Vergilius Aeneis IV + IV - Poetica

Beoordeling 7.4
Foto van een scholier
  • Vertaling door een scholier
  • Klas onbekend | 2028 woorden
  • 6 juni 2005
  • 182 keer beoordeeld
Cijfer 7.4
182 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
IV)

Gewond door de liefde.

Ach, onwetende geesten van waarzeggers! Wat helpen gebeden, wat helpen tempels voor een hevig verliefde. Intussen verteert het vuur het zachte merg en heimelijk leeft de wonde diep in haar hart. De ongelukkige Dido wordt verschroeid en bezeten dwaalt ze doorheen de hele stad, zoals een hinde, getroffen door een pijl; een herder doorboorde van ver met een pijl het argeloze dier in de Kretenzische bossen terwijl hij op jacht was en hij liet er zonder het te weten het gevleugelde ijzer in achter; deze (de hinde) doorkruist op de vlucht de wouden en de bergpassen van Dictè; De dodelijke pijl steekt in haar zij. Nu eens leidt ze Aeneas persoonlijk doorheen het midden van de stad en toont ze de Carthaagse rijkdommen en de gebouwde stad; ze begint te spreken maar stokt in het midden van de zin; dan weer gaat ze, bij het vallen van de avond, naar het feestmaal en telkens weer smeekt ze buiten zichzelf de Trojaanse omzwervingen te horen en telkens weer hangt ze aan de lippen van de verteller.
Daarna, wanneer ze uit elkaar zijn gegaan en de duistere maan op zijn beurt het licht heeft gedoofd en de vallende sterren aanmanen tot slapen, treurt ze alleen in het lege huis en ligt ze op de verlaten aanligbedden. Afwezig hoort ze en ziet ze de afwezige; of ze neemt Ascanius op de schoot, getroffen door het beeld van zijn verwekker, in de hoop dat ze zo de onuitsprekelijke liefde kan misleiden. De torens, waar men aan begonnen is, rijzen niet op, de jeugd oefent niet met wapens en (de bouw van) de haven en het veilige bolwerk voor oorlog liggen stil; de onderbroken werken en de reusachtige kantelen van de muren en de hemelhoge stellages blijven liggen.

De jacht. (r.151-172)

Nadat ze in de hoge bergen en de ondoordringbare wouden zijn gekomen, zie daar rennen wilde geitjes, verdreven van de toppen van de rotsen, van de berg naar beneden; van de andere kant steken herten de open velden over met een spurt en in hun vlucht brengen ze stoffige slierten samen en ze verlaten de bergen. En de jonge Ascanius is blij met zijn hevig paard in het midden van de valleien, en hij steekt nu eens dezen, dan weer dezen op een draf voorbij, en hij wenst met gebeden dat een schuimbekkend everzwijn opdaagt tussen het lamlendig vee of dat een goudgele leeuw de berg afdaalt. Intussen begint de hemel zich met luid gerommel te roeren; onmiddellijk gevolgd door een stortbui vermengd met hagel; en de Carthaagse gezellen en de Trojaanse jeugd en de Trojaanse kleinzoon van Venus zoeken naar alle kanten vol vrees over de velden naar verschillende schuilplaatsen; de rivieren storten zich van de bergen. Dido en de Trojaanse leider komen in dezelfde grot terecht. Moeder aarde en de huwelijksgodin Juno geven als eerste het teken; Bliksems flitsen en de lucht is getuige van het huwelijk en de nymphen gillen van de hoogste toppen Die dag was de eerste oorzaak voor dood en de eerste oorzaak voor ellende; Want Dido wordt niet geraakt door schijn of faam, en ze zint al zeker niet op een heimelijke liefde; ze noemt het een huwelijk; Met deze naam versluiert ze haar schuld.

De roddel verspreidt zich.

