Jaren vijftig
Ook vlak na de Tweede Wereldoorlog, tot het einde van de jaren vijftig, bleven de bovengenoemde verschillen tussen bevolkingsgroepen bestaan. Zoals een scherp onderscheid tussen de hogere en de lagere maatschappelijke klassen. Toch was er sprake van een grotere homogeniteit in de samenleving. Voor zover mensen het klassenverschil accepteerden, bestond er een vrij groot nationaal bewustzijn en een sterke sociale cohesie. Vanaf de jaren ‘60 veranderde dit: er ontstond geleidelijk meer diversiteit tussen groepen mensen en er kwam meer ruimte voor individualisme.
§3
Na de WOII kwam er een technologische ontwikkeling op gang die leidde tot grootschalige productie van goederen als televisies en auto’s. Daarnaast ontstond er vanaf de jaren zestig een economische groei waardoor er welvaart kwam voor grote bevolkingsgroepen. In aansluiting hierop werd de verzorgingsstaat opgebouwd met een uitgebreid stelsel van sociale voorzieningen. Door de economische groei was het vanaf de jaren zestig ook voor kinderen uit lagere sociaaleconomische milieus niet meer nodig om zo snel mogelijk te gaan werken. Het volgen van een opleiding werd een steeds belangrijkere factor. De sociale mobiliteit, de mogelijkheid om te stijgen of te dalen op de maatschappelijke ladder, nam dus toe. Op veel gebieden kreeg de individuele ontplooiing meer kans. Niet alleen het aantal mensen dat zelfstandig ging wonen groeide, ook de variëteit van samenlevingsvormen nam toe. Deze keuzevrijheid werd mede mogelijk gemaakt door de gestegen welvaart en de opbouw van de verzorgingsstaat. Het feit dat vrouwen beter waren opgeleid en vaker een eigen inkomen kregen, maakte vrouwen zelfbewuster. In de jaren zestig en zeventig ontstonden allerlei actiegroepen van en voor vrouwen, van welke Dolle Mina één van de bekendste was. Zij eisten onder meer gelijk loon voor gelijk werk en zelfbeschikkingsrecht over hun eigen lichaam. In de jaren tachtig vroegen vrouwenbewegingen om verkorting van de arbeidstijd en betere kinderopvang, om het werk tussen man en vrouw binnens- en buitenshuis eerlijker te verdelen. Uiteindelijk hadden veel van deze acties effect.
Niet alleen vrouwen werden zelfbewuster, ook andere groepen zoals homoseksuelen eisten gelijkberechting, dat wil zeggen dat ze dezelfde rechten zouden krijgen als ieder ander. En ook deze acties waren succesvol(homohuwelijk). De stijgende welvaart en het hogere opleidingsniveau van mensen leidde ook tot een grotere mondigheid. Mensen vonden dat zij zelf wel wisten wat goed voor ze was. Dit kan ook leiden tot onverschilligheid. Ook in de publieke ruimte (streets) wordt langzamerhand duidelijk dat een toenemende onverschilligheid negatieve gevolgen kan hebben. Na enkele dodelijke gevallen van zinloos geweld zijn veel mensen minder bereid om anderen op hun gedrag aan te spreken.
Ontkerkelijking betekent dat een groeiend aantal mensen niet meer actief lid is van een bepaald kerkgenootschap. Met de ontkerkelijking kwam er ook een einde aan de verzuiling. Bij ontzuiling speelde een nieuw massamedium als de televisie een grote rol. Mensen van verschillende zuilen kwamen meer met elkaar in contact. De ontzuiling ging gepaard met een proces van secularisatie, waarbij organisaties zoals scholen en verenigingen zich losmaken van de kerk.
Tegenover de afname van het kerkbezoek en de ontzuiling zien we de laatste decennia een opleving van religie en spiritualiteit. Daarnaast neemt het aantal moslims toe in Nederland, voor wie de moskee dikwijls een belangrijke functie vervult.
Jeugdculturen namen een eigen ruimte in, en keerden zich vooral in de eerste periode tegen de normen en waarden van de ouders en de heersende cultuur.
§4
We noemen iemand allochtoon wanneer hij of zij of ten minste één van de ouders in het buitenland is geboren en getogen. Een autochtoon is, net als zijn ouders en grootouders, hier geboren en opgegroeid.
De factoren om je land te verlaten, noem je pushfactoren. De redenen om naar een land toe te komen, noem je pullfactoren (godsdienstvrijheid). De opname van deze vreemdelingen leverde lange tijd weinig problemen op. Nederland was een handelsnatie en had daarom veel ervaring met andere culturen en gebruiken. Na de WOII veranderde het beeld. Vanaf 1950 komen grote groepen immigranten uit de vroegere koloniën naar Nederland. Na de onafhankelijkheid van Indonesië emigreerden veel Nederlandse Indiërs hierheen. Hetzelfde geldt voor een grote groep Molukkers, Surinamers en Antillianen.
Ook: Gastarbeiders om vuil en zwaar werk te doen.
Iemand wordt een asielzoeker genoemd als hij op basis van bijv: oorlog, geloof, seks.geaardheid uit zijn eigen land weggaat. Als hij of zij op basis van verdragsregels van de VN als vluchteling wordt erkend, dan moet Nederland zich net als alle andere VN-lidstaten garant stellen voor hulp en opvang. De basis van het asielrecht is het VN-vluchtelingenverdrag van Genève van 1951. Daarin wordt een vluchteling gedefinieerd als: ‘iemand die gegronde reden heeft te vrezen voor vervolging wegens godsdienstige of politieke overtuiging of nationaliteit, dan wel wegens het behoren tot een bepaald ras of tot een bepaalde sociale groep’. Binnen de EU is bovendien afgesproken dat een asielzoeker in het eerste land waar hij aankomt, asiel moet aanvragen. Naast oorlog en vervolging was een belangrijk motief om weg te trekken de grote armoede in het land van herkomst. Dit zijn zogenaamde economische vluchtelingen. In 2001 werd de nieuwe Vreemdelingenwet 2000 van kracht. In de strengere wet werd bepaald dat een vluchteling een verblijfsvergunning kan krijgen als hij aan een aantal eisen voldoet:
• Geldige identiteitspapieren
• Aannemelijk maken dat hij bij uitzetting risico loopt in zijn eigen land
• Kan niet om humanitaire redenen teruggestuurd worden naar zijn land (godsdienst)
Tevens kwam er een verkorte procedure, waarbij binnen 48uur bepaald wordt of de asielzoeker een geloofwaardig vluchtverhaal heeft. Het strengere beleid leidde tot met afwijzingen dan aanvragen. De nieuwe Vreemdelingenwet kent de volgende procedure:
• Melden bij het aanmeldcentrum (AC)
• Vluchtverhaal oké, asielzoekerscentrum (AZC)
• Mensen van wie de aanvraag uiteindelijk wordt afgewezen, worden opgevangen in een uitzetcentrum.
De grootste groep nieuwkomers van de laatste jaren wordt dan ook gevormd door mensen die via gezinsvorming of gezinshereniging naar Nederland kwamen.
• Bij gezinshereniging gaat het om mensen die legaal in Nederland verblijven en onder bepaalde voorwaarden hun gezin laten overkomen. Gezinshereniging gaf nogal eens aanleiding tot kettingmigratie.
• Bij gezinsvorming laat iemand een partner uit een ander land overkomen
Toch zijn er ook voort de gezinsvorming de regels aangescherpt. De reden was dat men twijfelde of er wel altijd sprake was van vrije partnerkeuze (uithuwelijking). Daarnaast spraken veel van de partners die overkwamen de Nederlandse taal niet.
§5
Voor de manier waarop overheid en mensen omgaan met de culturele diversiteit in een pluriforme samenleving, bestaan de volgende mogelijkheden:
• Segregatie
• Assimilatie
• Integratie
Als cultuurgroepen niet met maar volkomen naast en langs elkaar heen leven, spreken we van segregatie, het opdelen van een samenleving in gescheiden delen. Meestal wordt segregatie veroorzaakt doordat één cultuurgroep die de politieke en economische macht bezit, andere groepen buitensluit en geen gelijke kansen biedt. (apartheidsregime in Z-A).
Segregatie kan ook uit vrije wil plaatsvinden. De minderheidsgroep sluit zich dan bewust af van de overheersende cultuur omdat zij ernstige bezwaren tegen die cultuur heeft (Amish).
De tegenhanger van segregatie is assimilatie. Hierbij past een bevolkingsgroep zich zo volledig aan, dat de oorspronkelijke cultuur zo veel mogelijk verdwijnt. Als assimilatie onder dwang plaatsvindt, verbiedt de overheid culturele uitingen van minderheden, zoals taal of religie. Gedwongen assimilatie is voor de Nederlandse overheid nooit aan bod geweest, alleen sommige maatregelen om meer eenheid te kweken(inburgeringcursus).
Integratie vindt plaats als bevolkingsgroepen zich aanpassen aan de dominante cultuur, maar gedeeltelijk hun eigen cultuur behouden. Integratie veronderstelt dat beide partijen, de nieuwkomers en het ontvangende land, veranderen en zich aanpassen. Het resultaat van de komst van nieuwkomers wordt vaak vergeleken met de termen ‘melting pot’ en ‘salad bowl’.
Met ‘melting pot’ wordt bedoeld dat de culturen van etnische groepen versmelten met de dominante cultuur, zodat er in feite een nieuwe cultuur ontstaat. Bij de ‘salad bowl’ ontstaat er ook een vermenging van culturen maar niet als één melting pot: cultuurgroepen behouden hun eigen typische kenmerken. De kwestie in hoeverre nieuwkomers zich moeten aanpassen hangt samen met de vraag of de ene cultuur beter is dan de andere.
Cultuurrelavisten vinden dat je niet over een andere cultuur mag oordelen. Cultuuruniversalisten bestrijden dit en vinden dat bepaalde waarden zoals de universele mensenrechten in elke cultuur zouden moeten gelden. Zij zeggen dat een cultuur beter is, naarmate deze basisvoorwaarden zorgvuldiger worden gegarandeerd en beschermd.
Na de WOII is er door de Nederlandse overheid lange tijd geen specifiek beleid gevoerd voor nieuwkomers. Het officiële beleid was dan ook gericht op integratie met behoud van eigen cultuur. Daarom werd lange tijd niet expliciet geformuleerd op welke punten nieuwkomers zich zouden moeten aanpassen. Hierdoor werd het onduidelijk voor hen waarin zij moesten integreren.
Voor de sociale ongelijkheid van o.a. de nieuwkomers+tweede generatie was een aantal oorzaken, namelijk:
• De teruglopende economie;
• De omvang en concentratie van migrantengroepen;
• Gezinsvorming;
• Taalachterstand;
• Discriminatie en beeldvorming.
Begin jaren zeventig liep de economie terug. Veel laaggeschoold werk zoals in de textielindustrie en de autoproductie werd geautomatiseerd dof verplaatst naar lagelonenlanden. Vooral veel migranten verloren hun baan. Terugkeren was voor hen ook geen optie, omdat hun kinderen op Nederlandse scholen zaten.
Vooral de immigratie van turken en Marokkanen betrof uiteindelijk een grote groepen mensen, die relatief vaak in de vier grote steden woonden. Zij konden daar hun eigen cultuur behouden. Langzamerhand ontstond in sommige wijken segregatie, oftewel een sociale scheiding tussen de Nederlandse en de allochtone bevolking. Het gevolg hiervan was dat grote groepen autochtonen en allochtonen elkaar in het leven van alledag steeds minder tegenkwamen.
Omdat de toelatingseisen voor nieuwe immigranten in heel Europa werden verscherpt, werd gezinsvorming één van de laatste mogelijkheden om zich legaal in Europa te vestigen.
Nog steeds worden sommige groepen op de arbeidsmarkt gediscrimineerd. Discriminatie berust vaak op vooroordelen van stereotypen. Met name als leden van een bepaalde bevolkingsgroep negatief in het nieuws zijn geweest wordt het voor bijna alle leden van die bevolkingsgroep moeilijker om een baan te vinden. De overheid heeft de laatste decennia maatregelen genomen om de sociaaleconomische achterstanden en de sociale ongelijkheid te bestrijden:
• De overheid voert een doelgroepenbeleid op de arbeidsmarkt.
• De overheid grijpt in als er te veel zwarte of arme wijken dreigen te ontstaan en investeren dan ook fors in achterstandwijken.
• De overheid is begonnen het taalniveau van peuters en kleuters te meten om problemen eerder te signaleren.
• De overheid ondersteunt, maar is ook op een aantal punten strenger geworden om deelname aan de Nederlandse samenleving te stimuleren.
Mede door dit soort maatregelen, maar vooral door de inspanningen van de mensen zelf zijn veel immigranten succesvol geïntegreerd.
§6
Fundamentele verschillen tussen culturen met hun normen en waarden doen zich vaker voor naarmate mensen een compleet, samenhangend maar ook dogmatisch wereldbeeld hebben. Met de meer recente immigratie van grotere groepen etnische minderheden lijkt de kans op tegenstellingen toe te nemen. Sommige orthodoxe christenen én orthodoxe moslims zijn ervan overtuigd dat mannen boven de vrouw zijn gesteld en homoseksualiteit een zonde is. De emancipatiebeweging heeft lang gestreden voor de gelijkberechting van vrouwen en homo’s. Dit vormt nu één van de uitgangspunten va onze huidige samenleving. Ouders in Nederland hebben het recht om een school naar eigen richting te kiezen. Naast het openbaar onderwijs kennen we daarom het bijzonder onderwijs (islamitisch, joods, christelijk, katholiek). Daarnaast is er is er bijzonder onderwijs gebaseerd op onderwijskundige uitgangspunten. Als zo’n school aan een aantal voorwaarden voldoet, wordt deze gefinancierd door de Nederlandse overheid. Dit is geregeld in artikel 23 van de grondwet. Deze financiële gelijkstelling met het openbaar onderwijs werd in 1917 wettelijk vastgelegd en is vrij uniek in de wereld. De overheid verplicht scholen een bijdrage te leveren aan de burgerschapvorming en de sociale integratie van leerlingen in de Nederlandse samenleving. Die eisen gelden voor alle scholen.
Met ‘wij-zijdenken’ wordt bedoeld dat er twee groepen tegenover elkaar staan. (islam, twin towers, wilders, etc.). De radicalisering die onder een kleine groep moslimjongeren plaatsvindt, verloopt vaak via de computer. Tegenover radicaliserende islamitische jongeren staat overigens een eveneens actieve groep rechts-extremistische jongeren. Omdat sommige imams die uit het buitenland hierheen komen, de Nederlandse taal onvoldoende beheersen en ook weinig kennis hebben van de Nederlandse samenleving, zijn er stappen gezet om een imamopleiding op te zetten in Nederland.
Het is lang niet altijd duidelijk waar de grenzen van persoonlijke vrijheid liggen. Dit is in het bijzonder het geval als:
- er sprake is van botsende grondrechten;
- naleving niet of moeilijk kan worden afgedwongen.
Fundamentele verschillen tussen culturen met hun normen en waarden doen zich vaker voor naarmate mensen een compleet, samenhangend maar ook dogmatisch wereldbeeld hebben. Met de meer recente immigratie van grotere groepen etnische minderheden lijkt de kans op tegenstellingen toe te nemen. Sommige orthodoxe christenen én orthodoxe moslims zijn ervan overtuigd dat mannen boven de vrouw zijn gesteld en homoseksualiteit een zonde is. De emancipatiebeweging heeft lang gestreden voor de gelijkberechting van vrouwen en homo’s. Dit vormt nu één van de uitgangspunten va onze huidige samenleving. Ouders in Nederland hebben het recht om een school naar eigen richting te kiezen. Naast het openbaar onderwijs kennen we daarom het bijzonder onderwijs (islamitisch, joods, christelijk, katholiek). Daarnaast is er is er bijzonder onderwijs gebaseerd op onderwijskundige uitgangspunten. Als zo’n school aan een aantal voorwaarden voldoet, wordt deze gefinancierd door de Nederlandse overheid. Dit is geregeld in artikel 23 van de grondwet. Deze financiële gelijkstelling met het openbaar onderwijs werd in 1917 wettelijk vastgelegd en is vrij uniek in de wereld. De overheid verplicht scholen een bijdrage te leveren aan de burgerschapvorming en de sociale integratie van leerlingen in de Nederlandse samenleving. Die eisen gelden voor alle scholen.
Met ‘wij-zijdenken’ wordt bedoeld dat er twee groepen tegenover elkaar staan. (islam, twin towers, wilders, etc.). De radicalisering die onder een kleine groep moslimjongeren plaatsvindt, verloopt vaak via de computer. Tegenover radicaliserende islamitische jongeren staat overigens een eveneens actieve groep rechts-extremistische jongeren. Omdat sommige imams die uit het buitenland hierheen komen, de Nederlandse taal onvoldoende beheersen en ook weinig kennis hebben van de Nederlandse samenleving, zijn er stappen gezet om een imamopleiding op te zetten in Nederland.
Het is lang niet altijd duidelijk waar de grenzen van persoonlijke vrijheid liggen. Dit is in het bijzonder het geval als:
- er sprake is van botsende grondrechten;
- naleving niet of moeilijk kan worden afgedwongen.
Met name 3 grondrechten kunnen op gespannen voet met elkaar staan:
• het verbod op discriminatie (artikel 1 v/d grondwet).
• De vrijheid van godsdienst (artikel 6).
• De vrijheid van meningsuiting (artikel 7).
De grondwet stelt expliciet grenzen aan de vrijheid van godsdienst en de vrijheid van meningsuiting door de toevoeging ‘behoudens een ieders verantwoordelijkheid jegens de wet’ in artikel 6 en 7. dit betekent bijvoorbeeld dat je een eigen mening mag hebben, maar je moet je daarbij wel aan de wet houden. De vrijheid van godsdienst wordt bewaakt door een overheid die seculier is, dat wil zeggen niet-religieus. Kerk en staat zijn in Nederland gescheiden. In tegenstelling tot sociale grondrechten, zijn klassieke grondrechten in principe altijd afdwingbaar. In de praktijk lukt dit niet altijd. Bijvoorbeeld het grondrecht over de onaantastbaarheid van het lichaam. In plaats van polarisatie is een discussie van belang, ook waar het gaat om diepe meningsverschillen over lastige levensvragen en dilemma’s waarin de grenzen van grondrechten in het geding zijn.
§7
Samenlevingen verschillen in de manier waarop landen omgaan met pluriformiteit. Vooral de manier waarop de relatie tussen kerk en staat is geregeld laat deze verschillen zien. Grofweg zijn er, volgens rechtsfilosoof Paul Cliteur, vier modellen:
• Er is een staatsgodsdienst die andere religies uitsluit.
• Er wordt geen enkele godsdienst toegestaan.
• Religies worden toegestaan, maar kerk en staat zijn sterk gescheiden.
• Religies worden toegestaan en zelfs actief ondersteund door de overheid.
Deze vier modellen hebben duidelijke consequenties voor de plaats van religie in de samenleving. Religieuze model
Volgens het religieuze model legt de staat één bepaalde religie dwingend op. Er is sprake van een staatsgodsdienst en religieuze leiders hebben veel macht in het land. Het verschil tussen goed en kwaad wordt in hun ogen bepaald door God als hoogste macht. We spreken in dit geval ook wel van de goddelijke bevelstheorie. De heilige boeken, het ‘Woord van God’, zijn het richtsnoer, ook voor de wetgeving. Ze worden gezien als per definitie waar en moeten letterlijk worden geïnterpreteerd. Cuius regio, eius religio (wiens gebied, diens godsdienst). De Nederlanden vormden in de zestiende en zeventiende eeuw een uitzondering en trokken daardoor religieuze minderheden aan. Buiten Europa zagen we eerder de islam als staatsgodsdienst in een land als Iran. De geestelijk leiders staan boven de president. Al zijn er voorzichtig positieve geluiden te horen, het blijft een onderdrukkend regime.
Atheïstische model. Het atheïsme is de stroming die het bestaan van een god ontkent. Is dit het staatsbeginsel, dan wordt elke vorm van godsdienstbeleving als ongewenst gezien. Dat was en is met name het geval in communistische landen. Het marxisme en het daarvan afgeleide communisme beschouwen alle godsdiensten en kerken als instanties die de uitbuiting van mensen verdedigen en de arbeidsklasse dom houden. In China heerst, sinds de oprichting van de communistische Volksrepubliek China door Mao Zedong in 1949, officieel vrijheid van godsdienst. Religies zijn toegestaan maar moeten wel het communistische systeem ondersteunen. Sinds China in 1950 Tibet binnenviel en anexeerde, hebben de boeddhistische monniken in Tibet het erg moeilijk. Ten slotte treedt de Chinese regering sinds 1999 hardhandig op tegen de Falun Gong beweging. Religieus neutrale model.
Een staat die zich op religieus gebied neutraal opstelt, heeft de scheiding van kerk en staat als ideaal. De staat doet niets ten gunste van welke religie dan ook, maar zal deze ook niet bestrijden. In een religieus neutraal model zijn het recht en de moraal niet langer aan God ontleend, maar aan de verlichte filosofen zoals Montesquieu en Voltaire. En dus zien we een keuze voor democratie, de trias politica, de rechtsstaat en individuele rechten van de mens. Deze uitgangspunten vormen de basis voor het staatsburgerschap (Frankrijk, VS, Turkije).
De nadruk op uiterlijke neutraliteit is kenmerkend voor de religieus neutrale staat. De VS kent officieel ook een scheiding van kerk&staat. Toch is de politieke cultuur in de VS doortrokken van christelijke waarden. Dat de scheiding van kerk en staat ook in een islamitisch land mogelijk is, laat Turkije zien. Sinds de stichting van het moderne Turkije in 1923 door Atatürk kent het land een grondwet die een scheiding van kerk en staat voorschrijft. Pluriforme model
Evenals in het vorige model is er in het pluriforme of multiculturele model plaats voor verschillende religies en zijn kerk en staat gescheiden. Verschil is dat de overheid religieuze groeperingen actief stimuleert en ondersteunt in hun maatschappelijke activiteiten. Nederland is een goed voorbeeld van een land met een pluriform model. Christelijke partijen hebben een nadrukkelijke plaats in de politiek. Het pluriforme model heeft voor- en nadelen. Binnen religieuze en levensbeschouwelijke groeperingen kan zich een grote mate van verbondenheid ontwikkelen. Gevaar is dat de sociale cohesie in ‘eigen kring’ ten koste kan gaan van een ‘nationale sociale cohesie’.Over de manier waarop we hiermee moeten omgaan, bestaan verschillende visies. (H8).
REACTIES
1 seconde geleden
N.
N.
Een erg goede samenvatting. Ik heb er veel aan gehad tijdens het leren!
14 jaar geleden
AntwoordenR.
R.
is dit niet thema 4?
13 jaar geleden
AntwoordenM.
M.
Hele goede samenvatting!
10 jaar geleden
Antwoorden