Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 1 t/m 6

Beoordeling 5.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • Klas onbekend | 3631 woorden
  • 5 maart 2002
  • 60 keer beoordeeld
Cijfer 5.9
60 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
H1 §1.1
Een organisatie is een geordende groep mensen die met behulp van bepaalde middelen samenwerkt om vooraf geplande doelen te bereiken. De middelen kunnen bijvoorbeeld zijn: è Grond è Gebouwen è Vervoersmiddelen è Computers
Je hebt commerciële en niet-commerciële organisaties, de commerciële hebben als doel winst maken en de ander niet. Winst heb je als je een bepaalde periode meer opbrengst dan kosten hebt. §1.2
Elke organisatie heeft een leiding of management die alle dingen regelt. Hun taken zijn: è Plannen è Organiseren è Leidinggeven è Controleren §1.3

Plannen is het formuleren van toekomstige activiteiten en vaststellen wat je daarvoor moet doen. Of te wel het “wat” (doelen) en het “hoe” (acties). Alle soorten planning zijn teruggebracht in dit schema: Strategiebepaling Strategisch doel:Bijv. Over 10 jaar zijn we de grootse exporteur in NL. Langetermijnplanning
Tactische keuzes Tactische planning:Bijv. uitgewerkte investeringsplannen en personeelsplannen. Middellange termijnplanning
Uitvoeringsplanning Uitvoering:Bijv. productieschema’s en in- en verkoopplannen Kortetermijnplanning §1.4
Begroting is een overzicht van de verwachting van een periode of plan. §1.5
Organiseren is het regelen en verdelen van taken. Dit kun je uitteken in een organogram. Als de iedereen direct in verbinding staat met de baas dan is het een lijnorganisatie. Er is daar nog een variant van de functionele organisatiestructuur. Mensen of onderdelen van een bedrijf die een andere tak ondersteunen zijn stafdiensten. §1.6
Projecten zijn opgebouwd uit diverse activiteiten die moeten leiden tot een van tevoren bepaald resultaat. Kenmerken van een project zijn: è De activiteiten hangen met elkaar samen en er zijn verschillende personen bij betrokken. è Alle activiteiten moeten tot een einddoel leiden. è Het moet binnen een bepaalde tijd af zijn. Leidingeven is zorgen dat de werknemers goed werken, dat doe je door: è Ze te sturen è Beïnvloeden è En te motiveren §1.7
Controleren houdt in dat je moet kijken of alles is gegaan zoals het hoorde. Controleren is het sluitstuk van de managementtaken: è Je begint met een doel te stellen. è Je maakt een plan om dat doel te bereiken. è Je organiseert mensen en middelen om het plan uit te voeren. è En dan controleer je wat er van het doel terecht is gekomen en stel je aan de hand van dat nieuwe doelen. Om te controleren of alles goed gaat binnen de organisatie moet je 2 dingen doen: è Administratieve organiseren, kijken wat er met de eigendommen van het bedrijf gebeurt. è Interne controleren, nagaan hoe de gang van zaken is in de organisatie. Die administratieve organisatie is heel makkelijk: è Je kijkt wat je al had è Je telt daarbij op wat je hebt binnengekregen. è Je trekt er de afgiften vanaf. è Dan trek je wat je werkelijk hebt af van de uitkomst van de som. Maar het kan ook ingewikkelder door het verdelen van de taken, dit wordt meestal gedaan in grotere organisaties: è Beslissen, bijhouden welke goederen je gaat kopen of verkopen. è Bewaren, bijhouden hoeveel er van wat waar wordt bewaard. è Uitvoeren, bijhouden wat er gebruikt word bij productie of reparatie. è Registreren, bijhouden van de financiële in- en uitstroom. è Controleren, met behulp van steekproeven kijken of alles goed is bijgehouden. Interne controle is elke vorm van controle die namens of door de leiding wordt uigevoerd. In kleine ondernemingen is die controle meestal oogcontrole of sociale controle. In grote ondernemingen is het verplicht om een accountantscontrole te laten uitvoeren om zo eventuele sjoemelaars eruit te halen. De belastingdienst is een grote controlerende instantie. §1.8
Het management moet frequent informatie ontvangen over hoe het gaat binnen de organisatie, de zogenaamde managementinformatie. Daar doen ze dan twee dingen mee: 1. Ze worden verzamelt en vastgelegd, dit wordt gedaan dood de administratie. 2. Ze worden verwerkt tot managementinformatie, alles wordt samengevat in een grote lijst. H2 §2.1
Een arbeidsovereenkomst is een afspraak die werkgever en werknemer met elkaar maken. De werknemers en werkgevers hebben beide rechten en plichten. De werknemer moet: è Zijn arbeid zo goed mogelijk verrichten. è De arbeid zelf verrichten. è De voorschriften van de werkgever opvolgen. è Zich als goed werknemer gedragen. De werkgever moet: è Tijdig het overeengekomen loon betalen. è Vakantie- en snipperdagen geven met behoud van loon. è De werknemer behandelen als een goed werkgever dat hoort te doen. è Na het verstrijken van de dienstbetrekking desgevraagd een getuigschrift geven. Er zijn nog meer regels die de werkgever en werknemer beschermen, deze zijn opgenomen in collectieve arbeidsovereenkomsten (cao’s). §2.2
Omdat personeel duur is zal een bedrijf er alles aan doen om het beste personeel te werven. Daarom laten de meeste bedrijven psychologische tests afnemen bij de sollicitanten en als die dan eindelijk zijn aangenomen moeten die nog een inwerkperiode van 2 maanden ondergaan. Een manager kijkt wat de kwaliteiten van een bepaald personeelslid zijn en laat hem daar in verder groeien dat heet carrièreplanning. Ook belangrijk om je personeel goed te laten werken is het motivatiebeleid: è Zorg dat ze hun baan fijn vinden. è Zorg voor uitstapjes. è Geef ze extraatjes

