Mahatma Gandhi

Beoordeling 7.2
Foto van een scholier
  • Scriptie door een scholier
  • 6e klas vwo | 7547 woorden
  • 10 mei 2001
  • 162 keer beoordeeld
Cijfer 7.2
162 keer beoordeeld

“De mens, die verwijlt bij de objecten der zinnen, raakt eraan gehecht; uit gehechtheid ontstaat begeerte; uit begeerte komt toorn. Uit toorn ontstaat begoocheling; uit begoocheling een verward geheugen; uit een verward geheugen
het verloren gaan van de rede; en door het verloren gaan van de rede gaat hij ten onder “ Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 : Inleiding
Hoofdstuk 2 : Algemene Informatie *2.1 Algemene Informatie over India *2.2 Geschiedenis van India *2.3 Godsdienst *2.4 Kastenstelsel
Hoofdstuk 3 : Gandhi’s Biografie *3.1 Studie in Engeland (1888-1893) *3.2 Advocaat in Zuid-Afrika (1893-1915) *3.3 Gandhi terug naar India (1915-1948) *3.4 De Toenadering van Onafhankelijkheid (1939-1947) Hoofdstuk 4 : Gandhi’s levensopvattingen en geloof *4.1 Satyagraha

Hoofdstuk 5 : De relatie tussen de “Founding Fathers” Hoofdstuk 6 : De eeuwige strijd tussen moslims en Hindoes
Hoofdstuk 7 : Situatie na onafhankelijkheid
Hoofdstuk 8 : Invloed van Gandhi
Hoofdstuk 9 : Nawoord
Literatuurlijst Hoofdstuk 1: Inleiding Ik heb dit onderwerp gekozen, nadat ik vorig jaar zelf in Sri Lanka (nabijgelegen eiland) en India ben geweest. Het vreemde vond ik daar dat het leek alsof de jongere generaties Gandhi vergeten waren, maar dat nog veel oudere generaties nog dagelijks over hem praten en proberen te leven volgens zijn filosofie. Daar ben ik dus ook mijn hoofdvraag op gaan richten: Hoe kan het dat deze man zoveel invloed heeft gehad en zo’n blijvende indruk heeft kunnen maken? Voor dezelfde reden heb ik ook een CD-ROM bij mijn scriptie gedaan waarop 2 speeches van Gandhi staan en een filmfragment (af te spelen met elke mediaspeler,audiofiles met bijvoorbeeld winamp). Dit is niet zonder reden, ik wil hiermee laten zien – wat mij ook verbaasde toen ik hem echt hoorde en zag – dat Gandhi helemaal geen machtige manier van massa’s toespreken had. Zoals bijvoorbeeld A.Hitler met zijn manier van spreken duizenden mensen kon indoctrineren. Op deze fragmenten zie je een zeer klein ielig mannetje, die een stem heeft van een cartoonfiguurtje, maar toch met zijn geweldige charisma zoveel macht wist te verkrijgen. Hoofdstuk 2 :Algemene informatie 2.1 : Algemene informatie over India India is met een oppervlakte van bijna 3,3 miljoen km2 het op zes na grootste land ter wereld. Hierbij is inbegrepen een groot deel van Jammu en Kasjmir in het uiterste noorden, waarover de territoriale rechten zowel door Pakistan als door India worden geclaimd. Geografisch is India te verdelen in drie natuurlijke regio's: het Himalayagebergte in het noorden met enkele van de hoogste toppen ter wereld, de grote vlaktes van de rivieren de Indus en de Ganges, en de grote plateaus van het zuidelijk gedeelte van het schiereiland, dat bestaat uit zeer oude geologische formaties. Met een bevolkingaantal van over de 1 miljard heeft India het op een na hoogste bevolkingstal ter wereld. In 1998 bedroeg de bevolkingsgroei 1,71 procent % per jaar, meer dan 17 miljoen mensen en dus ook meer dan de totale Nederlandse bevolking! Met een bevolkingsdichtheid van 277,8 inwoners per km2 (1996) is het land ook een van de dichtstbevolkte landen ter wereld. Grote delen van India zijn overbevolkt. Economische ontwikkeling is een constante race tegen de bevolkingsgroei. Het in de hand houden van de bevolkingsomvang is dan ook een brandend vraagstuk voor de Indiase overheid. In India worden een grote hoeveelheid talen gesproken. Hoeveel is niet met zekerheid vast te stellen. Bij een volkstelling een aantal jaren geleden noemden de ondervraagden 1652 verschillende talen als hun moedertaal. Maar is het niet duidelijk of de mensen verschillende namen gaven aan dezelfde taal. Voor veel talen bestaat geen schrift. De grootste taal is het Hindi met meer dan tweehonderdzestig miljoen sprekers. Hindi is de officiële taal van India. India vierde in 1997 vijftig jaar onafhankelijkheid van Groot-Brittannië. Sinds 1947 is het als federale republiek de grootste democratie ter wereld. Het land bestaat uit 25 deelstaten en 7 zogenaamde 'union territories', elk met een eigen hoofdstad. New Delhi is de federale hoofdstad van India. Twee van de drie Indiërs is boer, bosbouwer of visser; van het overige deel werkt 20% in de dienstensector en 13% in de industrie. Belangrijke exportproducten zijn rietsuiker, rijst, thee en diverse fruit- en groentesoorten, en verder onder meer leer en textiel (vooral jute), edelstenen en diverse mijnbouwproducten. Rijst is het meest verbouwde - en meest gegeten gewas in India. Een ander belangrijk inkomen voor India is de toerisme-industrie, het is een van de belangrijkste bronnen voor het binnenhalen van buitenlandse deviezen. 2.2 : Geschiedenis van India In India leven al tienduizend jaar mensen. Door het gehele land zijn vuurstenen, vuistbijlen en andere voorwerpen gevonden. De eerste beschaving waar meer over bekend is, is de Harappa-cultuur. Deze cultuur is genoemd naar de stad Harappa. Harappa is een van de belangrijkste steden uit die tijd. Opvallend aan deze stad is de rechte straten, de aanwezigheid van uitgebreide waterleidingsystemen en de grote massieve gebouwen. De Harappa-cultuur bestond waarschijnlijk alleen uit boeren, kooplieden en priesters. Er zij geen overblijfselen zoals paleizen. Ongeveer duizend jaar blijft de Harappa-cultuur bestaan. Rond 1550 voor Christus werden de steden van de Harappa-cultuur verwoest door invallers uit het Noorden, de Indo-Europeanen. Tussen 600 en 450 voor Christus ontstaan er verschillende koninkrijken en republieken. In één van de kleinere republieken wordt in 566 voor Christus, Gautama Boeddha geboren. Hij is de stichter van het Boeddhisme. In de 4e eeuw ontstaat het rijk van de Gupta's. Het Gupta-tijdperk wordt vaak gezien als de gouden eeuw van India. In deze tijd ontstaan de Indiase kunstvormen. Het Hindoeïsme maakt een bloeitijd door. In het Noorden en Zuiden van India ontstaan nu en dan grote koninkrijken, maar zij vallen steeds weer uiteen in kleine staten die vaak met elkaar in oorlog zijn. Vanaf de 11e eeuw werd het Noorden geteisterd door Islamitische invallen vanuit Afghanistan. Vooral de plundertochten lieten een spoor van vernieling na, waarbij veel heiligdommen van de Hindoes werden vernield. In 1523 valt Baboer vanuit Afghanistan India binnen. Baboer werd de stichter en eerste keizer van het Mogolrijk. De Mogols brachten India welvaart en een gouden eeuw op het gebied van schilder- en bouwkunst. De Mogolperiode duurde ongeveer drie eeuwen. In de loop van de 15e en 16e eeuw vestigden Portugese, Deense, Nederlandse, Franse en Engelse handelsmaatschappijen posten op de kust van India. Maar de echte strijd om India vindt plaats tussen Groot-Brittannië en Frankrijk. Zij raken na het overlijden van een belangrijke heerser in het Oosten van India tussen 1744 en 1763 in oorlog over zijn gebied. In de 17e en 18e eeuw werd India geregeerd door de Britse Oostindische Compagnie en een eeuw later werd het land door de Britse regering ingelijfd. In 1765 nam de Engelse regering de leiding over het subcontinent. In 1876 werd de Britse koningin Victoria keizerin van India. De regering van India werd de Engelse raj genoemd. Het Indiase woord raj betekent bestuur. De raj nam ambtenaren in dienst om het land te besturen vanuit de nieuwe hoofdstad New Delhi. Tijdens het Britse bewind waren de meeste mensen in India hindoe, maar er waren ook moslims. Er werd dikwijls strijd gevoerd tussen deze groepen gelovigen. Toen India in 1947 onafhankelijk werd, deelden de Britten het land in tweeën, in India en Pakistan. In 1971 verklaarde Oost-Pakistan zich tot de onafhankelijke staat Bangladesh.
2.3 : Godsdienst Een van de meest opvallende aspecten van India is de belangrijke rol die religie speelt. Sommigen geloven in één God, anderen in heel veel Goden, weer anderen geloven in geen enkel God. Het geloof in India speelt zich niet alleen af binnen de muren van de tempels, moskeeën of kerken. Het dagelijkse leven van Indiërs wordt sterk beheerst door gewoontes, gebruiken, voorschriften en gebeurtenissen. Religieuze feesten zijn een dagelijkse gebeurtenis. Zoals op het bovenstaande kaartje te zien is, is het overgrote del van India Hindoe. Dit geeft echter wel een vertekend beeld van de situatie voor de onafhankelijkheid in 1947 aangezien er toen vele moslims naar de Islamitische staat Pakistan en het huidige Bangladesh zijn vertrokken. Het hindoeïsme heeft meer dan 750 miljoen aanhangers in India en meer dan 100 miljoen daarbuiten. Het omvat een grote verscheidenheid aan geloofsovertuigingen en rituelen. Door de eeuwen heen heeft deze traditie zich op allerlei manieren ontwikkeld, maar is nauw verweven met India en de Indiase cultuur. Het topje van de godenwereld wordt gevormd door de goddelijke drieëenheid: Brahma, Visjnoe en Sjiva. De Hindoes geloven dat God vele gedaanten aanneemt, en ze aanbidden hem onder vele verschillende namen. Iedere schepsel heeft een “vonk” (atman)in zich van de universele ziel,die gelijk staat aan God. Na de dood wordt de atman herboren in een nieuw lichaam. Hiermee wordt bedoeld dat God in alles aanwezig,dus ook in voorwerpen en in dieren.Hindoeïsme als geheel kent geen begin,geen stichter geen enkele autoriteit in religieuze vragen en ook geen organisatie. Het heeft niet alleen godsdienstige, maar ook sociologische, economische en historische aspecten. Er zijn ontelbare varianten op het hindoeïsme,die in India allemaal terug te vinden zijn. Sommige vormen zijn zo verschillend dat ze nauwelijks met elkaar te vergelijken zijn,maar hoezeer de geloofsrichtingen ook van elkaar verschillen,ze staan niet onverdraagzaam tegenover elkaar en worden door de Hindoes geaccepteerd als deeluitmakend van de totale Hindoetraditie. Dit is tegenover de Islam weer een heel ander verhaal, waarbij de godsdiensten meestal niet in vrede naast elkaar konden bestaan,maar daar wordt later nog dieper op ingegaan. Gandhi heeft overigens zijn hele leven gevochten voor vreedzame samenleving tussen beide godsdiensten. Gandhi werd zelf het meeste beïnvloed door een vorm van Hindoeïsme, het jaïnisme genaamd. Het geloof in geweldloosheid staat centraal in de jaïnistische traditie. Zij geloven dat alle levensvormen in een netwerk van onderlinge afhankelijkheid op elkaar zijn gewezen en dat alle aspecten van het leven bij elkaar horen en elkaar ondersteunen. 2.3 Kastenstelsel Een zeer bijzonder fenomeen binnen de Indiase maatschappij is de verdeling van de
bevolking in zogenaamde kasten. Het kastenstelsel heeft zich geleidelijk ontwikkeld na de komst van de Indo-ariërs. Die kenden een ordening op basis van standen. In de loop der tijd heeft dit standensysteem zich onder invloed van gemengde huwelijken uitgesplitst in een ingewikkeld stelsel van kasten. Kenmerk van dit stelsel is dat de kaste waarin men geboren wordt, iemands leven grotendeels bepaalt: beroep, status, leefregels en gedragscodes, sociaal-religieuze plichten, woonsituatie en huwelijkspartner. Vaak worden de kasten door de Westerlingen ingedeeld in vier grote groepen,namelijk; de Brahmanen (priesters),Kshatrya’s (krijgers),Vaishya’s (kooplieden) en de Shudra’s (ambachtslieden). Deze grove indeling is echter helemaal niet van toepassing India kent namelijk duizenden kasten, maar het is vooral een lokaal stelsel. Een dorp telt twintig, dertig kasten, elk met hun eigen beroep, die gescheiden van elkaar wonen: de hogere kasten aan de ene kant van het dorp, de anderen een heel eind verderop, aan de andere kant van het dorp. Waar wel zeer duidelijk onderscheid is te maken is de “vijfde kaste”,de onaanraakbare,de paria’s. De leden van deze groep vormen – ondanks een aangenomen wet tegen onaanraakbaarheid in 1950- nog steeds de onderlaag van de samenleving in sociaal-economisch opzicht. Misschien wel het meest opvallende van het kastensysteem is dat het nog altijd bestaat, ondanks dat tegenwoordig veel Indiërs het stelsel als niet rechtvaardig, discriminerend en als een rem op ontwikkeling beschouwen. Bij de onafhankelijkheid van India is het kastenstelsel als zodanig onwettig. Bovendien moeten de Indiase deelstaten bijzondere maatregelen nemen op het gebied van onderwijs en werkgelegenheid om de positie van onderliggende kasten te verbeteren. Sindsdien is er het nodige ten goede veranderd, maar het kastenstelsel bestaat - zeker op het platteland - nog altijd. Hoofdstuk 3 : Gandhi’s Biografie Mohandas Karamchand Gandhi werd geboren op 2 oktober 1869 in Porbandar, gelegen nabij Bombay. Hij kwam uit een van de rijkere kasten en zijn vader was eerste minister over een aantal provincies in India. Gandhi trouwde al toen hij 13 jaar oud was,wat gebruikelijk is in India, met Kasturbai – die zelf nog jonger was-. 3.1 : Studie in Engeland (1888-1893) Op zijn 19de ging hij rechten studeren in Engeland en liet zijn zoon die toen enkele maanden oud was achter bij zijn vrouw. Zijn moeder die zeer veel invloed had op Gandhi,vooral in zijn jeugdige jaren, liet hem beloven dat hij van wijn, vlees en vrouwen af zou blijven. Gandhi hield zich aan zijn beloftes, maar dit zorgde wel voor veel ongemak om met de Engelse mensen om te gaan. In zijn vrije tijd hield hij zich bezig met filosofie en in Londen werd hij door verschillende personen, zoals de beroemde Tolstoj beïnvloed . Ondanks zijn vastbeslotenheid om zijn diploma te halen, heeft hij het toch erg moeilijk gehad in Engeland. Hij werd gediscrimineerd en niemand had verwacht dat deze man het zou volhouden. Toen hij in 1891 zijn diploma haalde en zelf ingeschreven werd tot de hoge rechtbank in Engeland, voelde hij zich vreemd genoeg niet voldaan. Hij vertrok de volgende dag naar India om zijn familie terug te zien en natuurlijk zijn zoon die inmiddels al een stuk ouder was. Toen hij aankwam bleek dat zijn moeder was overleden en dat de familie hem niks vermeld hadden, omdat zijn studie eronder zou leiden.Hij was er kapot van en voelde zich leeg van binnen, hij dacht dat hij in Engeland niet gevonden had wat hij zocht, maar wat hij precies zocht wist hij zelf nog niet, zo zou hij later zelf verklaren over deze periode. 3.2 : Advocaat in Zuid-Afrika (1893-1915) Later in 1893, na hij na een jaar in India verbleven te hebben,nam hij een baan in Zuid-Afrika aan van een Indiase zakenman, Dada Abdulla. Daar werd hij de eerste zogenoemde "gekleurde" advocaat en hij zou daar 20 jaar verblijven om daarna naar India terug te keren. In Zuid-Afrika merkte Gandhi uit eigen ervaringen op hoe zwarten en in het bijzonder de Indiërs inferieur werden behandeld ten opzichte van blanken. Hij weigerde zich neer te leggen bij de constante vernederingen die hij moest doorstaan als “koelie”. Hij vond het idee om terug te gaan naar India ook ondraaglijk vanwege de schaamte die hij met zich mee zou brengen op zijn vrouw en overleden moeder. In 1894 stichtte Gandhi daarop het Natal Indian Congress om voor de rechten van de Indiërs op te komen. Zijn carrière ging de goede kant op en hij kreeg veel aanhangers, die zich ook inzetten voor gelijke rechten. In 1896 haalde hij zijn familie op, zodat die ook in Zuid-Afika konden wonen. Toen in 1899 de “boerenoorlog” tussen de Britten en de boeren uitbrak organiseerde Gandhi een ambulancekorps voor de Britten en werkte samen met het rode kruis om zo de Britten te steunen. Hij steunde de Britten toen ondanks de discriminatie van het Britse Rijk, omdat hij zich een deel voelde van dat rijk en daar ook trots op was – later zou deze mentaliteit sterk veranderen -.Toen de oorlog voorbij was ging hij verder met het campagne voeren voor de rechten van de Indiër.In deze periode werkte hij filosofieën en invloeden van anderen verder uit en voegde hier zijn eigen denkbeelden bij toe. Hij transformeerde in die periode, zoals hij zelf zou bevestigen later. In deze periode beschreef Gandhi zichzelf als een zoeker naar de waarheid (satya),die op geen andere manier gevonden kan worden dan door liefde en door geweldloosheid..”Satyagraha” wat letterlijk “waarheid en liefde”betekent ,gaat uit van het herstellen van de waarheid op basis van zelf pijn te verdragen en de vijand geen pijn te doen. Later in 1906 begon Gandhi zijn geweldloze Satyagraha-revolutie. Hij verklaarde naar de gevangenis te willen gaan of zelfs te willen sterven als hij de anti-Aziatische wet zou moeten gehoorzamen. Duizenden Indiërs volgden hem in deze campagne, waarop hij tot twee maal toe gevangen werd gezet. Tegelijkertijd won Gandhi meer en meer aanhang met zijn schrijven en zijn poging om alle klassen en religieuze sekten in India te verzoenen, speciaal de relatie tussen Hindoes en Moslims

