Inleiding
Voor het vak ANW heb ik de opdracht gekregen om een werkstuk te maken over het volgende onderwerp: De biotechnologie. Hieronder is over de ontwikkeling van de biotechnologie te lezen en over andere dingen die daar mee te maken hebben.
Wat is biotechnologie?
De definitie van biotechnologie:
Biotechnologie is het gebruik van organismen of onderdelen van organismen met als doel waardevolle producten te maken.
Het woord biotechnologie bestaat uit twee delen: bio, dat aangeeft dat het met leven te maken heeft en technologie, dat laat zien dat er menselijke vaardigheid en kennis aan te pas komt.
Biotechnologie betekend dus eigenlijk dat de mens een handeling uitvoert met een (deel van een) organisme, zodat er een waardevol product ontstaat.
Biotechnologie is tegenwoordig te onderscheiden in twee fasen:
· klassieke biotechnologie waarbij het genetische materiaal van het gebruikte organisme niet is veranderd.
· Moderne biotechnologie, oftewel gentechnologie, waarbij het genetische materiaal van het gebruikte organisme wel is veranderd.
Geschiedenis van de biotechnologie
De geschiedenis van de biotechnologie is in drie stukken in te delen:
· Tot en met 1940: klassieke biotechnologie
· 1940 - 1970: industriële biotechnologie
· Vanaf 1970 en tot heden: moderne biotechnologie
Deze drie delen lopen in elkaar over. Oude vormen van biotechnologie worden nog steeds gebruikt, maar ook nieuwe. Hieronder worden de drie verschillende fasen van de biotechnologie beschreven.
● De klassieke biotechnologie
Het eerste gebruik van biotechnologie kenmerkt zich door het feit dat de mensen helemaal niet wisten dat ze met biotechnologie bezig waren. Ze wisten niet van het bestaan van micro-organismen, terwijl ze die wel gebruikten bij het brouwen van bier bijvoorbeeld. Dat gebruik was gebaseerd op toevallige ontdekkingen. De opgedane kennis werd doorgegeven van generatie op generatie. Zo was men in staat bier te brouwen en kaas te maken.
Door de ontdekking van de microscoop ontdekte Antony van Leeuwenhoek in de zeventiende eeuw de microbiële wereld. In de 17de eeuw vond Antony van Leeuwenhoek de microscoop uit en kwam daardoor in een microbiële wereld terecht. In 1863 ontdekte Pasteur dat micro-organismen veranderen in fermentaties. Fermentaties zijn stoffen die je toevoegt aan een product zodat het langer houdbaar is. In de 1ste wereldoorlog werd ontdekt dat butanol en aceton bijproducten van fermentatie zijn. Er werd ook ontdekt dat micro-organismen afvalwater goed kunnen zuiveren. Waterzuiveringssystemen werden gebouwd en de milieu biotechnologie was een feit.
De oorsprong van deze biotechnologische processen maakt dat ze gerekend worden tot de klassieke biotechnologie. Hun oorsprong en ontdekking berust op toeval en niet op verworven kennis.
● De industriële biotechnologie
Deze periode wordt gekenmerkt door een sterke industrialisatie van biotechnologische processen. Ontdekt werd dat micro-organismen bepaalde omzettingen kunnen verrichten. Deze omzettingen werden gericht gebruikt om specifieke producten te maken.
Steeds vaker werden de processen uitgevoerd met micro-organismen die een bepaald product kunnen maken. Hiervoor werden speciale fermentors (ketels) gemaakt, waarin de omstandigheden voor het micro-organisme optimaal zijn.
Maar ook het kweken van losse planten- en dierencellen doet zijn intrede. Bijvoorbeeld voor virale vaccins.De geneeskunde kreeg er twee krachtige biotechnologische wapens bij: antibiotica en vaccins.
De processen worden duidelijk veel ingewikkelder en er worden verschillende vakgebieden bij elkaar gebracht, zoals biologie, scheikunde, natuurkunde en wiskunde. Dit resulteerde in nieuwe waardevolle producten.
● De moderne biotechnologie
De moderne biotechnologie begint vanaf het moment dat het mogelijk is gericht veranderingen in het erfelijke materiaal, het DNA, aan te brengen. In 1953 ontdekken Watson en Crick de dubbele helix structuur van het DNA. Hiermee1953 ontdekten zij dat DNA uit codes bestaat.In hoog tempo ontstaan er nieuwe technieken waarmee DNA veranderd kan worden.
Dit leidt tot een reeks nieuwe producten en toepassingen op de markt. Hieronder staan enkele voorbeelden:
- insuline, waardoor suikerziektepatiënten veel gezonder werden.
- chymosine kon nu door micro-organismen geproduceerd worden. Hierdoor was men niet meer afhankelijk van de chymosine uit kalvermagen.
- In wasmiddelen zitten enzymen die met moderne biotechnologie gemaakt worden.
- In de voedingsmiddelen industrie kwamen er toepassingen, zoals de productie van zoetstoffen.
Het gebruik van biotechnologie in onze voeding
In de voedselbereiding wordt veel gebruik gemaakt van biotechnologie. Zo wordt bier gebrouwen door gisten de aanwezige suikers om te zetten tot het smaakvolle alcohol. Yoghurt wordt gemaakt door melkzuurbacteriën toe te voegen aan melk, brie is bedekt met schimmels. Dit zijn allemaal van oorsprong traditionele biotechnologische processen.
Moderne biotechnologie heeft ook zijn intrede gemaakt in de moderne voedselbereiding. Op verschillende manieren komen voeding en moderne biotechnologie elkaar tegen.
Soja en maïs zijn zo gemodificeerd dat ze bestand zijn tegen insecten of onkruidbestrijdingsmiddel. Vooral in Amerika worden deze maïs en soja veel gekweekt.
Chymosine wordt gebruikt in kaasbereiding en wordt uit kalverenmagen gewonnen. Het is echter ook op diervriendelijke manier te produceren, namelijk door micro-organismen.
Aroma `s die smaak geven aan voedingsmiddelen worden op grote schaal geproduceerd door micro-organismen. Ook enzymen worden vaak geproduceerd door genetisch gemodificeerde micro-organismen. Deze enzymen worden vaak gebruikt in de productie van voedingsmiddelen.
In Nederland houdt het RIKILT zich bezig met de controle van voedingsmiddelen. Hier beoordelen ze de kwaliteit van de voedingsmiddelen die op de Nederlandse markt verkocht worden. Zij controleren dus of je eten wel veilig is. Ze testen hier ook genetisch gemodificeerde voedingsmiddelen.
Een blik op de geschiedenis van de biotechnologie maakt duidelijk, dat de oudste toepassingen producties van levensmiddelen zijn (bier, wijn). Sinds de introductie van de DNA-technologie hebben echter de toepassingen die zijn gericht op medische aspecten en gezondheid enorm toegenomen. Hier kan je denken aan de productie en ontwikkeling van geneesmiddelen als insuline, interferon, menselijke groeihormoon of van vaccins.
Het gebruik van biotechnologie op het medische vlak:
● vaccins
Vaccins worden op verschillende manieren gemaakt. Eerst moet het ziekteverwekkende organisme geïsoleerd worden uit patiënten. Dit kan een bacterie (Kinkhoest, Tetanus) of een virus (Polio, Griep, Mazelen) zijn. Voor een ziekte als bijvoorbeeld Polio zijn drie klassen poliovirus geïsoleerd in het verleden. Deze klassen virus worden bewaard en telkens opnieuw gebruikt. Voor het griepvaccin moet elk jaar weer opnieuw gekeken worden welk type griepvirus belangrijk gaat worden, want griep is elk jaar wel weer een ander soort virus.
Nadat het geïsoleerd is wordt het organisme dan gekweekt. Voor bacteriën betekent dit dat ze gekweekt worden in fermentors. In zo’n fermentors (ook wel bioreactor genoemd) worden condities aangelegd waarbij de bacterie optimaal groeit. Hierbij moet je denken aan de samenstelling van het kweekmedium (een vloeistof met allerlei voedingsstoffen voor de bacterie), de temperatuur en de zuurgraad. Als er voldoende bacteriën zijn gekweekt worden ze geïnactiveerd en verwerkt tot een vaccin dat bij mensen kan worden ingespoten.
Voor virussen werkt het iets anders. Virussen kunnen zich niet zelfstandig vermeerderen maar vermenigvuldigen zich in de cellen van dier of mens. Daarom worden er eerst cellen uit een dier geïsoleerd. Deze cellen worden dan vermeerderd in de eerder genoemde fermentors. Voor het Polio vaccin worden bijvoorbeeld cellen geïsoleerd uit de nieren van apen. Als de cellen zich hebben vermeerderd wordt het virus aan de fermentor met cellen toegevoegd en gaat het virus zich vermenigvuldigen ten koste van de cellen. Uiteindelijk houd je in de fermentor dan alleen maar virusdeeltjes over. Deze worden weer geïnactiveerd en gereed gemaakt om te worden ingespoten als vaccin. Overigens worden de cellen hiervoor niet altijd in fermentors gekweekt. Voor het griepvaccin wordt het virus vermenigvuldigd door het te injecteren in eieren. Het virus groeit dan op de cellen van het kippenembryo in het ei.
