Thema 1
Hoofdstuk 1:
- Een persoonlijk probleem is een probleem waar jij alleen mee te maken hebt. VB: Ruzie met je ouders, liefdesverdriet.
- Er hebben veel mensen mee te maken, er zijn verschillende meningen over, de overheid bemoeit zich ermee.
- Uitgaansgeweld, terrorisme.
- Je moet de feiten kennen, je moet het van verschillende kanten bekijken, je moet argumenten hebben.
- Een oordeel over iets of iemand zonder dat je de feiten kent.
- Iets van verschillende kanten bekijken, argumenten geven, leren hoe de samenleving in elkaar zit.
Hoofdstuk2:
- De principes of uitgangspunten die je belangrijk vindt in het leven.
- Vrijheid en gezondheid.
- Regels hoe jij en anderen zich moeten gedragen.
- Geschreven regels en fatsoensnormen.
- Geschreven regels: Je mag niet stelen. Deze regels staan in de wet.
Fatsoensnormen: Staan niet in de wet. Etiquette.
- Het voordeel dat je ergens van hebt.
- Het belang van de een botst met het belang van de ander.
- De mogelijkheid om het gedrag van anderen te beïnvloeden.
- Middelen waarmee je het gedrag van anderen probeert te beïnvloeden.
- Je functie/beroep, speciale kennis of vaardigheden, aanzien/status, overtuigingskracht, geld, het aantal mensen dat gezamenlijk iets wil, gebruik van geweld.
Hoofdstuk3
- Er hebben veel mensen mee te maken, er zijn verschillende meningen, de overheid bemoeit zich ermee.
- Uitgaande jongeren; Willen plezier. Sommigen zoeken spanning en vechten.
Horecaondernemers: Willen winst, leuke feesten, tevreden buren en geen last van de politie.
Politie: Wil orde en rust.
Burgemeester: Wil geen overlast en een goeie naam voor de gemeente.
Buurtbewoners: Willen geen last van schreeuwende en dronken mensen.
Slachtoffers: Willen dat de aanval stopt en de politie snel ter plaatse is.
- Meer mensen tegelijk, alcoholgebruik en sommige normen en waarden zijn veranderd.
- Winkels, cafés, en disco’s mogen geen alcohol verkopen aan jongeren onder de 18 jaar. En op steeds meer plaatsen hangen camera’s of wordt er preventief gefouilleerd dor de politie.
- Er beter op letten dat jongeren niet straalbezopen worden.
- Agressie uit de weg gaan, bij je vrienden blijven (Samen uit, samen thuis.)
Hoe werkt alcohol (blz. 14)doornemen
Thema 2: Hoofdstuk 1
- Eigenschappen die erfelijk zijn bepaald en die je hebt vanaf je geboorte.
- Verlegenheid of een stoornis.
- Normen, waarden en gewoonten die je overneemt van je ouders, je leraren en andere volwassenen, maar ook van je vrienden.
- Leren praten en leren stil te zijn.
- Praten. Je kunt met je stem klanken maken. Dat is aangeboren. Maar de taal die je spreekt, is aangeleerd.
- Het aanleren van de kenmerken van de groep of samenleving waar je toe behoort.
- Belonen en straffen, imitatie, informatie en uitproberen.
- Manieren om je te laten merken dat je iets goed of fout hebt gedaan.
- Positief: Compliment geven. Negatief: Strafwerk.
- Wanneer anderen in je omgeving op jou letten en je aansporen of dwingen om je aan de regels van de groep te houden.
Hoofdstuk 2:
- Familie en vrienden.
- School en overheid.
- Ze moeten de taal leren, en de gewoontes.
- Aangeleerde gewoonten, opvattingen, normen en waarden zijn automatisch een deel van je gedrag geworden.
- Je wilt op iemand lijken en je neemt het gedrag van die persoon over.
- De persoon die jij bent.
Hoofdstuk 3:
- Als een groep mensen dezelfde waarden, normen en gewoonten heeft.
- De cultuur van een grote groep mensen.
- We vieren koningsdag en we spreken Nederlands.
- De cultuur van een kleine groep mensen.
- Gothics en rappers.
- Kleding en kapsels enz. die een groep jongeren draagt.
- De kleding en kapsels enz die je moet dragen in je baan.
- In Nederland is het normaal dat je iemand een hand geeft. Als bijvoorbeel een moslimse vrouw dat niet doet.
Hoofdstuk 4:
- De welvaart steeg. En de jongeren mochten het geld zelf houden.
- We hebben meer geld en vrije tijd, jongeren willen zich afzetten tegen hun ouders,ze willen bij een groep horen en elke groep wil een beetje anders zijn.
- Iemand als stereotype zien en denken dat diegene precies hetzelfde is als die anderen.
- De situatie waarin de waarden en normen van ouders en ouderen botsen met die van hun kinderen.
Hoofdstuk 5:
- De periode tussen kindertijd en volwassenheid.
- De groep waarbij je hoort, de plaats waar je woont en de tijd waarin je leeft.
- Als de verschillen zó groot zijn dat je de normen van iemand niet meer begrijpt.
- Gedrag waarbij iemand geen rekening houdt met anderen.
- Het accepteren van mensen met andere normen en waarden dan jij hebt.
- Rekening houden met.
Hoofdstuk 6:
- Je vormt een beeld van iets of iemand.
- Een oordeel over iets of iemand zonder dat je de feiten kent. Bijv. Van haar kun je makkelijk winnen want meiden kunnen niet voetballen.
- Een beeld dat je van een hele groep mensen hebt. Bijv. Blonde meisjes zijn dom.
- Het gedrag dat anderen van jou in een bepaalde situatie verwachten. Bijv. Dat als er een brand is dat hij helpt met evacueren.
- Je past je aan je omgeving aan om geen kritiek te krijgen.
- Ander gedrag dan wat je van iemand verwacht. Bijv. Hij gaat eens lesgeven.
Hoofdstuk 7:
- De manier waarop je verbonden bent met andere mensen.
- Gevoelsbinding, (vriendschap) economische binding, (levensonderhoud) kennisbinding (leren) en politieke binding(overheid).
- Je moeder, gevoelsbinding, economische binding (je krijgt zakgeld) en kenninsbinding (jer leert ervan.)
- Als mensen het gevoel hebben dat ze bij elkaar horen.
- Als we rekening houden met de normen, waarden en belangen van anderen.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden