Hoofdstuk 2 Nederland verandert
Deelvraag: Hoe veranderden de economie, de cultuur en de politiek in de jaren ’50 en ’60? En wat betekende dit voor vrouwen en jongeren?
Door de muziekrage van Rock ‘n Roll kwamen veel rellentjes die de eerste tekenen waren van een nieuwe tijd waarin alles leek te veranderen.
2.1 Ongekende economische groei
In de jaren 1950 – 1973 was er een enorme economische groei met snelle en langdurige expansie (uitbreiding). Dit kwam door de industrie waar de werkgelegenheid snel toe nam en alles gebeurde op grotere schaal dan voor de oorlog. Kleinere bedrijfjes verdwenen en oude industriële concerns als Shell, Unilever en Philips groeiden; nieuwe als Hoogovens en DSM kwamen erbij, zodat de industriële basis van Nederland werd verbreed. Efficiency en rationalisering stonden centraal. De productiviteit (productie per werknemer) nam toe.
Ook in de transportsector ontstond een enorme groei. (schiphol en haven Rotterdam)
Door de industrialisatie veranderde de samenstelling van de beroepsbevolking, het aantal banen in de landbouw nam af en banen in de industrie nam toe. Men vertrok naar de stad doordat kleine boerderijtjes plaats moesten maken voor grote moderne landbouwondernemingen.
Schaalvergroting, rationalisering (praktischer), en efficiencyverhoging (doeltreffender) was aan de orde van de dag.
Halverwege de jaren ’60 kwam er een eind aan de banengroei in de industrie.
De dienstensector ging ineens erg groeien, het onderwijs en de gezondheidszorg breidden sterk uit. Commerciële dienstensector (banken, grootwinkelbedrijf) kwamen tot bloei, en weer stond schaalvergroting, productiviteitsgroei en rationalisering voorop.
Kleine winkeliers verdwenen, in 1948 kwam de eerste supermarkt en in 1960 verruilden 100.000 mensen het platteland en de grote steden voor ‘woonkernen’.(bv.Amstelveen) Daarna kwam de opkomst van de personenauto, in 1950 hadden 1:100 mensen een auto, in 1960 1:20 en in 1970 reden er al 2,5 miljoen auto’s rond. Door de snel groeiende welvaart stegen de lonen vanaf de tweede helft van de jaren ’50 ook snel. Toch vonden de werknemers dat het niet hard genoeg ging en uit protest tegen de loonmatiging zegden 10.000 mensen hun lidmaatschap van de vakbond op. Werkgevers werden zo gedwongen door te kort aan arbeidskracht,hogere lonen te betalen dan officieel was toegestaan. Vooral in grensstreken gingen veel mijnwerkers en bouwvakkers in Duitsland werken waren ze meer konden verdienen. Rond 1960 werd duidelijk dat centraal geleide loonontwikkeling niet meer werkte. In 1961 werd nog geprobeerd de onvrede weg te nemen door de vrije zaterdag in te voeren. Maar in 1963 werden de lonen toch vrij gelaten die gelijk omhoog stegen met 9%, in 1964 met 15% en in 1965 11%.Aan de groei van de welvaart leek geen eind te komen.
2.2 Het dagelijks leven verandert
Nederlanders gingen door de economische groei meer uitgeven in de jaren 1950 – 1970, volgden meer onderwijs en kregen grotere sociale zekerheid. Deze veranderingen brachten ook andere mentaliteit mee.
Nederland werd in de jaren 1950 – 1970 een moderne consumptiemaatschappij. Er kwamen naast de auto meerdere welvaartssymbolen zoals een vaste wastafel,bad/douche, stofzuiger etc. In de jaren ’60 kwam de ijskast en televisie. Ook consumtie van genotmiddelen (wijn, bier) stegen enorm. Men ging meer op vakantie, Nederlanders waren van een sober, zuinig volk verandert in een natie van gretige consumenten. Ook het opleidingsniveau steeg, middengroepen en arbeiders kregen nu ook kansen. De overheid deed er van alles aan om jongeren naar middelbaar en hoger onderwijs te krijgen. School- en collegegeld werden verlaagd en kinderbijslag voor niet werkende kinderen gingen omhoog. Dat werkte want tussen 1950 en 1970 verdrievoudigde de deelname aan het voortgezetonderwijs. Studenten op universiteiten verviervoudigde. De sociale zekerheid werd forsuitgebreid met De Algemene Ouderdomswet (AOW) uit 1956 die alle 65-plussers recht op een uitkering gaf. In 1963 volgde Algemene Bijstandswet, die iedereen in geval van nood recht gaf op een uitkering.
Nederland werd een verzorgingsstaat: een staat die zorgt voor een minimuminkomen en minimumvoorzieningen voor alle burgers.
