-
SCHRIJVER, TITEL, GENRE
Het origineel is door Willem IJsbrantz. Bontekoe, ik heb de hertaling van Thomas Rosenboom gelezen.
Het journaal van Bontekoe, Athenaeum- Polak & Van Gennep, Amsterdam 2007 (eerste druk 1646), 168 blz.
Genre: journaal, reisverslag
-
KEUZE
Ik heb dit boek gekozen, omdat ik nog een boek uit de tijd van de Renaissance moest lezen. In de mediatheek ging ik op zoek naar een boek uit die tijd. Dit boek leek me wel leuk, omdat het echt is gebeurd.
Dit boek heb ik gekozen, omdat ik dacht dat er best wel spannende stukjes in zouden voorkomen. Zo'n reis over zee ging namelijk niet altijd even goed. Ook leek het me leuk om me in de personen op een schip, die zo'n reis maakt, in te leven. Zo hoop ik ook nog wat te leren.
-
SAMENVATTING
In 28 december 1618 vertrok Bontekoe als schipper van het schip Nieuw Hoorn van Texel naar Bantam op Java. Er waren 206 bemanningsleden. De reis ging eerst vrij voorspoedig: het schip voer langs de punt van Brazilië, en arriveerde eind mei 1619 bij Kaap de Goede Hoop. Hier werd niet aangelegd, wegens het slechte weer en omdat er nog genoeg voorraden waren. Het schip deed vervolgens 21 dagen Réunion en negen dagen Sancta Maria aan en vertrok daar op 8 september. In de loop van de reis overleden 17 mensen, zodat er 189 over waren toen het schip in de buurt van Sumatra was gekomen. Op 19 november 1619 raakte door onvoorzichtigheid van botteliersmaat Keelemeyn een vat brandewijn in brand en daarna de smidskolen. Een half uur nadat de brand geblust leek laaide deze weer op; de kolen waren blijven smeulen. Er waren 360 halve vaten buskruit op het schip, deels voor verdediging onderweg, deels voor transport naar Oost-Indië. Tijdens de brand stelde Bontekoe voor dit deel van de lading overboord te zetten, maar koopman Hein Rol was daar eerst tegen omdat het kruit nog nodig kon zijn als het schip nog aangevallen zou worden door Spaanse schepen. Nadat de brand zich uitbreidde ging een aantal bemanningsleden zonder toestemming van boord in een (kleinere) boot en een sloep in plaats van te helpen blussen. Bontekoe beschouwde dit als drossen, dat wil zeggen deserteren, hoewel Hein Rol, die boven Bontekoe stond, er ook bij was. De resterende bemanning begon alsnog het kruit overboord te zetten, maar de brand bereikte het nog aanwezige kruit en het schip explodeerde. Van de 119 personen die nog aan boord waren overleefden maar twee het: Bontekoe, die zwaar gewond raakte, en de jongeman Hermen van Kniphuysen. Ze werden door de boot aan boord genomen. Het aantal overlevenden was daarmee 46 in de boot en 26 in de schuit, bij elkaar 72. Van de hemden van de inzittenden werden zeilen genaaid. Na verloop van tijd stapten de mensen van de schuit over in de boot. Soms was er voedsel: één keer kwamen er meeuwen over de boot heen vliegen, die gepakt konden worden, en een andere keer waren er vliegende vissen. Er was geen drinkwater en sommigen dronken uit wanhoop zeewater of hun urine. Het eerste raadde Bontekoe af, het tweede deed hij ook een poosje, tot deze ondrinkbaar werd. Uiteindelijk ging het regenen en had men weer drinkwater. Aan voedsel was zo'n gebrek dat de bemanning de scheepsjongens wilde doden om op te eten. Bontekoe was daar tegen, waarop ze bereid waren nog drie dagen te wachten. Net op tijd, dertien dagen na het vergaan van de Nieuw Hoorn, werd een eilandje in Straat Soenda bereikt, 15 mijl uit de kust van Sumatra, waar men zich tegoed deed aan kokosnoten. Daarna ging men door naar het vasteland van Sumatra. Hier troffen de schipbreukelingen autochtonen aan van wie ze eerst voedsel konden kopen met de