1. Opsomming van alle geschreven boeken
1936 L’ imagination
1937 La Transcendance de l’Ego
1938 La Nausée
1939 Le Mur
1940 L’imaginaire
1943 Les Mouches
1943 L’être et le néant: Essai d’ontologie phénoménologique
1944 Huis clos
1945 L’age de raison
1945 Le Sursis
1946 Morts sans sépultures
1946 La Putain respectueuse
1946 L’Existentialisme est un humanisme
1947 Baudelaire
1947 Les Jeux sont faits
1948 Les Mains sales
1951 Le Diable et le Bon Dieu
1960 Critique de la raison dialectique
1964 Les Mots
1947-1976 Situations (I- X)
1971-1973 L’ Idiot de la famille
1983 Cahiers pour une morale
2. Korte toelichting over de boeken
Zijn 2 belangrijkste filosofische werken zijn ‘L’ Être et le néant’ en ‘Critique de la raison dialectique’. ‘ La Nausée’ en ‘ L’Age de raison’, ‘Le Sursis’ waren echter romans waarmee Sartre heel veel toehoorders voor zijn filosofie won en zeer bekend werd.
Hij was eveneens een auteur van dramatische verhalen zoals dat van ‘Les Mouches’, ‘Huis Clos’, ‘ Les Mains Sales’ en ‘ Le Diable et le Bon Dieu’. Zijn beroemdste toneelstuk, ‘Huis Clos’, culmineert in de uitroep dat de hel de anderen zijn. Daarmee raakte hij een gevoelige snaar. Sartre’s werk is in twee perioden te verdelen, die samenhangen met twee verschillende perioden in zijn leven.
In de periode van 1943 tot 1959 ontwikkelde Sartre zijn ideeen over de individuele mens. Zijn belangrijkste boek uit die tijd is ‘L’Être et le Neant’, wat ‘Het Zijn en het niet-zijn’ betekent. In dit boek legt Sartre uit hoe hij de mens onderscheidt van het ding. Volgens hem zijn er twee soorten van zijn; het op-zich-zijn en het voor-zich-zijn. Dingen zijn op zich, mensen hebben een bewustzijn en zijn voor zich. De mens is op zichzelf gericht, het bestáán van de mens is de essentie van de mens. Een ding is al een essentie op zich. Aan de essentie van een ding kan een mens niets veranderen, maar hij heeft wel de vrijheid om te bepalen welke dingen hij om zich heen heeft en welke niet.
Na de tweede wereldoorlog ging Sartre zich steeds meer richten op sociaal-filosofische en politieke vraagstukken. Hij had in het leger gezeten en was een stuk negatiever tegen het leven aan gaan kijken na de oorlog. Hij voelde zich aangetrokken tot het marxisme, hij hoopte dat dit een oplossing zou zijn voor de problemen in de maatschappij.
Zijn belangrijkste boek uit deze periode is ‘La critique de la raison dialectique’ ofwel de kritiek van de dialectische rede. In dit boek wordt niet duidelijk beschreven hoe de menselijke vrijheid bij het marxisme past, in plaats daarvan ging Sartre steeds meer over tot politiek handelen. Hij en Simone de Beauvoir richtten een politiek tijdschrift op. Verder richtte Sartre zich steeds meer op zijn literatuur en toneelstukken zodat hij zijn politieke ideeën over kon brengen. Hij werd steeds meer een beroemdheid om zijn openlijke, vrije manier van leven dan om zijn filosofische werk.
3) De leer
Descartes’ stelling was « Je pense, donc je suis ». Sartre draait deze zin om: « Je suis, donc je pense, j'agis, je veux, j'ai peur enz... » Voor hem is de essentie (het menselijke zijn) toevallig: het leven is een vrije val van de moederschoot in het graf. Deze visie op het mensenleven is niet noodzakelijk pessimistisch; het is gewoon de waarheid, en als je je daaraan onttrekt, leef je oneerlijk, niet authentiek.
