§2.3
De werknemers hebben zich, om zich te verdedigen, geschaard in een vakbond. Dit is een zeer machtige groep van werknemers uit dezelfde sector die allerlei dingen kunnen afdwingen.
Ondernemingen met meer dan 35 werknemers moeten een ondernemingsraad hebben, bij scholen heet dit medezeggenschapsraad, deze heeft bevoegdheden als:
è Recht tot overleg
è Recht op informatie
è Recht op consultatie, bepaalde besluiten mag de leiding niet nemen zonder advies van de OR.
è Recht op meebeslissen, er zijn 12 dingen waarbij de OR mag meebeslissen.
Functioneringsgesprekken zijn gesprekken tussen de werknemer en de direct leidinggevende waarin wederzijds wordt aangegeven wat hun mening is over het functioneren van de andere.
Een beoordelingsgesprek is een gesprek waarin alleen de leidinggevende zich uitlaat over de prestaties van de werknemer.
§2.4
Een werknemer kan een werknemer ontslag aanvragen of krijgen als hij:
è Ergens anders een betere baan kan krijgen.
è Met pensioen gaat
è Overlijd
è Of arbeidsongeschikt raakt
Als een werknemer tegen zijn wil word ontslagen moet daarvoor eerst toestemming worden gevraagd van de directeur van de arbeidsvoorziening.
Redenen voor een ontslag waarbij conflicten zijn, zijn:
è Bedrijfseconomische omstandigheden, minder orders minder plek voor mensen.
è Ongeschiktheid van werknemer, de werknemer kan de druk niet aan.
è Persoonlijke verhoudingen, werknemer en werkgever kunnen niet met elkaar overweg.
Om mensen aan een baan te helpen heeft de overheid loonkostensubsidie ingevoerd, dat doet dit:
è Vermindering lage lonen, minder loonbelasting op lonen net boven het minimum.
è Vermindering langdurig werkelozen, minder loonbelasting op lonen van mensen die langdurig werkeloos zijn geweest.
è Vermindering onderwijs, minder loonbelasting op lonen van scholieren in leerlingwezen.
§ 3.1
Een rechtsvorm is een juridische vorm die aan een bedrijf is gegeven.
Als je gaat kijken naar een rechtsvorm dan moet je op de volgende dingen letten:
· De ondernemingscontinuïteit, is het voortbestaan van een onderneming afhankelijk van een of meer personen?
· De financiering, hoe moeilijk is het voor een onderneming om nieuw vermogen aan te trekken?
· Juridische aansprakelijkheid, wie is er aansprakelijk voor de schulden en verplichtingen die de onderneming heeft aangegaan?
· De leiding, besluitvorming en zeggenschap, wie hebben het echt voor het zeggen in een onderneming?
§3.2
je hebt verschillende personen:
Natuurlijke personen, mensen van vlees en bloed.
Rechtspersonen, zijn organisaties die niet afhankelijk van bepaalde personen, ze leiden een eigen leven. Een bedrijf is een rechtspersoon als het bedrijf zelf aansprakelijk is.
Je hebt twee soorten rechtspersonen:
Publiekrechterlijke, bijvoorbeeld. De staat der Nederlanden of de waterschappen.
Privaatrechterlijke, NV’s, BV’s, verenigingen en stichtingen.
§3.3 t/m §3.9
Eenmanszaak
Kenmerken Alle middelen van de onderneming zijn van een persoon, de baas.
Continuïteit Na overlijden van eigenaar gaat het bedrijf naar erfgenaam.
Financiering Het eigenvermogen van de eenmanszaak is gelijk aan die van de eigenaar.
Aansprakelijkheid De eigenaar is als enige aansprakelijk voor alle verplichtingen.
De leiding is aan een persoon, de eigenaar.
V.O.F.
Kenmerken De onderneming is gezamenlijk eigendom van verschillende natuurlijke personen.
Continuïteit Als een van de eigenaren overlijdt vullen de anderen hem aan.
Financiering Het eigenvermogen van de v.o.f wordt samengebracht door de firmanten.
Aansprakelijkheid Ze zijn gezamenlijk aansprakelijk voor hun verplichtingen.
De leiding is verdeeld over de firmanten.
B.V.
Kenmerken De B.V. is een rechtspersoon.
Continuïteit Als er iemand uit het bestuur opstapt neemt een lid zijn aandeel over.
Financiering Wordt gemaakt door de aandeelhouders, in ruil voor inbreng delen ze in de winst.
Aansprakelijkheid Als rechtspersoon is het aansprakelijk voor zijn eigen schulden.
De leiding is verdeeld tussen de aandeelhouders.
NV.
Kenmerken De NV. is een rechtspersoon.
Continuïteit Als er iemand uit het bestuur opstapt neemt een lid zijn aandeel over.
Financiering Bestaat uit het aandeel vermogen dat de door de aandeelhouders gezamenlijk bijeen wordt gebracht.
Aansprakelijkheid Als rechtspersoon is het aansprakelijk voor zijn eigen schulden.
De leiding is verdeeld tussen de aandeelhouders.
Erkende vereniging
Kenmerken De vereniging kent een doel.
Continuïteit Het is een zelfstandige rechtspersoon.
Financiering Contributie, subsidie, sponsoring, giften.
Aansprakelijkheid De vereniging is zelf verantwoordelijk.
Leiding De algemene ledenvergadering.
Stichting
Kenmerken Het is een rechtspersoon.
Continuïteit Het is een zelfstandige rechtspersoon.
Financiering Contributie, subsidie, sponsoring, giften en het is mogelijk verkoopsopbrengsten te hebben.
Aansprakelijkheid De stichting is zelf verantwoordelijk.
Leiding Het bestuur benoemt zelf nieuwe leden.
Samenvatting H4
Op spreadsheet
B1 = Startbedrag
B2 = Interest
B3 = De looptijd
B4 = eindwaarde enkelvoudig interest
B5 = Eindwaarde samengesteld interest
Enkelvoudig interest
Eindbedrag =B1*(1+ B2/100)*B3
Looptijd =B2/ (B1*B2/100)
Interest =(B2/ (B1*B3)
Samengesteld interest
Eindbedrag =B1*(1+ B2/100)^B3
Rente =B1 – B5
Contante waarde =B5/ (1+B2/100)^B2
Gewoon
B = beginbedrag
T = looptijd
I = Interestpercentage
C = contante waarde
R= Rentebedrag
En= Eindbedrag
Enkelvoudige interest
Eindbedrag = B* (1+I) *T
Looptijd = R/ (B*I)
Interestpercentage = R/ (B*T)
Rente = B*I*T
Samengesteld interest
Eindbedrag = B* (1+I)^T
Rente = B – En
Contante waarde = En/ (1+I)^T
H5 Onderdeel 2
De vermogensmarkt is het geheel van vraag en aanbod van financieringsmiddelen (geld), bijv. de plaatselijke bank.
De vermogensmarkt bestaat uit twee deelmarkten:
è De kapitaalmarkt, het geheel van vraag en aanbod van financieringsmiddelen met een lange looptijd. Hiervan heb je ook twee deelmarkten:
è De markt voor openbaar vermogen, waarbij de voorwaarden waartegen geld geleend kan worden al vastliggen en iedereen in mee mag doen, bijv. aandelen en obligaties. Deze worden verhandeld op de effectenbeurs dit gebeurt door hoeklieden deze mensen mogen als enige op de beursvloer komen elk aandeel of groep aandelen heeft er een, de prijs van een aandeel kan worden beïnvloed door:
è De rente, lage rente aantrekkelijker om aandelen te kopen, hoge rente minder aantrekkelijker.
è De winstgevendheid, hoge winst van een bedrijf meer vertrouwen van de bellegers.
è De beurssentimenten, de beursstemming die veroorzaakt wordt door wereldschokkende gebeurtenissen, oorlog, uitslag verkiezingen.
è De markt voor onderhands vermogen, er onderhandelen een geldgever en een geldvrager rechtstreeks met elkaar onderhandelen, bijv. hypothecaire leningen. Institutionele beleggers zijn bedrijven die een grote som geld beschikken en die willen belegen en handelen vaak op deze markt. Een hypotheek is een lening waarmee een zaak is verbonden, kun je hem niet betalen dan wordt de zaak, een huis bijv., aan de leningverstrekker gegeven dit soort leningen worden vaak op deze markt verstrekt. Of de vraag naar vermogen via de onderhandse kapitaalmarkt kan worden gedekt is afhankelijk van de financieringskosten, dit zijn kosten die gemaakt worden voor het aantrekken van kapitaal, zoals:
è Rentekosten, de interest van het geleende bedrag.
è Emissiekosten, de kosten om aandelen uit te geven.
è Kosten van een tussenpersoon, zoals een bank die bemiddeld.
è Beurskosten, het bedrag dat je moet betalen voor het gebruiken van de AEX.
è De geldmarkt, het geheel van vraag en aanbod van financieringsmiddelen met een korte looptijd. Banken spelen bij deze vorm van financieren een grote rol, ze verbinden niet alleen de geldgever en geldvrager met elkaar maar overbruggen ook het tijd- en volumeverschil. Dit is het verschil van de hoeveelheid geld en de tijd dat het geld beschikbaar is. De belangrijkste functies van banken zijn:
è Kredietbemiddeling, het bij elkaar brengen van geldvragers en geldgevers.
è Kredietverlening, het verstrekken van krediet uit eigen middelen.
è Beheren van spaargelden, het bewaren en soms belegen van geld van klanten.
è Uitvoeren van betalingsverkeer, het regelen van transacties via het bankgirocircuit.
è Bemiddelen bij het emitteren van aandelen en obligaties, advies geven aan bedrijven die dat willen doen.
è Bewaren van effecten.
è Aan- en verkopen van vreemde valuta’s.
è Aan en verkopen van effecten in opdracht van de cliënt.
Aantekeningen H6
Debet Credit
Activa è BezittingenLiquide middelen è Bank (500)Totaal (komt overeen met) è Passiva è Schulden Schulden (leningen) + eigenvermogen è Hoe komt een organisatie aan zijn geld. Twee manieren:· Eigen vermogen (EV)*1· Vreemd vermogen (VV)Aandelen:Maatschappelijk aandelen vermogen (1000)*2:· Geplaatst aandelen vermogen, verkochte aandelen. (500)· Aandelen in portefeuille, in beheer van het bedrijf zelf. (500) Totaal
*1 Het eigen vermogen van een organisatie bestaat uit bezittingen vermindert met de schulden.
*2 De uitgave van aandelen heet emissie, er moeten dan twee dingen gebeuren:
1. Creatie van aandelen.
2. De plaatsing van aandelen, deze worden à pari uitgegeven dat betekent tegen emissiekoers. Deze aandelen worden eerst verkocht op de eerstehands markt en daarna worden ze weer doorverkocht op de tweedehands markt.
Als je een aandeel koopt krijg je elk jaar een stukje van de winst van het bedrijf dit heet dividend. Het bedrag dat je aan dividend uitgekeerd krijgt wordt zo berekend:
Totale winst van bedrijf - (vennootschapsbelasting + tantièmes + algemene reserve)
Het totaal aan geplaatste aandelen
Vennootschapsbelasting è De winstbelasting die door BV’s en NV’s betaald moet worden.
Tantièmes è De winstuitkering voor het personeel, veel hooggeplaatste werknemers krijgen een winstuitkering (dertiende maand).
Algemene reserve è Een buffer voor als er slechte tijden komen. Dit is een onderdeel van het eigen vermogen.
Over het dividend dat de aandeelhouder ontvangt moet ook nog dividendbelasting worden betaald van 25%.
