, diepe kloven en ravijnen, torenhoge toppen van uitgedoofde vulkanen en veel rivieren. Sommige rivieren waren wel meer dan een kilometer breed en stroomden rustig. Andere waren smal en stroomden heel hard met enorme watervallen.
Voor ontdekkingsreizigers was een rivier een goeie manier om een nieuw land te ontdekken. Ontdekkingsreizigers wisten dat je zo vanzelf in het binnenland van een continent kwam. Gewone Europese boten waren niet te gebruiken omdat er allemaal drempels en stroomversnellingen in de rivier zaten. Livingstone kocht of huurde meestal kano’s van de plaatselijke bevolking.
Maar hij gebruikte ook wel eens andere boten. Bijvoorbeeld een boot die je uit elkaar kunt halen. Elk stuk van zo’n boot was licht genoeg om te kunnen dragen. Zo kon je bijvoorbeeld bij een waterval er omheen lopen. Daarna kon je de boot weer in elkaar zetten.
Livingstone gebruikte voor zijn expedities ook stoomboten. Een van die stoomboten heette de Lady Nyase. Die werd aangedreven door een stoommachine op hout. Deze was net sterk genoeg om de boot met een snelheid van een paar kilometer per uur tegen de stroom in voort te bewegen.
Als het niet nodig was om met de boot te reizen, ging Livingstone met een ossenkar of te paard. De ossenkar is een oeroud maar betrouwbaar vervoersmiddel. Zo’n kar werd getrokken door wel 14 dieren en werd bestuurd door een Afrikaanse menner. Met soms wel een ton aan proviand, kwam zo’n kar ongeveer 20 kilometer per dag verder. Maar het grootste deel van de reis was gewoon lopen de enige manier om je voort te bewegen.
Zo’n expeditie bestond uit zo’n 50 tot 400 mensen. Dit waren allemaal plaatselijke bewoners. Vaak was Livingstone de enige blanke in zo’n groep. In de negentiende eeuw waren er voor een goed uitgeruste expeditie tonnen bagage nodig. Proviand, handelsgoederen, kleding en wapens. Soms waren er speciale dingen nodig, zoals een draagbare boot.
- Proviand. Dit bestond meestal uit het belangrijkste voedsel zoals zakken rijst, gedroogde bonen, zout en suiker en als er plaats was nog wat thee en koffie. Ook het kookgerei voor de hele expeditie zat hierbij.
- Handelsgoederen. Deze waren heel belangrijk, omdat dit ruilmiddelen waren om aan vers eten te komen bij de plaatselijke bevolking. Er waren in die tijd maar weinig Afrikanen die geld gebruikten. Dragers werden bijvoorbeeld in rollen stof betaald.
- Kleding. Tijdens een expeditie had je lichte kleding nodig, die geschikt was voor het hete klimaat. Goede laarzen waren belangrijk, om je voeten te beschermen tegen slangen en insekten en een hoofddeksel was nodig om je te beschermen tegen de felle zon.
- Wapens. Je had tijdens zo’n expeditie wapens nodig omdat Afrika gevaarlijk was voor een groep reizigers. Er waren gevaarlijke wilde dieren en veel inlanders zagen de ontdekkingsreizigers als indringers.
Ze gebruikten hun wapens ook om dieren voor hun voedsel neer te schieten.
Al deze spullen werden verdeeld in pakketten van zo’n 40 á 50 kilo. Deze werden door dragers gesjouwd.
David als zendeling.
David Livingstone werd door het zendingsgenootschap naar
Afrika gestuurd. David ging in 1841 met de George van Londen
naar Kaapstad. De reis duurde drie maanden. De kapitein van
het schip leerde hem hoe hij met zijn instrumenten de weg op zee
kon vinden, iets waarvan hij later in de binnenlanden van Afrika veel plezier heeft gehad.
Op l5 maart 1841 ging Livingstone in Kaapstad aan land. Hij kocht een ossenkar en maakte een tocht van 800 kilometer naar een kleine zendingspost, die Kuruman heette. Kuruman werd geleid door een vriend van hem die ook zendeling was, hij heette Robert Murat. Terwijl hij in Kuruman was, trok hij door het omliggende gebied om de Afrikaanse inwoners beter te leren kenen en hun taal te leren.
Tenslotte kreeg Livingstone toestemming om verder te reizen naar het noorden om zijn eigen zendingspost op te zetten. Hij ging naar de plaats Mubatsa waar hij een hut voor zichzelf bouwde en begon kennis te maken met de plaatselijke bevolking. In februari 1844 werd hij aangevallen door een leeuw, waarbij zijn linkerarm getroffen werd. Er was in geen honderden kilometers een andere dokter te vinden, dus Livingstone moest zich aan zijn eigen arm opereren om er zeker van te zijn dat hij zou genezen. Hij had heel veel pijn, maar tenslotte genas hij. Hij keerde terug naar Kuruman waar hij trouwde met Mary Moffit, de dochter van de zendeling.
Livingstone was geen man die steeds hetzelfde werk wilde doen. Hij hield er niet van om als dokter te werken en ook het zendingswerk lag hem niet, maar hij hield wel van reizen. Hij en zijn vrouw verhuisden in de volgende twee jaar twee keer.
Ze trokken steeds verder naar het noorden. David had ondertussen een zoon en een dochter gekregen. Zij gingen in het plaatsje Kolobera wonen.
In 1848 vond hij het zendingswerk niet leuk meer. Hij werd gevraagd voor een expeditie door de Kalahariwoestijn. Daar was nog nooit een blanke geweest. Voor zijn gezin was zo’n expeditie natuurlijk veel te gevaarlijk. Daarom gingen zijn vrouw en kinderen terug naar Kuruman en David ging aan de expeditie deelnemen.
Zijn eerste expedities.
Het werkstuk gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
1 seconde geleden
R.
R.
hallo,
ik moet op school iets maken over David Livingstone. ik had veel hulp dankzij jouw werkstuk. ik heb alleen een probleem, ik moet ook een kaart maken van de reizen van David Livingstone en als in de plaatsen Mubatsa en Kolobera op het internet intiep krijg ik nergens informatie over deze plaatsen. Ik zou daarom willen weten hoe u aan deze informatie komt. een reactie zal ik zeeg waarderen.
16 jaar geleden
AntwoordenR.
R.
ik moet een werkstuk maken over David Livingstone en ik had jouw werkstuk gekopieerd en ik heb er een 9 voor gekregen !! DANK JE WEL!! :)
12 jaar geleden
AntwoordenS.
S.
@Rosa: Lol, lekker makkelijk !
Ik heb dankzij hem een 10 met een presentatie!
Ik zit in 3e klas havo! dus echt goed werkstuk!!!!!
11 jaar geleden
AntwoordenP.
P.
wie weet wat david livingstone heeft ontdekt?
10 jaar geleden
AntwoordenH.
H.
hij heeft volgens mij de victoriawatervallen uitgevonden
7 jaar geleden