1. Wat is de vrijheid volgens Sartre
De mens is fundamenteel vrij. Deze vrijheid is tegelijk een gegeven en een opdracht. Het is een zware opdracht waaaraan we telkens opnieuw proberen te ontsnappen. Als je in één of ander religieus of absoluut systeem gelooft, kan je die angst wegduwen, maar een dergelijke vluchtpoging laat Sartre niet toe. want het is juist doorheen de ervaring van die angst dat je bestaat. Het is dus een radical optimisme dat de mens de keuzevrijheid geeft. De mens is niets anders dan wat hij van zichzelf maakt. Deze verantwoordelijkheid is niet alleen voor jezelf, maar voor alle mensen. Onze verantwoordelijkheid omvat dus de hele wereld. Het atheïstische existentialisme van Sartre is een humanisme in de diepste betekenis van het woord, omdat de mens hier volledig voor zijn daden en zijn ontwikkeling verantwoordelijk is en omdat de subjectiviteit meteen alle andere mensen bevat.
De belangrijkste eigenschap van de mens is zijn vrijheid. Toch is hij zich daar niet 100% van bewust. Zodra de mens zich helemaal bewust is van zijn vrijheid, wordt hij bang voor de grote verantwoordelijkheid die op zijn schouders rust. Hij vlucht liever achter de anderen aan. Sartre noemt de mens dan ook gedoemd om vrij te zijn, want zijn vrijheid boezemt hem uiteindelijk alleen maar angst in.
Al is de mens van de omstandigheden afhankelijk, als handelend wezen is hij in staat deze omstandigheden te wijzigen.
2. Wat is de mens volgens Sartre
De mens volgens Sartre is een angstig wezen want het heeft geen enkele zekerheid inzake de waarde van zijn handelingen. Op welke criteria moet men zijn keuze gronden sinds er noch een god noch absolute waarden zijn om ons te leiden? Door zich in de politiek en in het sociale te storten, kan de mens het bestaan omvormen, een nieuw doel geven aan het bestaan .
Sartre wilde zekerheden hebben in het leven, en hij vond dat de manier waarop hij zijn zekerheden verkreeg gerechtvaardigd moest zijn en niet willekeurig. De enige manier waarop dit bereikbaar was, was door onmiddellijke confrontatie met een bepaald denkbeeld. Datgene wat als zeker overbleef, was echte kennis voor hem.
Sartre wordt wel de grootste vertegenwoordiger van het existentialisme genoemd. Hij ging ervan uit dat de mens altijd een keuze heeft. De mens heeft als doel in zijn leven om vrij te zijn, om zelfstandig zijn eigen keuzes te maken. Daarbij is de mens altijd verantwoordelijk voor zijn eigen daden, want iemand anders kan geen keuzes voor hem maken, dat moet hij zelf doen. Zo kan een ander ook nooit de schuld krijgen.
In Sartre’s leer is de mens eenzaam. Elke menselijke band berust op een conflict, want mensen zien elkaar als dingen en willen anderen aan zichzelf onderwerpen. Een mens wordt ongewild geboren, daarna moet hij toch zijn verantwoordelijkheid nemen, en dan gaat hij dood en is alles voor niets geweest. De mens staat hulpeloos alleen in een zinloze wereld van loutere feitelijkheid waaraan hij door eigen creativiteit slechts een willekeurige zin kan geven.
De belangrijkste eigenschap van de mens is zijn vrijheid. Toch is hij zich daar niet 100% van bewust. Zodra de mens zich helemaal bewust is van zijn vrijheid, wordt hij bang voor de grote verantwoordelijkheid die op zijn schouders rust. Hij vlucht liever achter de anderen aan. Sartre noemt de mens dan ook gedoemd om vrij te zijn, want zijn vrijheid boezemt hem uiteindelijk alleen maar angst in. De vrijheden vernietigen en objectiveren elkaar.
3. Wat is het bewustzijn volgens Sartre
Het bewustzijn is zich bewust van zijn vernietigende functie doordat het als het ware leegte in de dingen brengt. Sartre kent aan het bewustzijn een absolute en onbeperkte vrijheid toe. Het bewustzijn is dubbelzinnig: de mogelijkheid der dubbelzinnigheid stelt de mens in staat de de angst te ontvluchten.
4. Wat is het bestaan volgens hem
Het bestaan is, naar zijn denken, uiteindelijk een mislukking, doordat het samenzijn onmogelijk is.
4) De latere invloed van Sartre
• Bernard- Henry Lévy, schrijver ‘De eeuw
“Ik probeer verslag te doen van een avontuur en een teloorgang, niet alleen van Sartre, maar van de hele eeuw.” Met dit doel voor ogen schreef de Franse filosoof en romancier Bernard-Henri Lévy het indrukwekkende boek De eeuw van Sartre. In zijn typische verhaalstijl en puttend uit zijn onvoorstelbare eruditie beschrijft Lévy de figuur, het werk, de invloed, de vriendenkring en de intellectuele tijdgenoten van de belangrijkste Franse filosoof van de twintigste eeuw. Maar dit boek is veel meer dan een loutere beschrijving. Het is een diepgaand onderzoek naar de beweegredenen van de filosoof die meer dan wie ook invloed uitoefende op de linkse intellectuelen van de voorbije 50 jaar. Het resultaat van dat onderzoek is, ondanks de vele verwijzingen naar zijn diepmenselijke stellingnamen, ronduit vernietigend voor Sartre. Lévy, die behoort tot de lichting van de ‘nouveaux philosophes’, zette zich in vorige werken al af tegen het traditioneel-linkse gedachtengoed. Zoals in 1977 met zijn filosofisch traktaat La barbarie à visage humain, dat een regelrechte aanval vormt op het marxisme en het socialisme. Maar dit boek gaat veel verder. Het is net het tegengestelde van een hagiografie. Zoals Friedrich Nietzsche de figuur van Richard Wagner onderuit haalde en Karl Popper hetzelfde deed met Ludwig Wittgenstein, zo haalt Lévy Sartre van zijn voetstuk en vermorzelt hij de laatste restanten van een ideeëngoed dat ooit miljoenen jongeren in alle hoeken van de wereld begeesterde.
Jean-Paul Sartre was de theoreticus van het individualisme, maar werd later vooral bekend als geëngageerde intellectueel. Aan het einde van zijn leven ontdekte hij het judaïsme. In zijn nieuwste boek ‘Le siècle de Sartre’ laat Bernard-Henri Lévy de filosoof herleven in zijn drie verschillende gedaantes. Een gesprek met de schrijver.
Interview met BH Lévy (schrijver ‘De eeuw van Sartre) door Jean-Jacques Brochier:
U DEELT SARTRE in drie verschillende mensen. Is deze driedeling een erfenis van Althusser, die Marx in tweeën deelde?
Bernard-Henri Lévy: ‘Het verschil met wat Althusser deed, is dat mijn drie Sartres elkaar niet opvolgen. Zij co-existeren, je kunt ze op elkaar stapelen. Op het hoogtepunt van die vreselijke tijd als fellow traveller van de communistische partij, toen Sartre droomde van de fusie met een groep en rechtspraak door het volk, zie je bij hem toch ook af en toe flitsen van vrijheid en absoluut individualisme, of momenten waarop alleen de literatuur en het werken aan zijn boek over Flaubert lijken te tellen. Andersom zie je ook bij wat ik de "goede" Sartre noem — de schrijver die zich euforisch overgeeft aan het besef dat hij uniek is en zijn inspiratie vaak bij Nietzsche en Stendhal zoekt — opeens vluchtige voortekenen van wat de totalitaire Sartre van de jaren vijftig en zestig zal worden. Er zijn dus twee Sartres en zelfs drie, als je de Sartre van het einde erbij optelt. Maar dit alles is op een onvoorstelbaar onlosmakelijke manier met elkaar vermengd.’
• Roland Barthes
Als in de loop van de jaren tachtig de belangrijkste coryfeeën uit deze periode overlijden (na Barthes worden, binnen een paar jaar, Sartre, Foucault en De Beauvoir begraven), lijkt een bewogen tijdperk ten einde. Een tijdperk dat inmiddels aardig in beeld gebracht is in de biografieën die over de meeste van deze denkers zijn verschenen, en waaraan Louis-Jean Calvet vorig jaar zijn onlangs vertaalde biografie over Roland Barthes toevoegde.
Roland Barthes wordt in de jaren vijftig beroemd met zijn boeken De nulgraad van het schrijven (1 950) en Mythologieën (1957), waarmee hij naam maakt als vernieuwen van de literatuurkritiek, als semioloog en als structuralist. Dit zal hem er overigens niet van weerhouden zichzelf lange tijd, dwars door de filosofische scheidslijnen heen, te omschrijven als marxist en sartriaan, uit bewondering voor het engagement in Sartres filosofie.
Een van Barthes' eerste belangrijke artikelen verschijnt in ‘Le Combat’ waar Sartre heeft gewerkt.