Als je dat doet verbeterd de werksfeer en weken het personeel beter. Je hebt verschillende tactieken om personeel te werven: è Open sollicitatie, de werknemer solliciteert op eigen initiatief bij een bedrijf. è Personeelsadvertenties, in krant of tijdschrift. è Het arbeidsbureaus, overheidsinstellingen die zich bezig houden met arbeidsbemiddeling. è Uitzendbureaus, particuliere organisaties die zich bezig houden met arbeidsbemiddeling. è Inzetten van “recruiters”, mensen die scholen en universiteiten afstruinen om ze te interesseren bij de organisatie te komen werken. è “Head-hunters”, particuliere ondernemingen die overal zoeken naar de juiste persoon voor het werk. Als een sollicitant door de selectie is gekomen dan krijgt hij eerst een tijdelijk contract en een inwerkperiode om te zien of hij wel goed is, daarna krijgt hij pas een contract voor onbepaalde tijd. Er zijn allerlei flexibele arbeidscontracten mogelijk: è Voltijd, 40 vastgelegde uren in de week. è Deeltijd, niet zoveel uren in de week maar wel vastgelegd. è Oproepcontract, vastgelegd aantal uren in de week die de werkgever bepaald. è Nul-urencontract, niets is vastgelegd. Er wordt vaak gediscrimineerd bij de selectie van sollicitanten, er zijn twee soorten: è Negatieve discriminatie, een minderheidsgroep wordt benadeeld. è Positieve discriminatie, een minderheidsgroep wordt voorgetrokken omdat ze meestal benadeelt worden. De overheid wil dit zoveel mogelijk tegengaan daarom hebben ze de wet gelijke behandeling ingevoerd. §2.3
De werknemers hebben zich, om zich te verdedigen, geschaard in een vakbond. Dit is een zeer machtige groep van werknemers uit dezelfde sector die allerlei dingen kunnen afdwingen. Ondernemingen met meer dan 35 werknemers moeten een ondernemingsraad hebben, bij scholen heet dit medezeggenschapsraad, deze heeft bevoegdheden als: è Recht tot overleg è Recht op informatie è Recht op consultatie, bepaalde besluiten mag de leiding niet nemen zonder advies van de OR. è Recht op meebeslissen, er zijn 12 dingen waarbij de OR mag meebeslissen. Functioneringsgesprekken zijn gesprekken tussen de werknemer en de direct leidinggevende waarin wederzijds wordt aangegeven wat hun mening is over het functioneren van de andere. Een beoordelingsgesprek is een gesprek waarin alleen de leidinggevende zich uitlaat over de prestaties van de werknemer. §2.4
Een werknemer kan een werknemer ontslag aanvragen of krijgen als hij: è Ergens anders een betere baan kan krijgen. è Met pensioen gaat è Overlijd è Of arbeidsongeschikt raakt
Als een werknemer tegen zijn wil word ontslagen moet daarvoor eerst toestemming worden gevraagd van de directeur van de arbeidsvoorziening. Redenen voor een ontslag waarbij conflicten zijn, zijn: è Bedrijfseconomische omstandigheden, minder orders minder plek voor mensen. è Ongeschiktheid van werknemer, de werknemer kan de druk niet aan. è Persoonlijke verhoudingen, werknemer en werkgever kunnen niet met elkaar overweg. Om mensen aan een baan te helpen heeft de overheid loonkostensubsidie ingevoerd, dat doet dit: è Vermindering lage lonen, minder loonbelasting op lonen net boven het minimum. è Vermindering langdurig werkelozen, minder loonbelasting op lonen van mensen die langdurig