Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 2

Beoordeling 6.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 1476 woorden
  • 29 maart 2010
  • 30 keer beoordeeld
Cijfer 6.4
30 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
KCV samenvatting

Grieken beschouwden het vak van de beeldhouwer als techné, ook wel een vakmanschap. Alles wat op kundige of kunstige wijze was gemaakt van een uiting van techné.

Wat is de functie van de Griekse beeldhouwkunst?
Er was genoeg werk voor een beeldhouwer als hij een beetje goed in het vak was, tempels en openbare gebouwen waren verfraaid met sculptuur en rondom de tempels stonden beelden die waren neergezet als dank/eer betoon aan een godheid. In Olympia stonden beelden van atleten en sommige steden hadden schathuizen waar ze wijgeschenken voor Zeus konden opstellen. Op graven stonden stèles met de dode als ideale schoonheid. Op de agora (dit was een groot plein in het midden van de stad waar openbare gebouwen zich bevonden ) stonden beelden van beroemde politici, atleten, dichters en filosofen. Officiële besluiten werden in steen gehakt en op de agora opgehangen. Op de beelden en reliëfs werden bekende mythologische gevechten afgebeeld. Sculptuur gaf allure aan de stad en herinnerde de bewoners telkens weer aan de aanwezigheid van de goden en het roemrijke verleden.

Archaïsche periode 650-480 vC
In het begin van de archaïsche periode begon men met het maken van grote vrijstaande beelden uit marmer. De beelden werden gemaakt van marmer wat erg zwaar was. En om het te verlichten werden de blokken in de groeven al voorbewerkt en kon je de contouren al een beetje zien. De techniek hebben ze van de Egyptenaren geleerd. Er zijn veel overeenkomsten tussen de Egyptische en de vroegste Griekse beelden. Egyptenaren gebruikten altijd een ruggensteun om het beeld rechtop te laten staan, Grieken lieten het beeld vrij staan.

Griekse mannen beelden uit Arch. Per. worden KOUROS genoemd (mv. is kouroi)
Griekse vrouwen beelden uit Arch. Per. worden KORÉ genoemd (mv. is korai)
Deze beelden werden vaak door het volk als wijgeschenk aan een godheid aangeboden. Het zou de ideale gedaante zijn van de gever. Ook wel gebruikt als grafmonument.
STIJLKENMERKEN:
Griekse beeldhouwers hadden een sterke drang om te vernieuwen.
Staat recht op in een frontale houding. Breedgeschouderd en houdt zijn armen stijf langs het lichaam en zijn handen zijn tot vuisten gebald. Zijn been staat iets naar voren maar steunt op beide. Maakt een minder naturalistische indruk dan Egyptische beeld. Lichaam symetrisch opgebouwd, bepaalde lijnen in lichaam worden herhaald. Lopen niet vloeiend in elkaar over, gemarkeerd met lijnen.
Meerdere kenmerken van kouros: - bolle, amandelvormig ogen
- gestileerde slakkenhuiskrullen
- haarstrengen over de schouders
- archaïsche glimlach
70 jr later, beelden veel natuurlijker, vormen ronder en lijnen minder aanwezig. Nog steeds stijve, onbeweeglijke indruk.
Eind Arch. Per.  Kritios jongen, staan niet meer op beide voeten, hoofd klein beetje gedraaid, lichaamdelen lopen vloeiender in elkaar over, haar is opgerold, beeld is meer gaan leven.




Klassieke Periode 480-323 vC
Beeldhouwers kennis anatomie vergroten. Houding van beelden natuurlijker, als een samenhangend geheel weer te geven.

Eerste dertig jaar, Strenge stijl, kenmerken:
- ogen liggen diep in de kassen
- oogleden zijn dik
- zware, stoere kin
- haar is zeer gestileerd
De beeldhouwers geven de beelden een serene blik, later tonen ze ook interesse voor emoties. Eind van Strenge stijl zien we enorme vooruitgang, het Archaïsche is er helemaal uit.
Bronzen beelden – Eind 6e eeuw vC, Beelden van marmer zoals eind Strenge stijl, hadden een stut nodig beeld te verstevigen, bronzen beelden niet nodig. Brons sterker dan marmer en breekt niet snel, gaf beeldhouwer mogelijkheid met gewaagde houdingen te experimenteren.
Beelden van Riace – 1972 uit zeebodem opgevist, na opknapbeurt bleken deze beelden van ongekende perfectie en schoonheid te zijn. Kenmerken:
- tanden en oogharen van zilver
- lippen en tepels van roodkoper
- ogen en ivoor van glaspasta
Lichaamshouding natuurlijk  steunt op standbeen, speelbeen staat naar voren.
Tegenovergestelde schuine lijnen, rug vormt een S-curve, ook wel contraposto.
Kenmerkend voor Klassieke Periode:
- perfecte harmonie tussen spanning en ontspanning }

- balans tussen spieren die gebruikt worden en die ontspannen zijn }
- een evenwicht tussen beweging en rust}
- met waardigheid en rust overgoten}
{IDEALISME

Tot 4e eeuw vc worden Griekse vrouwenbeelden gekleed. In archaïsche periode een peplos of chiton. Plooien werden in het begin aangegeven voor incisie (intekening) Plooien werden in de Klassieke periode gebruikt om lichaamsdelen te accentueren of beweging te ondersptrepen. Eind 5e eeuw vC ontwikkelde men de Natte Stijl, waarbij lichaamsdelen door het kledingstuk heen is te zien. In de 4e eeuw vC werden de beelden naakt.

Peplos : Chiton: Himation:


Het Hellenisme 323 - 27 vC
Eind 4e eeuw onderging Griekenland ingrijpende politieke, economische en sociale veranderen. Het hellenisme duurt vanaf de dood van Alexander de Grote tot en met de 1e Romeinse keizer Augustus. Er deed na de dood van Alexander invloeden van het oosten gelden. Er ontstond een sterk INDIVIUVALISME Beeldhouwers krijgen meer belangstelling voor de persoonlijke trekken van de mens. Men krijgt meer oog voor verschillende omstandigheden waar mensen zich ook in kunnen verkeren.
Enkele kenmerken:

- kinderen, oude mensen en niet Grieken ook afgebeeld
- emoties meer nadruk


De 4 stijlen:
1. Realisme  Bepaald aspect van de werkelijkheid zonder te idealiseren.
2. Barok  Benadrukt emoties en dramatiek d.m.v. gezichtsuitdrukkingen, houdingen, bewegingen, ook door zware plooien en spierbundels.
3. Rococo  Luchtige, speelse stijl vol humor en erotiek.
4. Classicisme  Laten zich inspireren door de sculptuur van Klassieke Periode en bootsen dit na. Ook kopieert men.

Grieks Aardewerk
In de tijd van de Grieken was het beschilderen van vazen een zeer ontwikkelde
kunstnijverheid.
Aardewerk in huizen:
- eet- en drinkservies
- speelgoed
- lampen
- schilderijtjes
- godenbeeldjes
- siervoorwerpen
De Etrusken, een volk dat ten noorden van Rome woonde, geloofden sterk in leven na de dood. Zij zetten hun doden bij in familiegraven met heel veel grieks geïmporteerd aardewerk.
Vaasschilderkunst in perioden:
- Protogeometrische en Geometrische Periode 1050-720 vC

- Oriëntaliserende Periode 720-600 vC
- Archaïsche Periode 600-480 vC
- Klassieke Periode 480-323 vC
- Hellenistische Periode 323-27 vC

(Proto)geometrische Periode
Rechthoekige, hoekige of andere geometrische patronen als ornamenten worden gebruikt. 8e eeuw v.C. verschijnen er voor het eerst mensenfiguurtjes op en is alleen het silhouet geschilderd. Voorstellingen: - protheses(dode ligt opgebaard, omgeven door
rouwende mensen
- begrafenisprocessies
- wagenraces
- gevechten te land te zee
Ruimte opgevuld met ornamenten  horror vacui (angst voor het lege)
Orientaliserende en Archaïsche Periode
Griekenland van landbouwgemeenschap tot handelsnatie, er kwamen contacten met het nabije oosten (Oriënt). Motieven en ornamenten uit Oosten overgenomen:
- sfinx
- sirene
- griffioen
- leeuw en panter
- rozetten
- voluten met palmet
- lotus- palm motief
Onderscheiding tussen Oriëntaliserende en Archaïsche Periode moeilijk te onderscheiden, alleen ging men in de Archaïsche Periode zonder beïnvloeding van buitenaf, zelfstandig verder.

7e eeuw vC Corintische vazen heel populair. Keramiek wordt overal ter wereld geëxporteerd. Na 700 vC wordt de zwartfigurige techniek uitgevonden.

Figuren worden met zwarte verf als silhouet geschilderd en binnentekening wordt ingekrast (incisie). Met rode en witte verf wordt het verlevendigd.
Op deze potten stonden :
- oosterse motieven
- dierfries
- ruiters
- krijgers
- veldslagen
- mythologische figuren
Pas in 620 vC word de zwartfigure techniek in Athene overgenomen, maar worden geschilderd in combinatie van contour en silhouet techniek, met veel gebruik van wit. Vanaf 570 vC maken dierfriezen plaats voor mythologie en het dagelijks leven. Doordat de vaasschilders dingen uit het dagelijks leven schilderden wij veel weten of er het leven van toen. Het gezicht van de figuren wordt steeds en profil, het oog daarentegen frontaal. Deze vazen werden vaak gesigneerd. Maar ook door bepaalde schilderkunst kun je ook ongesigneerde vazen herkennen.
Panathenaeïsche amforen  prijzen die werden uitgereikt tijdens sporten, op de voorkant wordt de godin Athene afgebeeld en op de achterkant de gewonnen sport.


530 vC wordt de roodfigurige techniek uitgevonden. Nu werden de figuren in rood uitgespaard en de achtergrond zwart. Na 480 vC alleen nog maar Panathenaeïsche amforen worden in traditionele zwartfigurige techniek gebruikt.
Bij de roodfigurige techniek wordt er minder aandacht besteed aan mythen en meer aan het dagelijks leven.
Eind archaïsche Periode kenmerken:
- anatomische details goed weergegeven
- draaiingen in het lichaam geen groot probleem meer
- pupil schuift naar voren
- plooival is stijgende en dalende golflijn



Klassieke Periode
Men gebruikt de roodfigurige techniek tot eind klassieke periode. Strenge stijl is te herkennen aan: forse kin, afstand tussen mond en kin in klein. Klassieke Periode kalme houdingen weergegeven. Oog wordt en profil aangegeven, plooien van kleren in vloeiende lijnen. Traditie om alles op 1 hoogte te schilderen wordt nagelaten en worden geplaatst op verschillende niveaus in het landschap. De beschilderingen worden slechter en slordiger. Later in de klassieke periode komt een witfigure techniek op. Werd vooral toegepast op lecythen, als geschenk op de graven. Attisch roodfigurig aardewerk werd naar Zuid-Italië geëxporteerd en werd eerst naemaakt maar later ontwikkelden zij een eigen stijl. Zuid-Italisch keramiek werd voorral gebruikt voor grafrituelen en waren enorme pronkvazen.

DE SCHILDER ALS VERTELLER
Een vaaschilder die een mythe afbeeld verteld een verhaal, hij interpreteert, maakt keuze en legt verbanden en accenten. De ruimte die de schilder heeft legt hem beperkingen op. Hij reduceert het verhaal tot een of meer unieke momenten. De schilder heeft in een afbeelding verscheidende momenten uit het verhaal tot een geheel over elkaar gelegd.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.