Alfred Otto Wolfgang Schulze
Duitse schilder, fotograaf en graficus
Hij maakte Gravures bij werk van Franz Kafka, met wie hij een sterke affiniteit had, en bij dat van Jean Paul Sartre, Jean Paulhan, Antoni Artaud, Camille Bryen en andere tijdgenoten. Ook schreef hij korte gedichten bij zijn eigen werk. Mede onder invloed van het Existentialisme van Sartre, met wie hij een nauwe band had, ontdekte Wols de andere kant van het leven, die onder de uiterlijke oppervlakkigheid ligt.
2. Wat is de mens volgens Sartre
De mens volgens Sartre is een angstig wezen want het heeft geen enkele zekerheid inzake de waarde van zijn handelingen. Op welke criteria moet men zijn keuze gronden sinds er noch een god noch absolute waarden zijn om ons te leiden? Door zich in de politiek en in het sociale te storten, kan de mens het bestaan omvormen, een nieuw doel geven aan het bestaan .
Sartre wilde zekerheden hebben in het leven, en hij vond dat de manier waarop hij zijn zekerheden verkreeg gerechtvaardigd moest zijn en niet willekeurig. De enige manier waarop dit bereikbaar was, was door onmiddellijke confrontatie met een bepaald denkbeeld. Datgene wat als zeker overbleef, was echte kennis voor hem.
Sartre wordt wel de grootste vertegenwoordiger van het existentialisme genoemd. Hij ging ervan uit dat de mens altijd een keuze heeft. De mens heeft als doel in zijn leven om vrij te zijn, om zelfstandig zijn eigen keuzes te maken. Daarbij is de mens altijd verantwoordelijk voor zijn eigen daden, want iemand anders kan geen keuzes voor hem maken, dat moet hij zelf doen. Zo kan een ander ook nooit de schuld krijgen.
In Sartre’s leer is de mens eenzaam. Elke menselijke band berust op een conflict, want mensen zien elkaar als dingen en willen anderen aan zichzelf onderwerpen. Een mens wordt ongewild geboren, daarna moet hij toch zijn verantwoordelijkheid nemen, en dan gaat hij dood en is alles voor niets geweest. De mens staat hulpeloos alleen in een zinloze wereld van loutere feitelijkheid waaraan hij door eigen creativiteit slechts een willekeurige zin kan geven.
De belangrijkste eigenschap van de mens is zijn vrijheid. Toch is hij zich daar niet 100% van bewust. Zodra de mens zich helemaal bewust is van zijn vrijheid, wordt hij bang voor de grote verantwoordelijkheid die op zijn schouders rust. Hij vlucht liever achter de anderen aan. Sartre noemt de mens dan ook gedoemd om vrij te zijn, want zijn vrijheid boezemt hem uiteindelijk alleen maar angst in. De vrijheden vernietigen en objectiveren elkaar.
3. Wat is het bewustzijn volgens Sartre
Het bewustzijn is zich bewust van zijn vernietigende functie doordat het als het ware leegte in de dingen brengt. Sartre kent aan het bewustzijn een absolute en onbeperkte vrijheid toe. Het bewustzijn is dubbelzinnig: de mogelijkheid der dubbelzinnigheid stelt de mens in staat de de angst te ontvluchten.
4. Wat is het bestaan volgens hem
Het bestaan is, naar zijn denken, uiteindelijk een mislukking, doordat het samenzijn onmogelijk is.
4) De latere invloed van Sartre
• Bernard- Henry Lévy, schrijver ‘De eeuw
“Ik probeer verslag te doen van een avontuur en een teloorgang, niet alleen van Sartre, maar van de hele eeuw.” Met dit doel voor ogen schreef de Franse filosoof en romancier Bernard-Henri Lévy het indrukwekkende boek De eeuw van Sartre. In zijn typische verhaalstijl en puttend uit zijn onvoorstelbare eruditie beschrijft Lévy de figuur, het werk, de invloed, de vriendenkring en de intellectuele tijdgenoten van de belangrijkste Franse filosoof van de twintigste eeuw. Maar dit boek is veel meer dan een loutere beschrijving. Het is een diepgaand onderzoek naar de beweegredenen van de filosoof die meer dan wie ook invloed uitoefende op de linkse intellectuelen van de voorbije 50 jaar. Het resultaat van dat onderzoek is, ondanks de vele verwijzingen naar zijn diepmenselijke stellingnamen, ronduit vernietigend voor Sartre. Lévy, die behoort tot de lichting van de ‘nouveaux philosophes’, zette zich in vorige werken al af tegen het traditioneel-linkse gedachtengoed. Zoals in 1977 met zijn filosofisch traktaat La barbarie à visage humain, dat een regelrechte aanval vormt op het marxisme en het socialisme. Maar dit boek gaat veel verder. Het is net het tegengestelde van een hagiografie. Zoals Friedrich Nietzsche de figuur van Richard Wagner onderuit haalde en Karl Popper hetzelfde deed met Ludwig Wittgenstein, zo haalt Lévy Sartre van zijn voetstuk en vermorzelt hij de laatste restanten van een ideeëngoed dat ooit miljoenen jongeren in alle hoeken van de wereld begeesterde.