munten die ze hadden kunnen meenemen uit het vergane schip. Daarna werden ze echter door de plaatselijke bevolking aangevallen, waarbij elf bemanningsleden werden gedood en vier moesten worden achtergelaten. Zo bleven er dus 57 overlevenden over. De boot kwam bij Java 23 Nederlandse schepen tegen onder commando van Frederik de Houtman, hetgeen ze behoedde naar Bantam te gaan dat Nederland nu vijandig gezind was. Verdeeld over de schepen gingen de overlevenden mee naar Batavia, waar Bontekoe en Rol werden ontvangen door Jan Pieterszoon Coen. Bontekoe kreeg hier een nieuw schip toegewezen en werd naar de Zuid-Chinese Zee gestuurd. Zijn opdracht bestond onder andere uit het aanhalen van handelsbetrekkingen met China, en de Spanjaarden op de Filipijnen het leven zuur maken. Hieronder vielen ook het overvallen van Spaanse schepen en het ronselen of zelfs ontvoeren van Chinese arbeiders om op plantages op het pas veroverde Formosa te werken. Uiteindelijk vertrok hij in november 1625 als schipper van de Hollandia van Batavia naar Hoorn. Op de terugreis verloor hij in een orkaan bijna weer zijn schip. Op Madagaskar maakten de autochtonen het de Fries Hilke Jopkins en een paar van zijn kameraden zo naar hun zin, dat ze niet mee terug wilden naar Nederland en zich verstopten, zodat de schipper zonder hen terugmoest.
-
VERHAALTECHNIEK
De titel is kozen naar het werk zelf. Het verhaal zelf is een journaal door Bontekoe geschreven.
Het verhaal is in de ik-persoon geschreven. Aan de ene kant is dat leuk, omdat je ik-persoon helemaal leert kennen. Aan de andere kant houd ik er niet zo van, omdat je de andere personen niet leert kennen. In het verhaal worden letterlijk citaten van andere personen op het schip gebruikt. Dat geeft meer waarde aan het verhaal.
Drie personen kan ik niet beschrijven, omdat er geen drie in het verhaal voorkomen. De ik-persoon: vertrouwd erg op God en schaamt zich niet om zijn emoties op te schrijven. Ook klaagt hij niet.
Bijzonder situatie:
Blz. 41: '' We zagen hier ook iets wat ons allen zeer verbaasde, namelijk hoe de zeeschildpadden 's ochtends uit zee het strand op kwamen, een kuil in het zand schraapten, daar hun eieren in legden (in groten getale wel tot honderd of zelfs tweehonderd toe), en vervolgens het zand weer over de eieren schraapten, deze eieren werden dan door de zon uitgebroed die vanaf het middaguur de hele dag fel scheen, zodat er jongen schildpadjes uit kwamen. Wij sloegen ze met verwondering gade, want ze waren niet groter dan hun schildje, die op hun beurt weer niet groter waren dan flinke notendoppen.''
- Dit vond ik een mooi stukje, omdat de schrijver het zo beschrijft, dat je er zelf bij had willen zijn. Je merkt in dit stukje ook, hoe de schrijver van deze dingen genoot.
Blz. 38: '' Al rondkijkend ontdekten we in de bomen een grote troep duiven. Het waren van die blauwe veldvliegers, en ze lieten zich met de blote hand grijpen en doodslaan met stokjes en rieten, zonder dat ze het benul hadden om weg te vliegen. We sloegen er die dag wel zo'n tweehonderd dood, en die gingen we bij het vuur staan koken en braden voor de zieken en ook voor de gezonden. We vonden ook veel landschildpadden, die we kookten met damastpruimen, waarvan we er uit Holland volop hadden meegenomen.''
- Een bijzonder gebeuren. In dit stukje leer ik iets van hoe die mensen in die tijd leefden. Ook hoe blij ze blijkbaar waren met dit maaltje. Dan wil ik niet bedenken hoe het er ook het schip misschien wel aan toe moet zijn gegaan, wat voor eten ze daar beschikbaar hadden.
Het verslag gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden