Hoofdstuk 2A De Griekse Beeldhouwkunst
1. Beelden Alom
techné -> de term die de grieken gebruikten voor vakmanschap, hieronder vielen dokters en schipbestuurders, maar ook kunstenaars vielen hieronder.
Functie Griekse Beeldhouwkunst:
tempels stonden vol met beelden als dankbetoon voor de goden
er waren schathuizen waar burgers kostbare wijgeschenken voor Zeus konden opstellen
Op begraafplaatsen stond het helemaal vol met beelden van de overledenen
Belangrijke burgers werden geëerd door beelden van hen neer te zetten op de agora (grote plein in centrum van de stad)
Belangrijke boodschappen werden in platen gehakt en ook op de agora gezet
Overwinningen werden in reliëfs weergegeven.
Beelden herinnerden de mensen aan de aanwezigheid van de goden
2. De Archaïsche periode (650-480 v. Chr.)
grote monumentale sculptuur -> het maken van grote, vrijstaande beelden van marmer (begon rond 650 v.Chr.)
grieken hebben het afgekeken van egyptenaren. Verschillen tussen egyptische en Griekse beelden:
griekse beelden hadden een voetstuk nodig omdat ze heel realistische waren gemaakt en konden niet alleen op voeten rusten.
Egyptische beelden hadden een ruggensteun of rustten tegen muur, waardoor ze konden blijven staan. Hierdoor zagen ze er onbeweeglijk uit.
Koré -> vrouwenbeelden
Korai -> (mv. vrouwenbeelden) meisjesbeelden
Kouros -> mannenbeelden
Kouroi -> (mv. mannenbeelden) jongemannenbeelden
Mensen lieten zich als ideaalbeeld jong afbeelden
Stijlkenmerken vroege Griekse kouros:
amandelvormige ogen
“slakkenhuis krullen” (de haarstrengen)
lichaamsdelen die met lijnen in elkaar overlopen, en dus niet vloeiend.
De archaïsche glimlach -> dat vonden de beeldhouwers waarschijnlijks e makkelijkste manier om een mond weer te geven (in 500 v.Chr. is de glimlach verdwenen)
De grieken experimenteren veel en boeken veel vooruitgang in de beeldhouwkunst.
480 v Chr. -> einde van de Archaïsche periode (ill. 5), de zogenaamde Kritios-jongen maakt een eind aan deze periode. Het is een beeld met meer beweging en opgerold haar.
3. De klassieke perdiode (480-323 v.Chr.)
de strenge stijl (480-450):
men streeft naar een natuurgetrouwe, samenhangend geheel als beeld.
Ogen liggen diep in kassen
Dikke oogleden
Een zware, stoere kin
Zeer gestileerd haar
Kijkt toeschouwer droefgeestig aan
De blonde jongen is hier een voorbeeld van. (ill. 6)
De discuswerper van Myron (ill.8) maakt eind aan strenge periode. Er zit veel beweging in het lichaam, maar torso volgt de bewegingen niet, dus lijkt het beeld nog steeds veel te stil te staan. Het originele Griekse versie van dit beeld was van brons en dus steviger dan de marmeren kopie van de Romeinen.
Gieten van bronzen beelden:
Indirecte methode
eerst wordt een kneedbaar beeld gemaakt
daar wordt een mal van gemaakt en aan de binnenkant met was bekleed
de mal word over een kleibrouwsel heen gedaan
het geheel wordt verhit en de was loopt eruit
in de lege holte wordt brons gegoten
directe methode:
beeld wordt tot in de details gemaakt
hier wordt was omheen gedaan
het geheel wordt in een mantel van gips en gravel gezet en het wordt verhit
het was loopt eruit en in de lege holte wordt brons gegoten
nadeel directe manier -> als het mislukt is er geen mal, want die is niet gemaakt.
Beelden van Riace:
twee beelden bij Riace (zuid-Italië) gevonden in de zee in 1972
beelden zijn van brons en zeer gedetailleerd uitgewerkt.
Op directe manier gemaakt
Standbeen-speelbeen houding, S-curve in rug, gehele houding wordt contraposto genoemd.
Beelden niet in zelfde tijd gemaakt
Polyclitus:
beste contraposto houding.