Jean-Paul Sartre was de theoreticus van het individualisme, maar werd later vooral bekend als geëngageerde intellectueel. Aan het einde van zijn leven ontdekte hij het judaïsme. In zijn nieuwste boek ‘Le siècle de Sartre’ laat Bernard-Henri Lévy de filosoof herleven in zijn drie verschillende gedaantes. Een gesprek met de schrijver.
Interview met BH Lévy (schrijver ‘De eeuw van Sartre) door Jean-Jacques Brochier:
U DEELT SARTRE in drie verschillende mensen. Is deze driedeling een erfenis van Althusser, die Marx in tweeën deelde?
Bernard-Henri Lévy: ‘Het verschil met wat Althusser deed, is dat mijn drie Sartres elkaar niet opvolgen. Zij co-existeren, je kunt ze op elkaar stapelen. Op het hoogtepunt van die vreselijke tijd als fellow traveller van de communistische partij, toen Sartre droomde van de fusie met een groep en rechtspraak door het volk, zie je bij hem toch ook af en toe flitsen van vrijheid en absoluut individualisme, of momenten waarop alleen de literatuur en het werken aan zijn boek over Flaubert lijken te tellen. Andersom zie je ook bij wat ik de "goede" Sartre noem — de schrijver die zich euforisch overgeeft aan het besef dat hij uniek is en zijn inspiratie vaak bij Nietzsche en Stendhal zoekt — opeens vluchtige voortekenen van wat de totalitaire Sartre van de jaren vijftig en zestig zal worden. Er zijn dus twee Sartres en zelfs drie, als je de Sartre van het einde erbij optelt. Maar dit alles is op een onvoorstelbaar onlosmakelijke manier met elkaar vermengd.’
• Roland Barthes
Als in de loop van de jaren tachtig de belangrijkste coryfeeën uit deze periode overlijden (na Barthes worden, binnen een paar jaar, Sartre, Foucault en De Beauvoir begraven), lijkt een bewogen tijdperk ten einde. Een tijdperk dat inmiddels aardig in beeld gebracht is in de biografieën die over de meeste van deze denkers zijn verschenen, en waaraan Louis-Jean Calvet vorig jaar zijn onlangs vertaalde biografie over Roland Barthes toevoegde.
Roland Barthes wordt in de jaren vijftig beroemd met zijn boeken De nulgraad van het schrijven (1 950) en Mythologieën (1957), waarmee hij naam maakt als vernieuwen van de literatuurkritiek, als semioloog en als structuralist. Dit zal hem er overigens niet van weerhouden zichzelf lange tijd, dwars door de filosofische scheidslijnen heen, te omschrijven als marxist en sartriaan, uit bewondering voor het engagement in Sartres filosofie.
Een van Barthes' eerste belangrijke artikelen verschijnt in ‘Le Combat’ waar Sartre heeft gewerkt.
Alfred Otto Wolfgang Schulze
Duitse schilder, fotograaf en graficus
Hij maakte Gravures bij werk van Franz Kafka, met wie hij een sterke affiniteit had, en bij dat van Jean Paul Sartre, Jean Paulhan, Antoni Artaud, Camille Bryen en andere tijdgenoten. Ook schreef hij korte gedichten bij zijn eigen werk. Mede onder invloed van het Existentialisme van Sartre, met wie hij een nauwe band had, ontdekte Wols de andere kant van het leven, die onder de uiterlijke oppervlakkigheid ligt.
REACTIES
1 seconde geleden