werkeloos zijn geweest. è Vermindering onderwijs, minder loonbelasting op lonen van scholieren in leerlingwezen. § 3.1 Een rechtsvorm is een juridische vorm die aan een bedrijf is gegeven. Als je gaat kijken naar een rechtsvorm dan moet je op de volgende dingen letten: · De ondernemingscontinuïteit, is het voortbestaan van een onderneming afhankelijk van een of meer personen? · De financiering, hoe moeilijk is het voor een onderneming om nieuw vermogen aan te trekken? · Juridische aansprakelijkheid, wie is er aansprakelijk voor de schulden en verplichtingen die de onderneming heeft aangegaan? · De leiding, besluitvorming en zeggenschap, wie hebben het echt voor het zeggen in een onderneming? §3.2
je hebt verschillende personen: Natuurlijke personen, mensen van vlees en bloed. Rechtspersonen, zijn organisaties die niet afhankelijk van bepaalde personen, ze leiden een eigen leven. Een bedrijf is een rechtspersoon als het bedrijf zelf aansprakelijk is. Je hebt twee soorten rechtspersonen: Publiekrechterlijke, bijvoorbeeld. De staat der Nederlanden of de waterschappen. Privaatrechterlijke, NV’s, BV’s, verenigingen en stichtingen. §3.3 t/m §3.9
Eenmanszaak
Kenmerken Alle middelen van de onderneming zijn van een persoon, de baas. Continuïteit Na overlijden van eigenaar gaat het bedrijf naar erfgenaam. Financiering Het eigenvermogen van de eenmanszaak is gelijk aan die van de eigenaar. Aansprakelijkheid De eigenaar is als enige aansprakelijk voor alle verplichtingen. De leiding is aan een persoon, de eigenaar. V.O.F. Kenmerken De onderneming is gezamenlijk eigendom van verschillende natuurlijke personen. Continuïteit Als een van de eigenaren overlijdt vullen de anderen hem aan. Financiering Het eigenvermogen van de v.o.f wordt samengebracht door de firmanten. Aansprakelijkheid Ze zijn gezamenlijk aansprakelijk voor hun verplichtingen. De leiding is verdeeld over de firmanten. B.V. Kenmerken De B.V. is een rechtspersoon. Continuïteit Als er iemand uit het bestuur opstapt neemt een lid zijn aandeel over. Financiering Wordt gemaakt door de aandeelhouders, in ruil voor inbreng delen ze in de winst. Aansprakelijkheid Als rechtspersoon is het aansprakelijk voor zijn eigen schulden. De leiding is verdeeld tussen de aandeelhouders. NV. Kenmerken De NV. is een rechtspersoon. Continuïteit Als er iemand uit het bestuur opstapt neemt een lid zijn aandeel over. Financiering Bestaat uit het aandeel vermogen dat de door de aandeelhouders gezamenlijk bijeen wordt gebracht. Aansprakelijkheid Als rechtspersoon is het aansprakelijk voor zijn eigen schulden. De leiding is verdeeld tussen de aandeelhouders. Erkende vereniging
Kenmerken De vereniging kent een doel. Continuïteit Het is een zelfstandige rechtspersoon. Financiering Contributie, subsidie, sponsoring, giften. Aansprakelijkheid De vereniging is zelf verantwoordelijk. Leiding De algemene ledenvergadering. Stichting
Kenmerken Het is een rechtspersoon. Continuïteit Het is een zelfstandige rechtspersoon. Financiering Contributie, subsidie, sponsoring, giften en het is mogelijk verkoopsopbrengsten te hebben. Aansprakelijkheid De stichting is zelf verantwoordelijk. Leiding Het bestuur benoemt zelf nieuwe leden. Samenvatting H4
Op spreadsheet