Het dividendpercentage is het percentage dat het dividend is van de nominale waarde van het aandeel. Dat bereken je zo:
dividend
nominale waarde van het aandeel * 100% = dividendpercentage
Er zijn 2 soorten kredieten:
· Consumptieve kredieten, dit zijn meestal kredieten die verstrekt worden aan gezinnen. Je hebt hier 5 verschillende van:
· Koop op afbetaling, je sluit hier een regeling met een geldgever. Je moet dan een vat bedrag en rente aflossen per periode.
· Huurkoop, is bijna hetzelfde maar hierbij is het gekochte goed eigendom van de geldgever totdat hij afbetaald is, dus als je niet aan je verplichtingen kunt voldoen wordt het goed terug gehaald.
· Een persoonlijke lening kun je aanvragen bij een bank en wordt er bepaald hoeveel je van ze mag lenen aan de hand van je persoonlijke factoren. BV:
· vaste baan
· hoeveelheid inkomen
· heeft hij meer schulden
· grote van het gezin
· etc.
Er wordt bij deze lening ook gewerkt met periodieke aflossing.
· Doorlopend krediet is hetzelfde als een persoonlijke lening maar de afgeloste bedragen kunnen weer worden opgenomen. Je hunt dus ook alleen interest betalen.
· De hypothecaire lening, de geldgever krijgt als de geldnemer niet aan zijn verplichtingen kan voldoen het voorwerp waarop de hypotheek is gesloten, deze kunnen ook aan grotere organisaties worden verschaft. Je hebt hiervan 3 soorten:
· De lineaire hypotheek, hierbij betaal je elk jaar een vat bedrag aan aflossing dus de interest wordt elk jaar lager.
· Voordeel, erg overzichtelijk
· Nadeel, de eerste tijd is het bedrag dat je moet betalen aan aflossing en interest erg hoog.
· De annuïteitenhypotheek, hierbij betaal je elk jaar een vast bedrag. Dus eerst betaal je veel rente en weinig aflossing en daarna betaal je steeds meer aflossing.
· Voordeel, je weet precies hoeveel je per jaar moet betalen dus je hebt meer financielë zekerheid.
· Voordeel, je hebt in het begin veel interest en die kun je van de belasting aftrekken.
· Nadeel, je schuldrest is de eerste jaren nog heel groot dus als je hem wil liquideren moet je veel geld betalen.
· De spaarhypotheek, hierbij betaal je alleen maar interest en als de hypotheek afloopt moet je de lening in een keer afbetalen. Hierbij kun je een levensverzekering afsluiten waarvan je elk jaar een premie betalen bovenop de interest om als de lening afloopt daarmee te betalen.
· En productieve kredieten, dit is vooral voor organisaties die iets moeten financieren. Je hebt hier twee soorten:
· Lang vreemd vermogen, voor leningen van langere duur. Je hebt hiervan verschillende soorten waaronder:
· De hypothecaire lening, zie hierboven.
· De onderhandse lening, zie §5.2
· De obligatielening, zie §5.2
· Kort vreemd vermogen, een financieringsmiddel dat voor niet zo’n lange tijd open staat. Hiervan zijn er vijf:
· Leasing, hierbij huurt de huurder (de lessee) iets voor een vatgestelde periode van een onderneming (de lessor). Hiervan zijn twee varianten:
· Operational lease, je huurt hier iets voor een van tevoren vastgestelde prijs. De lessor is zo wel de eigenaar en moet service en onderhoud verzorgen.
· Financial lease, dit is voor een langere tijd en wordt de lessee als eigenaar beschouwd en moet het du s ook zelf onderhouden.
· Sale and lease, is een bijzonder vorm van financial lease. Hierbij verkoopt de lessee iets aan de lessor dat hij dan weer least. Dit wordt gedaan om geld vrij te krijgen voor grote investeringen.
Na de lease, kan de lessee 3 dingen doen:
· Het geleasde teruggeven aan de lessor.
· Het leasecontract voortzetten.
· Of het van de lessor kopen.
· Bankkrediet of rekening-courantkrediet is als de bank en de cliënt met elkaar afspreken dat de cliënt voor een bepaald bedrag rood mag staan. Dit is handig omdat bij veel bedrijven de betalingen niet gelijk lopen met de ontvangsten en zo overschoten en tekorten ontstaan.