Dadelijk ging Roddel door de grote steden van Libië, Roddel, geen ander kwaad is sneller dan haar; ze is krachtig door haar beweeglijkheid en door rondgang wint ze aan krachten; Aanvankelijk is ze klein door vrees, maar weldra verheft ze zich in de lucht en gaat ze voort over de grond en steekt ze haar hoofd tussen de wolken. Moeder Aarde bracht haar voort, ontstoken in woede tegen de goden, zoals men zegt, als laatste zus voor Coeus en Enceladus, snel door voeten en vlugge vleugels, een reusachtig huiveringwekkend monster, voor wie zoveel waakzame ogen eronder als er veren zijn op haar lichaam – wonderlijk om zeggen – zoveel tongen, evenveel monden kwetteren, zoveel oren spitst zij. ’s Nachts vliegt zij midden tussen hemel en aarde door de schaduw, suizend, en ze sluit haar ogen niet voor een zoete slaap; Overdag zit ze als bewaker ofwel op de nok van het hoge dak ofwel op de hoge torens, en ze verschrikt grote steden, zozeer volhardend in verdraaide leugens, maar ook een booschapster van de waarheid. Deze voorzag de mensen blij van veelvuldige praatjes en ze bezong evenzeer gebeurde als niet gebeurde dingen: Aeneas, voortgekomen uit Trojaans bloed, is gekomen, aan die man acht de mooie Dido het waardig zich te binden; nu koesteren ze elkaar gedurende de winter, die lang is, in weelde, de koninkrijken vergetend en gegrepen door een schandelijke begeerte. Dit verspreidde de gemene godin naar alle kanten op de tongen van de mensen.

Mercurius herinnert Aeneas aan zijn zending. (r.279-295)

Maar Aeneas was verstomd door de aanblik, uitzinnig, en zijn haren richtten zich op door schrik en zijn stem stokte in zijn keel. Hij verlangde vurig weg te gaan met een vlucht en de zoete gebieden te verlaten, geschokt door zo’n aanmaning en bevel van de goden. Wat moet hij doen? Met welk toespreken moet hij de verliefde koningin benaderen? Welke beginwoorden neemt hij? En hij verdeelt zijn snelle geest nu eens hierheen, dan weer daarheen, hij graaft in verschillende delen en wentelt alles om. Dit scheen zijn weifelende gevoel het meest verkieslijk: Hij roept Mnestheus en Sergestus en de dappere Serestus samen, opdat ze de vloot in orde brengen en heimelijk de gezellen aan de kust verzamelen, en het scheepstuig gereedmaken en dat ze de oorzaak van de nieuwe ontwikkelingen verzwijgen; Hij zal intussen proberen een toegang te zoeken tot haar, aangezien de goede Dido er niets van weet, en ze zich niet verwacht aan het verbreken van zulke liefdesgevoelens, en hij wacht op de meest gepaste tijd om te spreken, en de gunstige manier door deze ontwikkelingen. Al te snel gehoorzamen allen opgewekt aan zijn bevel en vol ijver volbrengen ze wat bevolen is.

Dido verzet zich tegen Aeneas’ vertrek.