B1 = Startbedrag
B2 = Interest
B3 = De looptijd
B4 = eindwaarde enkelvoudig interest
B5 = Eindwaarde samengesteld interest Enkelvoudig interest
Eindbedrag =B1*(1+ B2/100)*B3
Looptijd =B2/ (B1*B2/100) Interest =(B2/ (B1*B3) Samengesteld interest Eindbedrag =B1*(1+ B2/100)^B3
Rente =B1 – B5 Contante waarde =B5/ (1+B2/100)^B2
Gewoon
B = beginbedrag
T = looptijd
I = Interestpercentage
C = contante waarde
R= Rentebedrag
En= Eindbedrag
Enkelvoudige interest
Eindbedrag = B* (1+I) *T
Looptijd = R/ (B*I) Interestpercentage = R/ (B*T) Rente = B*I*T
Samengesteld interest
Eindbedrag = B* (1+I)^T
Rente = B – En
Contante waarde = En/ (1+I)^T
H5 Onderdeel 2
De vermogensmarkt is het geheel van vraag en aanbod van financieringsmiddelen (geld), bijv. de plaatselijke bank. De vermogensmarkt bestaat uit twee deelmarkten: è De kapitaalmarkt, het geheel van vraag en aanbod van financieringsmiddelen met een lange looptijd. Hiervan heb je ook twee deelmarkten: è De markt voor openbaar vermogen, waarbij de voorwaarden waartegen geld geleend kan worden al vastliggen en iedereen in mee mag doen, bijv. aandelen en obligaties. Deze worden verhandeld op de effectenbeurs dit gebeurt door hoeklieden deze mensen mogen als enige op de beursvloer komen elk aandeel of groep aandelen heeft er een, de prijs van een aandeel kan worden beïnvloed door: è De rente, lage rente aantrekkelijker om aandelen te kopen, hoge rente minder aantrekkelijker. è De winstgevendheid, hoge winst van een bedrijf meer vertrouwen van de bellegers. è De beurssentimenten, de beursstemming die veroorzaakt wordt door wereldschokkende gebeurtenissen, oorlog, uitslag verkiezingen. è De markt voor onderhands vermogen, er onderhandelen een geldgever en een geldvrager rechtstreeks met elkaar onderhandelen, bijv. hypothecaire leningen. Institutionele beleggers zijn bedrijven die een grote som geld beschikken en die willen belegen en handelen vaak op deze markt. Een hypotheek is een lening waarmee een zaak is verbonden, kun je hem niet betalen dan wordt de zaak, een huis bijv., aan de leningverstrekker gegeven dit soort leningen worden vaak op deze markt verstrekt. Of de vraag naar vermogen via de onderhandse kapitaalmarkt kan worden gedekt is afhankelijk van de financieringskosten, dit zijn kosten die gemaakt worden voor het aantrekken van kapitaal, zoals: è Rentekosten, de interest van het geleende bedrag. è Emissiekosten, de kosten om aandelen uit te geven. è Kosten van een tussenpersoon, zoals een bank die bemiddeld. è Beurskosten, het bedrag dat je moet betalen voor het gebruiken van de AEX. è De geldmarkt, het geheel van vraag en aanbod van financieringsmiddelen met een korte looptijd. Banken spelen bij deze vorm van financieren een grote rol, ze verbinden niet alleen de geldgever en geldvrager met elkaar maar overbruggen ook het tijd- en volumeverschil. Dit is het verschil van de hoeveelheid geld en de tijd dat het geld beschikbaar is. De belangrijkste functies van banken zijn: è Kredietbemiddeling, het bij elkaar brengen van geldvragers en geldgevers. è Kredietverlening, het verstrekken van krediet uit eigen middelen. è Beheren van spaargelden, het bewaren en soms belegen van geld van klanten. è Uitvoeren van betalingsverkeer, het regelen van transacties via het bankgirocircuit. è Bemiddelen bij het emitteren van aandelen en obligaties, advies geven aan bedrijven die dat willen doen. è Bewaren van effecten. è Aan- en verkopen van vreemde valuta’s. è Aan en verkopen van effecten in opdracht van de cliënt. Aantekeningen H6
Debet Credit