In 1907 werd de “Zwarte wet” uitgevaardigd, Hierin stond dat alle Indiërs hun vingerafdrukken moesten laten registreren en hun identiteitsbewijs altijd bij hun moesten dragen. Niet-christelijke huwelijken werden niet geldig verklaard, wat alle Indiase vrouwen, volgens de Indiërs, tot hoeren maakt. Dit werd door Gandhi als onacceptabel gezien en hij weigerde hier aan mee te werken. Door de bevolking op te roepen tot burgelijke ongehoorzaamheid bereikte hij grote successen en na 4 keer gearresteerd te zijn werden de Britten gedwongen om vele concessies te doen tegenover de Indiërs. In 1910 stichtte Gandhi Tolstoj Farm, een soort gemeenschap voor voornamelijk Indiërs, waar ze zelf in hun eigen behoeften konden voorzien. Ook hield hij zich niet vast aan een god, maar verving het woord “God” door “Waarheid”,waardoor in zijn Tolstoj kolonie iedereen van verschillende godsdiensten of ras gewoon met elkaar konden leven. Zij streven immers allen naar “Waarheid”. 3.3 : Ghandi terug naar India (1915-1948) Mohandas vond dat zijn werk in Zuid-Afrika erop zat , hij had veel bereikt en vertrok met zijn vrouw en inmiddels 4 zonen naar India in 1915, waar hij de rest van zijn leven zou blijven om de misstanden in zijn thuisland te verbeteren. Ook hij had toen nooit kunnen weten dat hij van zo’n groot belang zou worden voor zijn land.Hij besloot een jaar rond te trekken in India om zo zijn land, waar hij zich inmiddels van vervreemd voelde, weer te leren kennen. In dit jaar verkreeg hij al grote bekendheid onder de bevolking en werd hij door de bekendste schrijver van India, Rabindranath Tagore, “Mahatma”genoemd, wat “Grote Ziel” betekent. Deze benaming werd al gauw overgenomen door de gehele bevolking. Soms werd hij ook wel “Bapu” genoemd, wat ”vader” betekent. In 1915 stichtte Gandhi de wereldbefaamde Ashram, een kolonie met dezelfde levensstijl en morele waarden als die in Zuid-Afrika.Een jaar later probeert hij te bemiddelen tussen mijnwerkers en hun blanke bazen, als dit mislukt vast Gandhi drie dagen lang. De complete bevoling smeekte hem toen al weer te eten, maar hij at weer toen de bazen toestemde met een onpartijdige arbitrage in het conflict. Toen de eerste wereldoorlog uitbrak en de verliezen aan Britse zijde groot was, vroeg Groot-Brittannië India om militaire steun. Gandhi stemde toe om de Engelsen te helpen met de zware nadruk op de onafhankelijkheid van India in de toekomst. Toen in 1919 de eerste wereldoorlog afgelopen was en 100.000 Indiase soldaten daarbij stierven nam het nationalisme toe en de Indiase bevolking wilde onafhankelijkheid na steun verleend te hebben aan de Engelsen. Engeland was echter nog niet bereid zijn grootste en waardevolste kolonie op te geven. In plaats van zelfbestuur kwam de “Government of India Act”,die beter bekend stonden als “Rowlatt Acts”,- een onderdeel van deze act,waarbij de koloniale autoriteiten de noodsituatie konden uitroepen bij “opstandige activiteieten” en gewelddadig konden optreden- tot stand waarin vermeld stond dat het uiteindelijke doel wel zelfbestuur was, maar dat het moest gebeuren in fases. India kreeg wel meer zelfbestuur, maar de macht bleef uiteindelijk bij de Engelsen en daar namen de Indiërs geen genoegen mee. Gandhi, die tot nu toe nog in het Britse rijk geloofde vond dat de maat vol was en werd redacteur van “Young India” waar veel geschreven werd over een onafhankelijk India.Bij een van de vreedzame demonstraties tegen de “Rowlatt Act” werden door de Engelsen bijna 400 Indiërs vermoord, omdat het illegaal was om openbare bijeenkomsten bij te wonen. De Indiërs zinnen op wraak, maar Gandhi wijst dat af en predikt geweldloosheid. In 1920 werd Gandhi leider van een nieuw opgezette politieke partij, de Indian National Congress. Hij lanceerde een campagne om niet met de Britten samen te werken: Indiërs moesten hun eigen handel opzetten en Britse goederen moesten zoveel mogelijk geboycot worden. Zelf droeg hij nu alleen nog maar een lendendoek om zo zijn streven naar eenvoud te symboliseren en tegelijk de Indiase katoenindustrie te promoten. Bijna al het katoen werd namelijk in Groot-Brittannië verwerkt tot eindproducten, die goedkoop aan de Indiase bevolking werden aangeboden, waardoor de eigen industrie inklapte.Gandhi boycotte Britse kledij en de katoenindustrie leefde weer op. Duizenden mensen deden mee aan de vreedzame burgergelijke ongehoorzaamheid, waardoor er op een hoogtepunt meer dan 200.000 Indiërs in de gevangenis terecht kwamen. Toen in 1922 de spanningen opliepen en sommige indiers zich ook tot geweld keerden resulteerde dit in vele rellen, maar belangrijker nog: de dood van 22 Britse politieagenten. Het gaf de regering een excuus om de noodstaat in te voeren en de bevolking hard aan te pakken. Als boete voor de dood van de agenten vastte Gandhi 5 dagen lang om zo duidelijk te maken dat geweld niet de oplossing is en zeker niet zal leiden tot een vredig zelfbestuur. In 1922 werd Gandhi daarop wederom gevangengezet tot 1924 voor het schrijven van “oproerende en beledigende teksten” in Young India. Hij werd veroordeelt tot 6 jaar gevangenisstraf, maar kwam na twee jaar weer vrij voor een operatie aan zijn darmen. De Britse autoriteiten waren echter bang voor rellen als hij de volle 6 jaar zou vastzitten, dus kon hij na 2 jaar weer gaan. Gandhi bleef ervan overtuigd dat zolang de Britten aan de macht waren India geen oprechte vrijheid zou verwerven, maar in deze periode tot 1930 hield hij zich minder bezig met de onafhankelijkheid van India. Hij concentreerde zich op de relaties tussen Hindoes en Moslims die inmiddels erg was verslechterd en ook besteedde hij veel aandacht aan de pariah’s in de samenleving en de afschaffing van het kastenstelsel. Deze binnenlandse problemen hielden hem erg bezig en hij was niet alleen. Vele andere leiders en intellectuelen wisten dat het kastenstelsel niet goed was voor de ontwikkeling voor de economie en sociale omstandigheden. Voor hen was de rollenverdeling ook een symbool voor passiviteit en sociale ondergang van India. Ondanks de inspanningen bleven de Pariah’s gemeden en bleven de verhoudingen tussen moslims en Hindoes slecht, hoewel zij beide vaak vreedzaam tegenover elkaar bleven als het ging om het leven van de Mahatma. Nadat hij in 1929 weer was gearresteerd voor het verbranden van Britse kleding, lanceerde hij weer een grote Satyagraha campagne met als belangrijkste doel de “Swaraj”- Indisch voor non-corporatie tot zelfbestuur. Hij hield zich weer volop bezig met de onafhankelijkheid nu de Britten de belastingen verhoogd hadden, maar vooral die op zout (een van de belangrijkste middelen om een greep op de bevolking te houden). Het was voor een Indier verboden om zelf zout te winnen, maar hij moest het van de Engelsen kopen plus belasting,die nu dus nog eens verhoogd was. Gandhi begon met zijn bekende zoutmars naar Dandhi in maart 1930 om zout te winnen met duizenden volgelingen. Er werden ongeveer 70.000 mensen gearresteerd en daaronder vielen ook de congresleden. Op 6 April werden de nieuwe wetten al weer teruggedraaid door de druk van Gandhi, maar een maand later werd hij gearresteerd zonder een proces. De Engelsen wisten simpelweg niet wat ze met deze man aan moesten. Hij had geen enkele bezittingen, hij was niet om te kopen, hij was in niets geïnteresseerd, behalve een vrij India zonder armoede voor ieder en wilde daar letterlijk voor sterven. Toen de rellen door gingen voor zijn vrijlating, moesten ze hem in 1933 wel vrij laten. Hij ging verder met zijn “Harijan-reis” om de kastenverschillen op te heffen en daarmee vooral de onaanraakbare die als minderwaardig werden beschouwd, ook door de Engelsen! De Engelsen moedigde het kastenstelsel aan en ook de verschillen tussen moslim en Hindoe om zo een verdeel en heers-politiek te kunnen voeren. Zolang de Indiërs bezig waren met elkaar konden ze zich niet bundelen en zo een gemeenschappelijke vijand vormen voor Engeland. Op politiek gebied liet hij het werk even over aan anderen, vooral aan Jawaharlal Nehru, die het niet altijd eens was met de totale filosofie en geweldloosheid van Gandhi, maar zeker wel op het gebied van zelfbestuur- daar wordt later dieper op ingegaan-. 3.4 : De toenadering van onafhankelijkheid (1939-1947) Toen de tweede wereldoorlog uitbrak eiste Groot-Brittannië van India dat ze hen zouden steunen en sleurden hen zonder toestemming mee in de oorlogsconflicten. Het nationaal congres werd woedend en stapte grotendeels op. Nehru, een van de belangrijkste leiders van het National Congress wilde Groot-Brittanie in eerste instantie totaal niet steunen, maar deed dit toch in ruil voor volledige onafhankelijkheid van India. Gandhi was het hier niet mee eens, hij vond dat het niet eerlijk was om toen gebruik te maken van de zwakheid van de Engelsen – het was namelijk inmiddels 1940 en de Duitsers leken de oorlog te winnen-. Toch ging Gandhi er niet tegenin, omdat hij de pure haat van de Duitse macht inzag en de noodzaak van Indiase steun. In 1942 voerde Gandhi een wetsvoorstel in die India het zelfbestuur garandeerde en die werd goedgekeurd door het gehele congres. Hierop werd hij weer de gevangenis ingegooid en terwijl hij in de gevangenis zit sterft zijn vrouw in 1944. De Mahatma rouwt weken lang en is van streek, een paar maanden later wordt hij vrijgelaten. Toen er in 1945 een nieuwe, progressievere regering aan de macht kwam in Groot-Brittannië met Attlee als premier kwam er hoop voor de Indiërs. Er wordt druk onderhandelt over een onafhankelijk India, maar Groot-Brittannië is pas bereid hun kolonie op te geven als de minderhedenproblemen opgelost zijn. Inmiddels wil de Islamitische partij “Moslim Liga”onder leiding van Jinnah een eigen onafhankelijke staat voor islamieten. Gandhi was hier zeer op tegen en streefde naar eenheid en vreedzame coëxistentie tussen beide geloven. Als de eis van Jinnah voor een onafhankelijk Pakistan niet door de Britten werd geaccepteerd breken er grote rellen uit tussen moslims en Hindoes. Duizenden mensen komen om en Gandhi is in diepe rouw. Hij begint te vasten en zou dit bijna 3 weken volhouden. De Britten begrijpen dat Jinnah niet van eis zal afwijken en vervroegen de datum van onafhankelijkheid van augustus 1948 per direct naar 15 augustus 1947. De rellen houden op totdat de massale volksverhuizing begint van moslims naar Pakistan en van Hindoes naar India. Onderweg breken massale slachtpartijen aan en er komen naar schattingen een miljoen mensen om. Op de dag van onafhankelijkheid is Gandhi in rouw, hij ziet geen rede tot feest, zijn droom van een tolerante India is immers niet uitgekomen. Wel gaat hij nog een keer- voor de 18e keer – in hongerstaking, waardoor India een grote som betaalt aan Pakistan die zij daarvoor weigerde te betalen. Op 30 januari 1948 kwam Gandhi aan zijn tragische einde in Delhi, toen hij vermoord werd door een Hindoe –Nathuram Godse-die tegen verzoening was met de Moslims en vooral gefrustreerd was over de aanbetaling aan Pakistan. Het leek bijna onmogelijk, de man die geweldlossheid propageerde, werd gedood door bruut geweld. Hij had zijn eigen overtuiging niet over kunnen brengen aan zijn eigen volk, toch was dit minder erg dan wanneer een Moslim dit had gedaan. Dan was een woede aanval van de Hindoes tegen de Moslems onvermijdelijk geweest. Ghandi werd vermoord door fanatieke extremistische moslims die vonden dat Ghandi teveel concessies had gedaan aan de Moslems. Hij heeft zelfs zijn macht willen inruilen om tot een regering te komen met de Moslims. Hoofdstuk 4 : Gandhi’s levensopvattingen en geloof Religie en moraliteit waren een en hetzelfde voor Gandhi. Religieuze bezigheden waren niet gescheiden van de andere activiteiten die de samenleving bijeen hielden. De basisprincipes van deze moraal zijn waarheid en geweldloosheid (Satyagraha). Deze basisprincipes zijn weer onderdeel van de elf principes die Gandhi heeft opgesteld, namelijk:geweldloosheid, waarheid, niet stelen, kuisheid, bezitloosheid, fysieke arbeid, controle over de smaak, vrijheid van angst, gelijkheid van alle religies, verwerpen van onaanraakbaarheid. De eerste vijf principes vormen de uitgangspunten voor het hindoeïsme en jaïnisme. De andere zes zijn afgeleiden, die in bepaalde tijd en situatie toegepast kunnen worden. De Gandhiaanse religie is een raamwerk voor alle activiteiten die men dagelijks doet. Zowel in de politiek als prive. (Misschien ook geïnspireerd door Plato, die dezelfde ideeën over dat onderwerp had)In onze maatschappij wil men dit soort zaken zoveel mogelijk gescheiden houden met name politiek en religie.Waarbij vaak wordt gedacht aan het verleden toen de bemoeizucht en de soms rampzalige invloed van de kerk de vooruitgang in de samenleving blokkeerde. Gelovigen van verschillende godsdiensten en hun instanties werden vaak hebberig en stelden zich vijandig op tegen andere godsdiensten ook hadden zij vaak een bekeringsdrang bij andere mensen. Gandhi wilde niet bekeren en legde niks op, maar hij was er ook van overtuigd dat politiek voeren zonder enige vorm van religie onmogelijk was. Maar met die religie bedoelde hij wat anders dan de instituten die als wereldstaten regeren en vechten voor behoud van hun positie en uitbreiding van hun macht. Voor Gandhi was religie niet de een of de andere godsdienst die de boventoon moest voeren,nee, hij omschreef religie als : “Het permanente element in de menselijke natuur dat de ziel geen rust geeft totdat ze zichzelf heeft gevonden” Gandhi werd geinspireerd door verschillende godsdiensten, zo las hij op jonge leeftijd de bijbel en werd getroffen door de les die Jezus hem leerde, wanneer iemand je een klap geeft. Door met een passieve houding te reageren ontneem je de wind uit de zeilen van je tegenstander. Zoals hij zelf vaak lachend tegen Nehru zei die de weg van geweldloosheid niet altijd wilde volgen: “An eye for an eye will finally make the whole world blind”. In Gandhi’s opvattingen stonden gelovigen en atheïsten op een lijn; hij probeerde duidelijk te maken dat de moeite zinloos is die mensen vaak doen op grond van religie een aparte status op te eisen . De kern in die opvattingen is dat ieder mens – gelovig of niet – wel gelooft in een waarheid, dus door het woord “God” te vervangen door “Waarheid” ontneemt Gandhi zowel de ongelovigen als de fundamentalisten de argumenten om zich te onderscheiden. Gandhi was Hindoe, maar noemde zich tegelijkertijd moslim, christen, boeddhist en Hindoe. Over de verschillen tussen godsdiensten zij hij vaak: “Wat maakt het nou uit welke wegen men neemt, zolang het gemeenschappelijke doel maar bereikt wordt”? 4.1 : Satyagraha Een van de belangrijkste feiten in het leven en de roeping van Gandhi was dat hij via het Westen het Oosten ontdekte. Zoals zovelen in India kreeg Gandhi als jongeman een volkomen westerse opvoeding. Hij moest tot op grote hoogte de geloofsovertuigingen, tradities, gewoonten en manier van denken van India terzijde schuiven. Hij sprak, dacht en handelde als een Engelsman. Hij was een vervreemde Aziaat, wiens enige functie in het leven was dat hij volmaakt Engels was zonder Engels te zijn en die door zijn eigen erfenis en eigen ik te verraden, door te denken als een blanke zonder dat hij ophield een `koelie' te zijn, de superioriteit van het Westen moest bewijzen. Doordat hij bekend was met schrijvers als Tolstoi en Thoreau en hij daarna het Nieuwe Testament had gelezen, herontdekte Gandhi zijn eigen traditie en zijn hindoe-dharma (religie, wet, plicht). Gandhi ontdekte India - en dat was meer dan een traditie, meer dan een wijsheid die in boeken was doorgegeven of die in tempels werd vereerd - doordat hij zichzelf ontdekte. Het is dus uitermate belangrijk dat men Gandhi's politieke leven en met name zijn geweldloosheid ziet in het licht van die radicale ontdekking waaraan heel de rest zijn zin en betekenis ontleende. Een van de grote lessen van Gandhi's leven is deze: hij ontdekte als Indiër via de spirituele tradities van het Westen zijn Indiase erfgoed en daarmee zijn eigen `juiste geest'. Noem deze waarden hoe je wilt, `natuurlijke religie' of `natuurlijke wet', het christendom geeft hun bestaan toe, tenminste als een inleiding op geloof en genade, zo niet oneindig veel meer (Romeinen 2:14-15, Handelingen 17:22-31 – met dank aan mr.Bol-). Men kan Gandhi's concept van geweldloze actie en satyagraha onmogelijk begrijpen als men het ziet als een middel om eenheid te bereiken en niet als de vrucht van een innerlijke eenheid die al bereikt is. Dit is inderdaad de verklaring voor het feit dat Gandhi kennelijk heeft gefaald - iets dat hem aan het eind van zijn leven zelf duidelijk was. Hij zag dat zijn volgelingen niet de innerlijke eenheid hadden bereikt die hij had verwezenlijkt in zichzelf en dat hun satyagraha tot op grote hoogte een vals voorwendsel was dat ze zagen als een middel om eenheid en vrijheid te bereiken, terwijl hij zag dat het noodzakelijkerwijs de vrucht moest zijn van innerlijke vrijheid. Zag men satyagraha enkel als een nuttige methode voor het bereiken van een pragmatisch doel - te weten politieke onafhankelijkheid - dan was het vrijwel zinloos. Dan zou men, zodra het kortetermijndoel bereikt was, satyagraha terzijde schuiven. Er zou geen innerlijke vrede, geen innerlijke eenheid bereikt zijn en dezelfde verdeeldheid, conflicten en schandalen die de rest van de wereld teisterden, zouden gewoon blijven bestaan. Er kan op aarde geen vrede heersen zonder de innerlijke verandering die de mens terugvoert naar zijn `juiste geest'. Voor wie echt geïnteresseerd is in het lot van de mens in het atoomtijdperk zijn Gandhi's opmerkingen een eerste vereiste en de handhaving van de orde die satyagraha, de gelofte van waarheid, met zich meebrengt volgens mij verplichte leesstof. Hoofdstuk 5 : De relatie tussen de “Founding Fathers” Tot de “Founding Fathers” van het onafhankelijk India behoorden twee figuren van wereldbetekenis.De eerste is natuurlijk Gandhi, maar de tweede mag ook zeker niet vergeten worden; Jawaharlal Nehru. Beide figuren eerbiedigden elkaar, maar waren het zelden met elkaar eens. Gandhi verzette zich tegen de de verdeling van India in twee onafhankelijke staten, Pakistan en India. Hij verdedigde de typische Indiase verdraagzaamheid van de godsdiensten in hun onderlinge verhouding, die door het Westen vaak wordt aangeduid met “syncretisme”. Nehru stond echter op het standpunt van het secularisme. Zijn vorming in Engeland had hem heel wantrouwend gemaakt tegen elke godsdienst die zich wilde bemoeien met politiek en landsbestuur. Zijn autobiografie, geschreven in een Britse gevangenis, getuigt van zijn religieuze onverschilligheid en zijn afkeer van religieuze partijen. Juist daarom botste hij met de Moslim Liga van Jinnah die een staat wensten te stichtten op basis van de Islam. Gandhi was tegen deze verdeling uit – de al eerder uitgelegde – ethische overtuigingen. Beide accepteerden ten slotte de verdeling, maar de congrespartij heeft zich er nooit mee verzoend. De verschillen tussen Gandhi en Nehru waren opmerkelijk groot, hoe erg de traditionele geschiedschrijvers de twee ook op een ideologische lijn probeerden te krijgen. Het waren allebei volkshelden, maar op een hele andere manier. Maar in een aspect kwamen zij zeker wel tot elkaar: nationalisme en de daarmee gepaard gaande trots voor eigen land en volk.
Hoofdstuk 6 : De eeuwige strijd tussen Hindoes en moslims In het vroegere centrum van het Mogol-rijk, rond Delhi en de Ganges-vlakte, leefde een omvangrijke stedelijke middenklasse van moslims die goed opgeleid waren. Zij bekleedden goede posities en bezaten grote landerijen. Toen echter de Britten aan de macht kwamen, kwam daar verandering in. De moslims kregen steeds meer concurrentie van de hindoes, die namen de goede banen over. Daarnaast dreigde de islam te verdwijnen. Het was nu aan de moslims om hun islamitische waarden hoog te houden. Daardoor ontstonden in de negentiende eeuw islamitische bewegingen die de moslims wezen op het belang van hun geloof. De moslims werden zich op deze manier steeds meer bewust van hun islamitische identiteit. Tegelijkertijd werden de hindoes echter ook gevoeliger op het punt van religie. Er braken rellen uit in stadsbuurten en dorpen. Zo raakten moslims en hindoes verwikkeld in een politieke strijd, die zo hoog opliep dat het heeft geleid tot het ontstaan van twee aparte staten: Pakistan en India. Een principieel twistpunt was of Pakistan grondwettelijk een islamitisch land moest worden. Jinnah had duidelijk gemaakt dat hij daar niet voor was. In de onafhankelijkheidsrede had hij gezegd ‘U bent vrij om naar uw tempel, uw moskee, of welke bidplaats dan ook te gaan. Tot welke religie u behoort, daar heeft de staat niets mee te maken’. Dit was ook het standpunt geweest van de meeste leiders van de Moslim-liga na Jinnahs dood. Veel van deze leiders hadden, net als Jinnah, een Britse opleiding gehad en stonden een liberale vorm van de islam voor, die de politiek niet al te zeer mocht beïnvloeden. Maar eigenlijk was deze seculiere visie in tegenspraak met hun eerdere verlangens naar een eigen moslimstaat. Dat streven was immers gestoeld geweest op het idee dat de persoonlijke religieuze identiteit van moslims alles met politiek en nationalisme te maken had. De onafhankelijkheid bracht India niet alleen vrijheidDe vorming van Pakistan in 1947, heeft de moslims in India nog sterker dan in Brits-Indië in een minderheidspositie geplaatst. Alleen in de deelstaat Kashmir vormen zij nog een meerderheid. Hoofdstuk 7 : Situatie na onafhankelijkheid Lange tijd werd India geregeerd door de Nehru-familie. Na Nehru kwam zijn dochter Indhira aan het bewind. Zij stond evenals haar vader sterk onder de invloed van het Brits socialisme. Ze trad echter anders op tegen het Hindoeisme, dat zij een positieve kracht vond voor haar land, al handhaafde ze dan het grondwettelijke secularisme. Haar economisch beleid was zeer protectionistisch en sloot India af van de wereldmarkt. Haar oudste zoon Radjiv Gandhi, die van piloot bij Indian Airways plots werd uitgeroepen – omdat zijn broertje omkwam bij een vliegtuigongeluk - tot eerste minister, bracht een ommekeer teweeg in de econmische politiek van zijn land. Hij voerde een marktbeleid in en opende daarmee de deur voor vele buitenlandse investeringen. Toen hij na twee jaar vermoord werd kwam de Nehru- dynastie aan zijn einde. Ook de congrespartij ging ten onder, door vele corruptieschandalen konden zij niet meer de meerderheid vormen en moesten een coalitie aangaan.Het land werd daarna geregeerd door Sing (1989-1990),Rao (1990-1997)en Narayanan (1997-2000). Nu wordt de regering voor het eerst geleid door een coalitie van 14 partijen, waaronder veel orthodoxe Hindoepartijen. De regering is extremer dan ooit en India wordt nu de gevaarlijkste plek ter wereld genoemd. Vanaf de splitsing met Pakistan zijn de twee landen met een wapenwedloop begonnen en sinds de kernproeven in Mei 1998 konden beide landen zichzelf een nucleaire mogendheid noemen. De oorlog heeft als een van de grootste knelpunten Kashmir een provincie die door beide landen wordt geclaimed. In 1947 zouden de leiders van de provincies in het gebied zelf beslissen tot welk gebied ze zouden toetreden. Het probleem was echter dat bij drie provincies- Hyderabad,Junagadh, Kashmir- de leider een ander geloof had dan de meerderheid van de bevolking, waarop grote rellen uitbraken bij de beslissingen van die leiders. De gebieden werden ingelijfd door de staten van waaruit de meerderheid van de provincie ontstond. Nu claimen zowel Pakistan en India het Kashmir gebied. Pakistan omdat zij volgens het verdrag recht hebben op de provincie en India omdat toen veel Hindoes in het gebied woonden die gered moesten worden. Er is geen oplossing te vinden voor de ingewikkelde problematiek die ontstaan is ondanks vele bemiddelingen van de VN die constant de grensposten van Kashmir bewaakt. Op sommige plaatsen is goed te zien hoe belachelijk de oorlog eigenlijk is om een klein stukje land: Zo wordt er nog steeds gevochten in bepaalde berggebieden die bij de onafhankelijkheid van India niet verdeeld zijn, omdat aangenomen werd dat het rotsig stuk land toch door niemand geclaimd zou worden. Nu vechten jaarlijks honderden soldaten zich dood en wordt er jaarlijks een slordige half miljard. Hoofdstuk 8 : Invloed van Gandhi In de tijd dat India was overheerst door de Engelsen, was de bevolking in India verdeeld. De Engelsen scheidden de verschillende geloven in India, en dan met name de twee belangrijkste, het hindoeïsme, en de Islam
In India leefden destijds ongeveer 300 miljoen mensen. Aan mensen massa zouden de Engelsen nooit het land kunnen overheersen, maar de massa was nooit verenigd. Ze leefden in enkele grote steden en maar liefst 750.000 dorpen. De Engelsen verdeelden de twee grootste geloofsgroepen in India, De Hindoes en de Moslims. De Engelsen verdeelden zo de twee groepen. Ze zorgden ervoor dat de Moslims in een vrij India een ondergeschikte groep zou worden, omdat deze groep de kleinste is, en zo ging het ook met de andere minderheden zoals de Christenen en de Joden. Ze maakten de Moslims dus bang door een vrij India als een gevaar voor de Moslim groep te weerspiegelen. De Engelsen lieten dan merken dat hun overheersing de redding voor de Moslims was. De Moslems moeten dus uit twee kwaden kiezen, waarvan de Engelsen zichzelf propageren als de beter partij. Ghandi's doel was om dit tegen te gaan, de volken te herenigen. Zijn opvatting, dat de twee geloven, net als alle wereld godsdiensten, in de kern dezelfde is, dus dat alle mensen "kinderen van God" zijn, en elkaar dus niet moeten bestrijden. Ghandi was dus een leider waar meerdere gelovigen, en ook van andere godsdiensten zich in kunnen vinden. Ghandi was dus een leider voor meer dan één verdeelde groep. India was echter ook een land met grote tegenstellingen tussen rijk en arm. Er waren veel armen, en slechts een kleine groep rijken. De meeste politieke leiders hadden een goede relatie met de Engelse overheerser. Zij beschikten over luxe, Ghandi was altijd eenvoudig gekleed, net als het volk. Hij liep bijvoorbeeld ook in plaats van een auto te nemen. Op deze manier was Ghandi ook een leider voor het arme deel van het volk, waardoor hij nog meer invloed kreeg over de mensen in India. Ghandi verzette zich tegen de Engelsen, maar hij deed dat altijd geweldloos, onder het motto van "liefde voor en steun aan alles wat leeft". Ghandi heeft met jarenlang constructief werk de massa's mensen op geweldloze ongehoorzaamheid tegen het Engelse gezag voor te bereiden. Ghandi had toch een dwangmiddel. Hij gebruikte dit bijvoorbeeld in 1924 toen de eenheid tussen Hindoes en Islamieten verder weg was dan ooit. In het hele land ontstaan rellen tussen de twee groepen. Ghandi gaat over tot een hongerstaking. Hij legt zichzelf 21 dagen vasten op en hij weet zo het volk tot beharing te brengen. Maar India heeft ook andere leiders gekend, zoals de grote wijsgeer en staatsman Aurobindo Ghose, die een boycot organiseerde van alle Engelse waren in de provincie Bengalenen. Hij is echter nooit belangrijk voor India geworden als Ghandi. Wat is dan het wezenlijke verschil tussen deze leider, en anderen die ook het vertrouwen van het volk hadden, en Ghandi? Ten eerste was Ghandi de eerste leider die inzag dat de massa nodig is om de onafhankelijkheid te bereiken. Hij kreeg propageerde niet alleen de ongehoorzaamheid, maar ook de positieve hervormingen zoals de sluiting van de drankhuizen en de boycot op alle in Engeland geweven stoffen. Vooral dat laatste was erg belangrijk, veel boeren waren door de Engelsen gedwongen om in plaats van voedsel kleding-grondstoffen te verbouwen. Het gevaar hiervan was dat als bijvoorbeeld de textiel markt instortte, de boeren en mensen die hiervan hun inkomen kregen zonder voedsel zouden zitten. Het zelf maken van kleding was dus een symbool voor de armoede. Door eigengemaakte kleding was immers een belangrijk imperialistisch middel ongedaan gemaakt, de kolonie als gedwongen afzetmarkt gebruiken. Het symbool voor het spinnen van eigen kleding, een soort spinnewiel, was hét symbool van Ghandi. Ook tijdens de zoutmars, liepen de mensen mee met het spinnewiel symbool, en de mensen aan de kant van de weg, toen de zoutmars langskwam hadden dit symbool. Het spinnewiel, symbool van de strijd tegen Engeland, is nu nog in de vlag van India terug te vinden. Ten tweede vereenzelvigde Ghandi de laagste volksmassa. Het kleedde zich niet allen als hen, leefde zonder fortuin, maar hij nodigde zelfs mensen uit de laagste klasse van het Indiase kastensysteem, de onaanraakbaren, uit om met hem te eten. Dit onderscheidde Ghandi van andere leiders. Hij identificeerde zich integendeel volledig met het volk van India, dat wil zeggen, niet met de verwesterde hogere standen en ook niet met de kaste van de Brahmanen, maar met de hongerende massa en met name met de uitgestotenen. Dit is weer een uiterst belangrijk feit, zonder het welk Gandhi's geweldloosheid niet te begrijpen valt. Het ontwaken van de geest van India in Gandhi was niet gewoon het ontwaken van zijn eigen geest voor de mogelijkheden van een duidelijk te onderscheiden hindoe-vorm van “innerlijk leven”. Gandhi besefte dat het volk van India in hem ontwaakte. De massa's, die duizenden jaren lang hun mond hadden gehouden, vonden nu in hem een stem. Het was niet het “Indiase denken” of de “Indiase spiritualiteit” die zich in hem roerde, het was India zelf. Ten slotte deed Ghandi iets wat geen andere politieke leider eerder had gedaan, zowel in India als in de hele wereld. Ghandi vestigde zijn politiek op het fundament van de godsdienst. Hij deed dat met absolute liefde voor de mens. Hij is de enige die op deze liefderijke manier het doel nastreefde de mensheid te bevrijden. Hoofdstuk 9 : Nawoord Door de geschiedenis heen blijft altijd een grote vraag centraal staan: Maken de historische figuren nu de geschiedenis maken of maakt de geschiedenis nu de historische figuren?Ik denk dat het een mengeling van beide is. Als Gandhi nu bijvoorbeeld geboren zou worden, zou hij dan net zo bekend worden al in het verleden? Ik denk het niet, nu er geen onafhankelijkheidsstrijd meer is,zou hij nooit zo veel aandacht hebben gekregen. Natuurlijk moet je met deze vragen je ook bezig houden al wil je de hoofdvraag van je scriptie beantwoorden. In mijn geval was dat vrij makkelijk te beantwoorden gezien ik de invloed van Gandhi wilde onderzoeken,die zeer groot was. Maar juist waarom die invloed zo groot was -zie vorige hoofdstuk- is zeer belangrijk, dat geeft namelijk aan dat er een heleboel voor nodig is om zulke grote veranderingen in een maatschappij te veroorzaken. Het is dus niet gewoon een kwestie van op de goede plaats op het goede moment zijn, hoewel dat ook meespeeld. Ik heb tot mijn grote verbazing met veel plezier aan deze scriptie gewerkt en ben veel details komen te weten over de geschiedenis van India en de situatie nu, die ik tijdens mijn verblijf in India niet te weten was gekomen.

REACTIES

F.

F.

nice. =D

13 jaar geleden

L.

L.

dankjee ik heb hier zoveel info gevonden =D

12 jaar geleden

A.

A.

echt super! dankejewel! Eindelijk nog een een bericht op deze site waarvan de inhoud wél klopt

12 jaar geleden

I.

I.

ik miste wat maar de rest was OK

10 jaar geleden

P.

P.

Heel mooi en duidelijk verwoord!

7 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.