De vertaling gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen

Maar de koningin voorzag de listen – wat kan een geliefde misleiden? – en vernam als eerste het toekomstig vertrek, al het veilige vrezend. De boosaardige Roddel zelf maakte aan de verliefde duidelijk dat de vloot bewapend werd en de tocht werd voorbereid. Buiten zichzelf ging ze tekeer en opgehitst zwierf ze doorheen de hele stad rond, zoals een Bacchante, opgejaagd door de in gang gezette rituelen, wanneer ze haar prikkelen na het horen van de bacchuskreten op het tweejaarlijks feest en de nachtelijke Cithaeron roept met geschreeuw. Uiteindelijk sprak ze Aeneas uit eigen beweging met deze woorden aan: Hoopte je echt zo’n wandaad te kunnen verbergen, trouweloze, en heimelijk van mijn gebied weg te kunnen gaan? Weerhoudt noch onze liefde, noch jouw ooit gegeven rechterhand, noch Dido, die een wrede dood zal sterven, jou? Ja, maak je zelfs onder het wintergesternte de vloot in gereedheid en maak je je klaar om door het midden van de noordenwinden over zee te gaan, wreedaard? Wat als je niet op zoek was naar vreemde landen en onbekende huizen en het oude Troje nog bestond, zou Troje dan door de golvenrijke zeevlakte met schepen gezocht worden? Vlucht je voor mij? Ik smeek je bij deze tranen en je rechterhand, – Aangezien ik voor mezelf ongelukkige niets anders heb overgelaten – bij onze verbintenis, bij het begonnen huwelijk, als ik me ooit verdienstelijk heb gemaakt voor jou, of iets van mij voor jou dierbaar is geweest, heb medelijden met het instortende huis en als er nog plaats is voor deze smeekbeden, zie af van dit voornemen. Vanwege jou haten de Lybische stammen en de Nomadische tirannen en de vijandige Carthagers mij; vanwege jou is mijn eer en mijn vroegere naam, de enige manier waarop ik tot de sterren reikte, vernietigd. Aan wie laat je me ten dode opgeschreven achter, gast? Aangezien deze naam de enige is die er rest na echtgenoot. Wat treuzel ik? Misschien totdat mijn broer Pygmalion de wallen verwoest of de Gaetuliër Jarbas me meeneemt als gevangene? Als ik voor uw vlucht tenminste nog een kind had ontvangen, als een zeer kleine Aeneas voor mij in het paleis speelde, die jou in zijn gezicht weerspiegelde, dan zou ik niet helemaal (als) bedrogen en verlaten schijnen.

Aeneas verdedigt zijn besluit.

Zo sprak ze. Aeneas hield door de vermaningen van Juppiter de ogen onbeweeglijk en met moeite onderdrukte hij de bezorgdheid in zijn hart. Uiteindelijk antwoordde hij kort: Ik zal nooit ontkennen koningin, dat jij je verdienstelijk gemaakt hebt, door deze (weldaden) die je in staat bent, door te spreken , in grote getale op te sommen en nooit zal het me spijten terug te denken aan Dido, zolang ik mezelf indachtig ben, zolang mijn levensadem deze ledematen regeert. Ik zal weinig tot mijn verdediging spreken, noch heb ik gehoopt, beeld je dit niet in, deze vlucht te verbergen met een slinkse streek, noch heb ik ooit de huwelijksfakkels van echtgenoot voor me uit gehouden of heb ik ooit dergelijke verbintenis gesloten. Indien de lotgevallen mij toestonden een leven te leiden zoals ik het wil en vrijwillig de aangelegenheden te regelen, dan zou ik mij eerst wijden aan Troje en mijn dierbare overblijfselen, de hoge daken van Priamus zouden nog overblijven en ik zou eigenhandig het (overwonnen)? Troje weer doen opleven. Maar nu hebben Apollo van Grynium en het Libische orakel bevolen het grote Italië trachten te bereiken. Dat is mijn liefde, dat is mijn vaderland. Als de burchten van Carthago en de aanblik van de Libische stad jou, Fenicische, vasthoudt, dan toch misgun je de Trojanen zich te vestigen in het land van de Ausoniërs.
En wij hebben het recht een buitenlands koninkrijk te zoeken. Telkens wanneer de nacht de landen bedekt met vochtige schaduw, telkens wanneer de vurige sterren opkomen, maakt de verstoorde verschijning van mijn vader Anchises me in mijn slaap bang en maant hij mij aan. Mijn zoon Ascanius waarschuwt door het onrecht aan zijn dierbaar hoofd, als ik hem beroof van het koninkrijk Italië en de door het noodlot voorbestemde landen. Nu bracht zelfs een bode van de goden, gezonden door Juppiter zelf, opdrachten over; zelf heb ik de god in helder licht gezien, binnengekomen door de muren, en ik heb met deze oren zijn stem gehoord. Hou op mij en jezelf met jouw klachten in brand te steken; ik zoek Italië niet vrijwillig.