De bacteriën en virussen moeten geïnactiveerd worden omdat je anders echt ziek zou worden. Van geïnactiveerde virussen en bacteriën word je niet ziek maar bouw je wel weerstand op. De ziekteverwekkers worden trouwens niet altijd volledig geïnactiveerd maar in een aantal gevallen alleen maar verzwakt. Ook van deze verzwakte ziekteverwekkers wordt je niet ziek, maar ze geven soms een betere afweer.
Het vaccin tegen varkenspest is op nog weer een andere manier gemaakt. Hierbij wordt van een eiwit dat aan de buitenkant van het virus zit het bijbehorende gen geïsoleerd. Vervolgens worden er cellen die geïsoleerd zijn uit een insect in een bioreactor gekweekt. Als de cellen zich vermeerderd hebben wordt het gen vervolgens op een speciale manier in de insectencellen gebracht. Deze cellen gaan vervolgens dit eiwit in grote hoeveelheden maken. Dit eiwit wordt dan gezuiverd en als vaccin bij varkens ingespoten. De varkens bouwen dan afweer op tegen dit eiwit en daarmee ook tegen het virus dat dit eiwit aan de buitenkant heeft zitten. Omdat je hier alleen een eiwit en geen heel virus gebruikt hoef je niet te inactiveren en weet je zeker dat het varken er niet echt ziek van wordt. Dit noemen we ook wel subunit vaccins omdat het vaccin bestaat uit een subunit van het virus.
● insuline
Het eerste product dat op de markt is gekomen dat met behulp van gerecombineerde cellen geproduceerd is, is insuline (1982). Menselijk insuline werd ingebouwd in de bacterie E. coli. Ook de daarop volgende producten die geproduceerd werden met gerecombineerde cellen, interferon (1986) en menselijk groeihormoon (1987) werden geproduceerd met E. coli.
Voordat insuline met behulp van E. coli geproduceerd werd, werd het gewonnen uit de pancreas van geslachte varkens en koeien. Hiertoe wordt direct na het slachten de pancreas verwijderd en ingevroren. In gespecialiseerde bedrijven wordt vervolgens de insuline gewonnen door extractie. Na zuivering kan op deze manier 100 gram insuline gewonnen worden uit een ton pancreas.
Een nadeel van het dierlijke insuline is, dat het niet exact gelijk is aan het menselijk insuline. Menselijk insuline kan echter op eenvoudige wijze gesynthetiseerd worden uit het dierlijke insuline. Het eindproduct bevat echter altijd nog microverontreinigingen die tot afweerreacties kunnen leiden in het menselijk lichaam.
Een alternatief proces is de productie van menselijk insuline met E. coli. Het erfelijk materiaal dat codeert voor insuline is hiertoe overgebracht naar deze bacteriën. Insuline dat exact gelijk is aan menselijke insuline kan nu met bacteriën gemaakt worden.
De productie van insuline met gerecombineerde cellen is in feite niet veel anders dan andere fermentaties. Een belangrijk verschil bij een dergelijke fermentatie is dat aan bepaalde eisen voldaan zal moeten worden om met name verspreiding van de gerecombineerde cellen te voorkomen.
Ondanks dat E. coli menselijk insuline produceert, dient dit in vergaande mate gezuiverd te worden. De fermentatievloeistof zal allerlei andere eiwitten bevatten waartegen in het bloed antigenen gevormd zullen worden. Dit geldt voor alle producten die direct geïnjecteerd worden (groeihormoon, interferon, vaccins).
Cellen
Het werkstuk gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
1 seconde geleden
P.
P.
zoveel fouten! Antonie van Leeuwenhoek heeft de microscoop helemaal niet uitgevonden! ik heb er niet zoveel aan gehad, jammer, beter je best doen dan maar...
20 jaar geleden
AntwoordenM.
M.
Een mens heeft 46 chromosomen en geen 48...
13 jaar geleden
AntwoordenG.
G.
Bronvermelding zou lekker zijn.Dat moet met werkstukken toch gewoon altijd?
11 jaar geleden
AntwoordenJ.
J.
dit is echt geen goed verslag het mist allemaal dingen en zit vol met fouten en dingen die niet waar zijn bijvoorbeeld wij hebben maar 46 chromosomen en niet 48
9 jaar geleden
Antwoorden