· Leverancierskrediet, er wordt geld van de bank geleend om iets te kopen dat een paar dagen later weer (met winst) wordt verkocht. De kosten van dit krediet blijken uit de betalingsvoorwaarden, hoe sneller een klant betaal hoe minder het hem kost.
· Factoring, hierbij neemt de factormaatschappij de vordering over van de ondernemers op hun afnemers. Bij deze variant worden verschillen tussen betalingen en ontvangsten overbrugt doordat de incassomaatschappij de leverancier gelijk betaald en dan zorgt dat hij het geld van de afnemer krijgt.
· Afnemerskrediet, hierbij betaald de afnemer voordat hij waarvoor hij betaald heeft, heeft gekregen. Bijvoorbeeld een nieuwbouwplan.
· De spaarhypotheek, hierbij betaal je alleen maar interest en als de hypotheek afloopt moet je de lening in een keer afbetalen. Hierbij kun je een levensverzekering afsluiten waarvan je elk jaar een premie betalen bovenop de interest om als de lening afloopt daarmee te betalen.
· En productieve kredieten, dit is vooral voor organisaties die iets moeten financieren. Je hebt hier twee soorten:
· Lang vreemd vermogen, voor leningen van langere duur. Je hebt hiervan verschillende soorten waaronder:
· De hypothecaire lening, zie hierboven.
· De onderhandse lening, zie §5.2
· De obligatielening, zie §5.2
· Kort vreemd vermogen, een financieringsmiddel dat voor niet zo’n lange tijd open staat. Hiervan zijn er vijf:
· Leasing, hierbij huurt de huurder (de lessee) iets voor een vatgestelde periode van een onderneming (de lessor). Hiervan zijn twee varianten:
· Operational lease, je huurt hier iets voor een van tevoren vastgestelde prijs. De lessor is zo wel de eigenaar en moet service en onderhoud verzorgen.
· Financial lease, dit is voor een langere tijd en wordt de lessee als eigenaar beschouwd en moet het du s ook zelf onderhouden.
· Sale and lease, is een bijzonder vorm van financial lease. Hierbij verkoopt de lessee iets aan de lessor dat hij dan weer least. Dit wordt gedaan om geld vrij te krijgen voor grote investeringen.
Na de lease, kan de lessee 3 dingen doen:
· Het geleasde teruggeven aan de lessor.
· Het leasecontract voortzetten.
· Of het van de lessor kopen.
· Bankkrediet of rekening-courantkrediet is als de bank en de cliënt met elkaar afspreken dat de cliënt voor een bepaald bedrag rood mag staan. Dit is handig omdat bij veel bedrijven de betalingen niet gelijk lopen met de ontvangsten en zo overschoten en tekorten ontstaan.
· Leverancierskrediet, er wordt geld van de bank geleend om iets te kopen dat een paar dagen later weer (met winst) wordt verkocht. De kosten van dit krediet blijken uit de betalingsvoorwaarden, hoe sneller een klant betaal hoe minder het hem kost.
· Factoring, hierbij neemt de factormaatschappij de vordering over van de ondernemers op hun afnemers. Bij deze variant worden verschillen tussen betalingen en ontvangsten overbrugt doordat de incassomaatschappij de leverancier gelijk betaald en dan zorgt dat hij het geld van de afnemer krijgt.
· Afnemerskrediet, hierbij betaald de afnemer voordat hij waarvoor hij betaald heeft, heeft gekregen. Bijvoorbeeld een nieuwbouwplan.
Samenvatting H11
Kapitaalgoederen: Duurzame productiemiddelen die meer dan een verkoopproces of productieproces meegaan. Auto’s machines gebouwen.
Handels-onderneming: Een onderneming die producten inkoopt en onveranderd doorverkoopt. Groothandel en winkel
Industriële onderneming: Een onderneming die met behulp van grondstoffen, werknemers, machines en andere kapitaalgoederen producten maakt en verkoopt.
Brutowinst: Het verschil tussen de verkoopprijs van de verkochte artikelen en de inkoopprijs ervan.
Nee-verkopen Te weinig inkopen zodat het artikel uitverkocht is, de klant komt minder snel terug.
Voorraadrisico’s Te veel voorraad geven deze risico ‘s: diefstal, brand, bederf, prijsdaling en het uit de mode raken van het artikel.
Prijsrisico Een onderneming kan prijsrisico lopen over voorraden. We maken onderscheid tussen: technische voorraad en economische voorraad.
Technische voorraad: De voorraad die werkelijk in het bedrijf aanwezig zijn. Die je kunt tellen.
Economische voorraad: De voorraad waarover de onderneming prijsrisico loopt.
In de meeste handelsondernemingen wordt de technische voorraad op de balans opgenomen.
Fifo-systeem: First in first out. Dit systeem is voordeliger bij een dalend prijsniveau. Het mindere van dit systeem is dat de brutowinst op een verkeerde manier berekend wordt.
Lifo-systeem: Last in, first out. Hier wordt weer de verkeerde brutowinst berekend omdat de prijs kan stijgen dus het is niet betrouwbaar.
Systeem gekozen? Dan kun je het niet snel weer veranderen want anders kun je gemakkelijk frauderen bij de belasting, want de ene keer komt dit voordeliger uit en de andere keer de andere.
Fifo en lifo systeem: Zijn bijden zeer bewerkelijk.
Omdat het vaak erg moeilijk is om de inkoopwaarde van bepaalde artikelen te bepalen zijn een aantal ondernemingen overgegaan op een vaste verrekenprijs.
Vaste verrekenprijs: Een schatting van de gemiddelde inkoopprijs voor een komende periode.
Offertes: Voordat de goederen in het magazijn kunnen worden opgeslagen, worden er meer kosten gemaakt dan alleen de inkoopwaarde van de goederen. Er moeten aanbiedingen (offertes) worden gemaakt.
Inkoopkosten: Alle kosten die te maken hebben met bijvoorbeeld: vervoer, controle en een offerte maken.
Duurzame productiemiddelen Activa die vele jaren door een onderneming gebruikt kunnen worden. Gebouwen, computers enz.
Duurzaamheid Niet alleen op prestaties maar ook op de toekomst gericht kopen.
Nadelen duurzame productiemiddelen De onderhoudskosten, het risico van prijsdaling, verliezen van een deel van de prestaties wegens veroudering en de interestkosten: hoe langer een duurzaam produkt meegaar, des te langer wordt er beslag gelegd op vermogen en des te hoger zijn de interestkosten.
Omdat een gebouw heel lang meegaat kun je ook wel wat langer over de afbetaling doen.
Overdrachtskosten Wie een winkel koopt moet ook nog hieraan denken: overdrachtsbelasting, makelaarskosten, de notaris en het kadaster.(overdrachtskosten)
Kadaster Hierin wordt bijgehouden wie de eigenaren van de grond en gebouwen zijn van de desbetreffende gemeente.
Aanschafprijs Niet alleen de aanschaf van het produkt maar ook de bijkomende kosten.
Afschrijven In de boekhouding uitdrukken op de balans, waar het productiemiddel voor een lagere waarde wordt opgenomen dan in de periode daarvoor.
Grootte van afschrijving hangt af van: 1. De waarde van het productiemiddel;
2. De levensduur;
3. De restwaarde;
4. Het gebruik; duurzame productiemiddelen die meer dan een verkoopproces of productieproces meegaan.
Restwaarde: De geschatte verwachte opbrengst van het duurzame productiemiddel bij verkoop aan het eind van de levensduur.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
R.
R.
is die samen vatting van m&o voor 4 vwo en zijn de laatste 2hfstukken h5 en h6
20 jaar geleden
AntwoordenB.
B.
hey k weet niet echt wie je bent
maar als je msn heb.zou je me dan ff willuh
aanmelden, heb paar vraguh voor je
alvast bedankt
Billy
20 jaar geleden
Antwoorden