IV)

Dido in het rijk van de schimmen.

Tussen deze (schimmen) dwaalde ook de Fenicische Dido in de grote bossen, met haar nog verse wonde; van zodra de Trojaanse held naast deze stond en haar herkende in de duisternis, vaag, zoals iemand die in het begin van de maancyclus door de wolken de maan ziet opkomen of meent opgekomen te zien hebben, liet hij zijn tranen de vrij loop en sprak haar met zoete liefde toe: Ongelukkige Dido, het bericht dat aan mij gekomen is was dus waar, je bent gestorven en je zocht de dood met het zwaard? Ach ik ben de oorzaak voor jouw dood! Ik zweer bij de sterren, bij de hemelingen en indien er trouw is in dit diepste van de aarde, koningin, ik ging tegen mijn wil weg van jouw kust. Maar de bevelen van de god, die mij nu dwingen door deze schaduwen te gaan, door verwilderde, verwaarloosde plaatsen en de diepe nacht, door deze bevelen word ik voortgedreven en ik kon niet geloven dat door mijn heengaan ik aan jou zo’n groot verdriet heb aangedaan. Sta stil en onttrek je niet van mijn aanblik. Wie ontvlucht je? Dit is door de laatste beschikkingen van het noodlot dat ik je toespreek
Aeneas verzachtte met zulke woorden de brandende en nors kijkende ziel en wekte tranen op. Deze (Dido) hield de afgewende ogen naar de grond gericht en het gelaat bewoog niet door een begonnen gesprek, ze stond er zo hard als een silexsteen of de rotsen van de Marpesiusberg. Uiteindelijk snelde ze weg en vluchtte ze van de vijand weg in het schaduwrijke woud, waar haar vorige echtgenoot haar liefdesverdriet tegemoet kwam en Sychaeus liefde met liefde vergold. En Aeneas, geschokt door het oneerlijke voorval, staarde haar met grote tranen na en beklaagde zich.

Tussen deze (schimmen) dwaalde ook de Fenicische Dido in de grote bossen, met haar nog verse wonde; van zodra de Trojaanse held naast deze stond en haar herkende in de duisternis, vaag, zoals iemand die in het begin van de maancyclus door de wolken de maan ziet opkomen of meent opgekomen te zien hebben, liet hij zijn tranen de vrij loop en sprak haar met zoete liefde toe: Ongelukkige Dido, het bericht dat aan mij gekomen is was dus waar, je bent gestorven en je zocht de dood met het zwaard? Ach ik ben de oorzaak voor jouw dood! Ik zweer bij de sterren, bij de hemelingen en indien er trouw is in dit diepste van de aarde, koningin, ik ging tegen mijn wil weg van jouw kust. Maar de bevelen van de god, die mij nu dwingen door deze schaduwen te gaan, door verwilderde, verwaarloosde plaatsen en de diepe nacht, door deze bevelen word ik voortgedreven en ik kon niet geloven dat door mijn heengaan ik aan jou zo’n groot verdriet heb aangedaan. Sta stil en onttrek je niet van mijn aanblik. Wie ontvlucht je? Dit is door de laatste beschikkingen van het noodlot dat ik je toespreek
Aeneas verzachtte met zulke woorden de brandende en nors kijkende ziel en wekte tranen op. Deze (Dido) hield de afgewende ogen naar de grond gericht en het gelaat bewoog niet door een begonnen gesprek, ze stond er zo hard als een silexsteen of de rotsen van de Marpesiusberg. Uiteindelijk snelde ze weg en vluchtte ze van de vijand weg in het schaduwrijke woud, waar haar vorige echtgenoot haar liefdesverdriet tegemoet kwam en Sychaeus liefde met liefde vergold. En Aeneas, geschokt door het oneerlijke voorval, staarde haar met grote tranen na en beklaagde zich.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.