Activa è BezittingenLiquide middelen è Bank (500)Totaal (komt overeen met) è Passiva è Schulden Schulden (leningen) + eigenvermogen è Hoe komt een organisatie aan zijn geld. Twee manieren:· Eigen vermogen (EV)*1· Vreemd vermogen (VV)Aandelen:Maatschappelijk aandelen vermogen (1000)*2:· Geplaatst aandelen vermogen, verkochte aandelen. (500)· Aandelen in portefeuille, in beheer van het bedrijf zelf. (500) Totaal *1 Het eigen vermogen van een organisatie bestaat uit bezittingen vermindert met de schulden. *2 De uitgave van aandelen heet emissie, er moeten dan twee dingen gebeuren: 1. Creatie van aandelen. 2. De plaatsing van aandelen, deze worden à pari uitgegeven dat betekent tegen emissiekoers. Deze aandelen worden eerst verkocht op de eerstehands markt en daarna worden ze weer doorverkocht op de tweedehands markt. Als je een aandeel koopt krijg je elk jaar een stukje van de winst van het bedrijf dit heet dividend. Het bedrag dat je aan dividend uitgekeerd krijgt wordt zo berekend: Totale winst van bedrijf - (vennootschapsbelasting + tantièmes + algemene reserve) Het totaal aan geplaatste aandelen
Vennootschapsbelasting è De winstbelasting die door BV’s en NV’s betaald moet worden. Tantièmes è De winstuitkering voor het personeel, veel hooggeplaatste werknemers krijgen een winstuitkering (dertiende maand). Algemene reserve è Een buffer voor als er slechte tijden komen. Dit is een onderdeel van het eigen vermogen. Over het dividend dat de aandeelhouder ontvangt moet ook nog dividendbelasting worden betaald van 25%. Het dividendpercentage is het percentage dat het dividend is van de nominale waarde van het aandeel. Dat bereken je zo: dividend
nominale waarde van het aandeel * 100% = dividendpercentage
Er zijn 2 soorten kredieten: · Consumptieve kredieten, dit zijn meestal kredieten die verstrekt worden aan gezinnen. Je hebt hier 5 verschillende van: · Koop op afbetaling, je sluit hier een regeling met een geldgever. Je moet dan een vat bedrag en rente aflossen per periode. · Huurkoop, is bijna hetzelfde maar hierbij is het gekochte goed eigendom van de geldgever totdat hij afbetaald is, dus als je niet aan je verplichtingen kunt voldoen wordt het goed terug gehaald. · Een persoonlijke lening kun je aanvragen bij een bank en wordt er bepaald hoeveel je van ze mag lenen aan de hand van je persoonlijke factoren. BV: · vaste baan · hoeveelheid inkomen · heeft hij meer schulden · grote van het gezin · etc. Er wordt bij deze lening ook gewerkt met periodieke aflossing. · Doorlopend krediet is hetzelfde als een persoonlijke lening maar de afgeloste bedragen kunnen weer worden opgenomen. Je hunt dus ook alleen interest betalen. · De hypothecaire lening, de geldgever krijgt als de geldnemer niet aan zijn verplichtingen kan voldoen het voorwerp waarop de hypotheek is gesloten, deze kunnen ook aan grotere organisaties worden verschaft. Je hebt hiervan 3 soorten: · De lineaire hypotheek, hierbij betaal je elk jaar een vat bedrag aan aflossing dus de interest wordt elk jaar lager. · Voordeel, erg overzichtelijk · Nadeel, de eerste tijd is het bedrag dat je moet betalen aan aflossing en interest erg hoog. · De annuïteitenhypotheek, hierbij betaal je elk jaar een vast bedrag. Dus eerst betaal je veel rente en weinig aflossing en daarna betaal je steeds meer aflossing. · Voordeel, je weet precies hoeveel je per jaar moet betalen dus je hebt meer financielë zekerheid. · Voordeel, je hebt in het begin veel interest en die kun je van de belasting aftrekken. · Nadeel, je schuldrest is de eerste jaren nog heel groot dus als je hem wil liquideren moet je veel geld betalen. · De spaarhypotheek, hierbij betaal je alleen maar interest en als de hypotheek afloopt moet je de lening in een keer afbetalen. Hierbij kun je een levensverzekering afsluiten waarvan je elk jaar een premie betalen bovenop de interest om als de lening afloopt daarmee te betalen. · En productieve kredieten, dit is vooral voor organisaties die iets moeten financieren. Je hebt hier twee soorten: · Lang vreemd vermogen, voor leningen van langere duur. Je hebt hiervan verschillende soorten waaronder: · De hypothecaire lening, zie hierboven. · De onderhandse lening, zie §5.2 · De obligatielening, zie §5.2 · Kort vreemd vermogen, een financieringsmiddel dat voor niet zo’n lange tijd open staat. Hiervan zijn er vijf: · Leasing, hierbij huurt de huurder (de lessee) iets voor een vatgestelde periode van een onderneming (de lessor). Hiervan zijn twee varianten: · Operational lease, je huurt hier iets voor een van tevoren vastgestelde prijs. De lessor is zo wel de eigenaar en moet service en onderhoud verzorgen. · Financial lease, dit is voor een langere tijd en wordt de lessee als eigenaar beschouwd en moet het du s ook zelf onderhouden. · Sale and lease, is een bijzonder vorm van financial lease. Hierbij verkoopt de lessee iets aan de lessor dat hij dan weer least. Dit wordt gedaan om geld vrij te krijgen voor grote investeringen. Na de lease, kan de lessee 3 dingen doen: · Het geleasde teruggeven aan de lessor. · Het leasecontract voortzetten. · Of het van de lessor kopen. · Bankkrediet of rekening-courantkrediet is als de bank en de cliënt met elkaar afspreken dat de cliënt voor een bepaald bedrag rood mag staan. Dit is handig omdat bij veel bedrijven de betalingen niet gelijk lopen met de ontvangsten en zo overschoten en tekorten ontstaan. · Leverancierskrediet, er wordt geld van de bank geleend om iets te kopen dat een paar dagen later weer (met winst) wordt verkocht. De kosten van dit krediet blijken uit de betalingsvoorwaarden, hoe sneller een klant betaal hoe minder het hem kost. · Factoring, hierbij neemt de factormaatschappij de vordering over van de ondernemers op hun afnemers. Bij deze variant worden verschillen tussen betalingen en ontvangsten overbrugt doordat de incassomaatschappij de leverancier gelijk betaald en dan zorgt dat hij het geld van de afnemer krijgt. · Afnemerskrediet, hierbij betaald de afnemer voordat hij waarvoor hij betaald heeft, heeft gekregen. Bijvoorbeeld een nieuwbouwplan. Samenvatting H11
Kapitaalgoederen: Duurzame productiemiddelen die meer dan een verkoopproces of productieproces meegaan. Auto’s machines gebouwen. Handels-onderneming: Een onderneming die producten inkoopt en onveranderd doorverkoopt. Groothandel en winkel
Industriële onderneming: Een onderneming die met behulp van grondstoffen, werknemers, machines en andere kapitaalgoederen producten maakt en verkoopt. Brutowinst: Het verschil tussen de verkoopprijs van de verkochte artikelen en de inkoopprijs ervan. Nee-verkopen Te weinig inkopen zodat het artikel uitverkocht is, de klant komt minder snel terug. Voorraadrisico’s Te veel voorraad geven deze risico ‘s: diefstal, brand, bederf, prijsdaling en het uit de mode raken van het artikel. Prijsrisico Een onderneming kan prijsrisico lopen over voorraden. We maken onderscheid tussen: technische voorraad en economische voorraad. Technische voorraad: De voorraad die werkelijk in het bedrijf aanwezig zijn. Die je kunt tellen. Economische voorraad: De voorraad waarover de onderneming prijsrisico loopt. In de meeste handelsondernemingen wordt de technische voorraad op de balans opgenomen. Fifo-systeem: First in first out. Dit systeem is voordeliger bij een dalend prijsniveau. Het mindere van dit systeem is dat de brutowinst op een verkeerde manier berekend wordt. Lifo-systeem: Last in, first out. Hier wordt weer de verkeerde brutowinst berekend omdat de prijs kan stijgen dus het is niet betrouwbaar. Systeem gekozen? Dan kun je het niet snel weer veranderen want anders kun je gemakkelijk frauderen bij de belasting, want de ene keer komt dit voordeliger uit en de andere keer de andere. Fifo en lifo systeem: Zijn bijden zeer bewerkelijk. Omdat het vaak erg moeilijk is om de inkoopwaarde van bepaalde artikelen te bepalen zijn een aantal ondernemingen overgegaan op een vaste verrekenprijs. Vaste verrekenprijs: Een schatting van de gemiddelde inkoopprijs voor een komende periode. Offertes: Voordat de goederen in het magazijn kunnen worden opgeslagen, worden er meer kosten gemaakt dan alleen de inkoopwaarde van de goederen. Er moeten aanbiedingen (offertes) worden gemaakt. Inkoopkosten: Alle kosten die te maken hebben met bijvoorbeeld: vervoer, controle en een offerte maken. Duurzame productiemiddelen Activa die vele jaren door een onderneming gebruikt kunnen worden. Gebouwen, computers enz. Duurzaamheid Niet alleen op prestaties maar ook op de toekomst gericht kopen. Nadelen duurzame productiemiddelen De onderhoudskosten, het risico van prijsdaling, verliezen van een deel van de prestaties wegens veroudering en de interestkosten: hoe langer een duurzaam produkt meegaar, des te langer wordt er beslag gelegd op vermogen en des te hoger zijn de interestkosten. Omdat een gebouw heel lang meegaat kun je ook wel wat langer over de afbetaling doen. Overdrachtskosten Wie een winkel koopt moet ook nog hieraan denken: overdrachtsbelasting, makelaarskosten, de notaris en het kadaster.(overdrachtskosten) Kadaster Hierin wordt bijgehouden wie de eigenaren van de grond en gebouwen zijn van de desbetreffende gemeente. Aanschafprijs Niet alleen de aanschaf van het produkt maar ook de bijkomende kosten. Afschrijven In de boekhouding uitdrukken op de balans, waar het productiemiddel voor een lagere waarde wordt opgenomen dan in de periode daarvoor. Grootte van afschrijving hangt af van: 1. De waarde van het productiemiddel; 2. De levensduur; 3. De restwaarde; 4. Het gebruik; duurzame productiemiddelen die meer dan een verkoopproces of productieproces meegaan. Restwaarde: De geschatte verwachte opbrengst van het duurzame productiemiddel bij verkoop aan het eind van de levensduur.

REACTIES

R.

R.

is die samen vatting van m&o voor 4 vwo en zijn de laatste 2hfstukken h5 en h6

21 jaar geleden

B.

B.

hey k weet niet echt wie je bent
maar als je msn heb.zou je me dan ff willuh
aanmelden, heb paar vraguh voor je

alvast bedankt

Billy

21 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.