Schreef een boek over goede lichaamsverhoudingen
Maakte het werkelijkheid in zijn beeld: Doryphorus (450 v Chr.)
Maakt gebruik van idealisme (alles is perfect en niets uit verhouding)
Tot in de 4e eeuw: vrouwen gekleed afgebeeld
Eind 4e eeuw: beeldhouwer Praxiteles maakt naakt beeld van Aphrodite. Iedereen vindt het mooi, het wordt een trend.Vanaf 340 ook veel naakte vrouwenbeelden.
Vrouwen worden met doek afgebeeld. Plooien accentueren bepaalde lichaamsdelen.
Eind 5e eeuw: Natte stijl, lichaamsvormen tekenen zich duidelijk door de kleding af.
4. Het Hellenisme (327-23 v.Chr.)
De tijd vanaf de dood van Alexander de Grote tot Augustus, de eerste Romeinse koning.
Alexander de Grote:
zoon van Philippus, de koning van Macedonië.
Werd leider van de Grieken
Versloeg ook Perzië en andere volken en werd ook hun leider.
Hij wilde de Perzische en Griekse cultuur mengen. Als voorbeeld trouwde hij de Perzische prinses.
Na zijn dood valt rijk uit elkaar.
Hellenisme:
Na dood Alexander, veel oosterse invloed op Griekse beelden.
Burgers werden erg op zichzelf aangewezen en niet meer met z’n allen beschermt -> individualisme. Ook beelden kregen daar sporen van mee.
Er komt meer aandacht voor emoties, normale omstandigheden waar een beeld zich in kan bevinden, en ook kinderen en oude mensen en niet-Grieken worden afgebeeld.
Vier stijlen van het Hellenisme:
Realisme: Een beeld van de werkelijkheid, zonder idealisme
Barok: Benadrukking van emoties en dramatiek door gezichtsuitdrukkingen, houdingen, bewegingen, spierbundels of zware plooien.
Rococo: luchtige stijl vol humor en erotiek. Vaak spelende kinderen of Eros.
Classicisme: Nabootsing van de klassieke periode.
Hoofdstuk 4. Het Atheense toneel: Tragedie en Komedie
1. Het toneelfestival
De Grote Dionysia:
vijfdaags toneel festival, om het begin van de lente (het leven) te vieren. Rond eind maart gevierd.
Dionosustheater (17000 plaatsen) werden de stukken in opgevoerd.
Drie dagen lang, drie tragedies per dag, per schrijver. Afsluitend met satyrspel en komedies.
Festival was ook een wedstrijd en winnende schrijvers en dichters kwamen op een monument te staan.
Rijke Atheense burgers moesten het festival grotendeels bekostigen.
Werden ook gedichten voorgedragen.
Het publiek:
het publiek was vroeger belangrijker dan nu, toen gingen er veel meer mensen naar zo’n festival
iedereen was welkom, van vrouwen tot slaven tot vreemdelingen. (entreegeld voor de armen werd gesubsidieerd)
De jury:
Na afloop van de voorstellingen werd door een, uit het publiek gekozen, jury de winnende dichter uitgekozen.
De jury ging op reacties van het publiek af, maar werd ook vaak geïntimideerd.
Ook beste hoofdrolspeler kreeg een prijs
De winnende sponsor kreeg een drievoet als prijs
44 toneelstukken:
stukken werden nooit opnieuw opgevoerd (op die van Aeschylus na, die werden van tijd tot tijd nog wel eens opgevoerd)
men schat dat er in de 5e eeuw in totaal 900 tragedies en 300 komedies zijn opgevoerd op de Dionysia en ze waren (bijna) allemaal nieuw.
Er zijn lijsten met namen van schrijvers en titels, maar van slechts vier schrijvers zijn nog volledige stukken over (Aeschylus, Sophocles, Euripides, de tragedie schrijvers en Aristophanes een komedieschrijver)
Zij hebben in totaal 350 stukken geschreven waar er 44 van over zijn.
Hoe ging stukken verloren:
omdat bijna alles op papyrus werd geschreven en dat was niet bestemd voor meervoudig gebruik en verandering van vochtigheidsgraad.
Stukken werden vaak na één keer niet meer gebruikt en daarom niet overgeschreven
Die van de ‘vier’ zijn nog veel in scholen voorgelezen gebleven en daarom veel overschreven en vaak verdubbeld.
2. De grote drie
Aeschylus (525-456)
90 tragedies geschreven, 7 bewaard gebleven, waaronder één trilogie (samenhangend geheel van drie tragedies), de Oresteia.
Hij hield ervan indruk te maken op zijn publiek met mooie kostuums, een koor en mooie dansen en bewegingen.
Er zijn twee toneel spelers en het koor is belangrijk
Zijn gedachte achter toneelstukken was dat niks door toeval gebeurde maar alles door de goden.
Sophocles (495-406)
173 stukken, zeven bewaard gebleven. 24 maal de eerste prijs gewonnen, dus met 96 stukken succes gehad.
Zeer geliefd bij stadgenoten
Voerde als eerste drie toneelspelers in
Liet zijn mening door het koor naar voren komen
Besteed veel aandacht aan zijn karakters, die zijn standvastig, wat hun ook gebeurd.
Zijn mening over Euripides: “Euripides beeld de mensen uit zoals ze zijn, ik zoals ze moeten zijn.”
Euripides (480-406)
92 tragedies, 18 bewaard
groeide op in de tijd van de strijd tegen de Perzen en in het vrije Athene was een nieuw tijdperk aangebroken
door zijn stukken schemert de geest van de Griekse Verlichting
werd de filosoof van het toneel genoemd
zijn karakters waren als een echt mens en geven de stukken een psychologische inslag.
Won 5 keer de eerste prijs
Na zijn dood bleven zijn tragedies het populairst
3. De stof van de Tragedie
vaak mythologische verhalen
veel zelfde onderwerpen door verschillende dichters behandeld
dichter kon de teksten veranderen en zijn eigen ideeën in het stuk kwijt, maar de kern moest het zelfde blijven.
Dichter kon met mythe als uitgangspunt een eigen plot verzinnen.
4. Het theater
Voorstellingen vonden plaats in het Dionysustheater.
In de vijfde eeuw, de dansvloer en houten zitplaatsen en tijdelijk decor gebouwd.
330, het stenen theater gebouwd.
Vooraan waren banken gereserveerd voor de leiders van Athene en de priester.
Iedereen nam plaats op het theatron, het koor zong in de orchestra, acteurs speelden voor de skènè (gebouw om je om te kleden.
Het theater had een goede akoestiek
5. De uitvoering
Oorsprong tragedie:
Ontstaan uit een choros (koor). Bestond uit mannen en jongens en bij wedstrijden kregen ze een bok (tragos) als prijs.
Tragoidia: bokkenzang
Op een gegeven moment ging een solist tegenover het koor staan en ontstond een samenspraak. Deze solist was de eerste toneelspeler, die het verhaal uitbeeldde.
Dat is de oorsprong van drama, dat eigenlijk ‘handeling’ betekend.
Aeschylus voegde een tweede acteur toe en Sophocles de derde. Nog steeds traden alleen mannen op.
De speler met een dubbele fluit leidde het koor/muziek.
Structuur van de tragedie:
speelde zich op één plaats af (meestal tempel of koninklijk paleis)
gebeurtenissen die op andere plaatsen gebeurden werden door bodes aan de acteur verteld (bodeverhalen)
tijd zat aan elkaar vast, dus geen tijdsprongen
proloog: daarin wordt verteld wat er is gebeurd voor het toneelstuk begon
koor blijft het hele stuk op dezelfde plaats (orchestra)
koor afgewisseld door dialogen/monologen
exodos: slot van de tragedie. Iemand brengt een oplossing.
De taal van de tragedie:
geschreven in verzen (rijmen niet!)
ritme en woordkeuze maken het tot Griekse poëzie
De opvoering:
We weten alleen wat er in de teksten stond, maar van de muziek, kostuums, decors en dansen weten we niets. Allen kostuums en decors kunnen we van sommige vazen afkijken, want daar stonden soms scènes uit stukken afgebeeld.
Toneelmachines:
Stukken speelden zich overdag af.
Moorden werden achter het decor gepleegd en daarna werd het lijk het podium opgedragen.
Deus ex machina: ‘god uit de machine’ -> een god die aan het eind een situatie kwam oplossen, die het theater in kwam ‘vliegen’ met behulp van een hijskraan.
Geluidseffecten werden met makkelijke hulpmiddelen gemaakt. Bv. Hoefgetrappel: blokjes hout tegen elkaar slaan
6. De komedie
Oorsprong: komos -> feestelijke optocht ter ere van Dionysus, waar werd gezongen, gedanst en grappen gemaakt.
Dat is uitgegroeid tot een mengeling van: grappen, dans, toneel vol woordspelingen, schunnige grappen, zang en satire.
Vanaf de vijfde eeuw v.Chr. werden ook politici en actuele gebeurtenissen op de hak genomen.
Stuk is vaak een absurd verhaal.
In de vierde eeuw: blijspelen -> humor van misverstanden in huiselijke kringen
Aristophanes (450 –385)
40 blijspelen, 11 bewaard
De vogels: 1 van bekendste stukken -> twee mensen stichten nieuwe staat tussen hemel en aarde, waar geen ellende meer is.
De wolken: 1 van bekendste stukken -> onderwijs van bekende Socrates belachelijk gemaakt. Koor verschijnt in wolkachtige pakken, die net zo zweverig zijn als de theorieën van Socrates.
De kikkers: bekend stuk -> Dionysus gaat naar onderwereld om tragedieschrijver terug te halen. Hij keert terug met Aeschylus. Kikkers vallen Dionysus lastig als hij de Styx (rivier in onderwereld) oversteekt.
Opvalland aan alle stukken: Parabasis -> geeft via het koor mening over actuele kwesties.
7. De Poëtica van Aristoteles
Poëtica: boek van Aristoteles een filosoof en geleerde.
handboek met richtlijnen om een goede tragedie te schrijven
Tragedies als vorm van uitbeelding (mimesis)
mimesis -> uitbeelding of nabootsing
beeldende kunst moest de werkelijkheid afbeelden en hoe meer het op het ‘echt’ lijkt hoe beter het stuk is
verschillen epos en tragedie/komedie
epos -> geen muziek, alleen woorden
epos -> alleen verteller aan het woord, tragedie/komedie -> acteurs en koor aan het woord
verschillen epos/tragedie en komedie
epos/tragedie -> personages moeten serieus genomen worden, komedie -> personages moeten je aan het lachen maken
Volgens Aristoteles vormt een poëtische uitbeelding een beter beeld van de geschiedenis, dan de registratie van de geschiedenis zelf en heeft dus een grotere, algemene geldigheid n is ook ‘filosofischer’ .
Voornaamste element van de tragedie: het plot (mythos)
belangrijkste element van tragedie is het verloop van de handelingen van de personages: het plot
Belangrijke onderdelen van het plot:
peripeteia -> radicale veranderng van een gebeurtenis, bijv. van geluk naar ongeluk
anagnorisis -> herkenning van iemand ware identiteit, of het probleem onder ogen zien, dus herkenning van iets.
als deze twee goed zijn verwerkt is het volgens Aristoteles de beste tragedie
Tragisch effect: medelijden en angst
Aristoteles zegt dat plot zo in elkaar moet zitten dat niet alles duidelijk is dus dat het plubliek medelijden (eleos) en angst (phobos) meevoelt met de personen.
Het moet niet overdreven, medelijden wordt verwekt door het ongeluk dat iemand krijg wat hij niet verdient. Angst word verwekt doordat dat ongeluk ons ook makkelijk kan overkomen. Om dat te bereiken is een peripeteia nodig, en wel van geluk naar ongeluk.
Tragische effect is het grootst als het fatale ongeluk te wijten is aan een vergissing of beoordelingsfout van de karakter zelf -> wordt hamartia genoemd.
Aristoteles zegt dat mensen sterker worden door het kijken naar een goede tragedie, omdat ze hun eigen brein reinigen van heftige emoties, omdat ze de emoties van het stuk voelen en hun eigen emoties opzij kunnen zetten.
Hoofdstuk 5: Mythe en Rite
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
1 seconde geleden
K.
K.
Hoofdstukken staan niet op volgorde, in mijn boek is hoofdstuk 4 hoofdstuk 8 bijvoorbeeld. Misschien ligt het aan mij. Verder heel goed en bedankt.
6 jaar geleden
Antwoorden