De overheid had nu als recht de zwakkeren financieel te helpen, ze werden ‘sociaal zwakkeren’ genoemd en waren niet meer afhankelijk van steun van kerken en andere gezagsdragers.
De ontwikkelingen versterkten het zelfvertrouwen van de Nederlanders en de jongeren wisten niet eens meer hoe het is om te leven in armoede of werkloosheid. Voor hun leek voorzichtigheid, zuinigheid en gehoorzaamheid aan de gezagdragers overbodig. Ook het stijgende opleidingsniveau en de tv bevorderden een andere mentaliteit. Vooral de tv lieten mensen kennis maken met de wereld buiten hun eigen zuil en dit versterkte een proces van secularisatie en ontzuiling. In de jaren ’60 liep het kerkbezoek (vooral onder katholieken) snel terug, wat eerst 40% katholiek was en 10% gereformeerd. Steeds meer mensen wilden geen geestelijke meer zijn. In 1970 leken de zuilen nog helemaal overeind te staan, NRCV en CNV (protestanten) hadden nog nooit zoveel leden gewonnen en meer mensen dan ooit stuurden hun kinderen naar christelijke scholen. Toch bleek dat 30% godsdienst niet belanglijk vond, sommige zeiden dat ze net zo goed lid van een andere omroep konden worden. Jongeren begonnen afstand te nemen van de oude opvattingen, overal vond de jonge opkomende generatie dat levensbeschouwing er in hun werk weinig toe deed. Waar het op aan kwam was deskundigheid.
2.3 De politieke cultuur verandert
De toename van de welvaart en het opleidingsniveau leidde tot een andere mentaliteit onder de Nederlandse bevolking. De gezagsdragers pasten zich aan. Ook de politieke cultuur veranderde.
Met het mandement van 1954 verboden bisschoppen ‘hun’ gelovigen te luisteren naar de VARA, dat was het toppunt van verzuiling. Het verbod werkte averechts, veel intellectuelen vonden dit niet passen bij de moderne, snel veranderde samenleving. Een moderne samenleving vroeg om een meer zakelijke en open opstelling. De ‘hokjesgeest’ moest verdwijnen.
Vanaf 1955 lieten gezagsdragers zich van een andere kant horen, ze stelde vast dat er niks aan de verandering van Nederlanders op vlak van gedrag en moraal te doen was en verzet alleen maar zou leiden tot spanningen, je moest je maar gewoon aanpassen. In de Troonrede van 1962 stond dat de regering tracht waar nodig aanpassing in het persoonlijke en gemeenschapsleven te bevorderen. (stimuleren) Rond 1960 waren gezgsdragers er trots op dat ze ‘modern’ waren en ‘vooruitstrevend’ en ‘ruimdenkend’en dat Nerderland geen ‘achtergebleven gebied’ meer was. Ook de confessionele veranderden, in 1955 werd de ‘handelingsonbekwaamheid’ van vrouwen afgeschaft. (zelfstandigheid in juridische zaken)
1961 nam het parlement de motie-Tendeloo aan, het verbod verdween zo voor gehuwde vrouwen om te werken als onderwijzeres of ambtenaar.Vakbonden kregen minder leden en gingen ook veranderen door zich zakelijker op te stellen, ze richte zich niet langer op heel de arbeider maar alleen op zijn materiële belangen. (minder snel akkoord met loonmatiging, stelde zich scherper op tegen overheid en werkgevers) De vakbonden gingen onderling meer samenwerken en maakte de banden met de politieke partijen losser.
Ook kerken pasten zich aan, hervormde kerken gingen (al vanaf 1945) uit van openheid en tolerantie. Katholieke kerken namen na 1954 ook afstand van het verleden. Bisschop Bekkers was bang voor het verliezen van veel leden en pleitte daarom ook voor openheid en eenheid met andere christenen en legde de nadruk op verantwoordelijkheid voor de samenleving.
In maart 1963 veroorzaakte Bekkers een sensatie toen hij zijn mening over de anticonceptiepil gaf waarin hij geen bezwaar had tegen de pil omdat mensen zelf moesten beslissen hoeveel kinderen ze wouden.(De kerk was altijd streng tegen abortussen). In 1964 gingen katholieken organisaties ook afstand doen van hun gesloten imago en bij de katholieke kerk moest iedereen zich welkom voelen. Bij de gereformeerden deden zich ook soortgelijke ontwikkelingen voor, het boek Parade der Mannenbroeders (1964) werd enorm populair, er stonden gebeurtenissen in die liet blijken wat de gereformeerden ‘vroeger’ allemaal moesten doen en laten. Men kon er nu om lachen maar besefte niet dat dit allemaal kort geleden nog speelde en het leven dus onherkenbaar was veranderd.
2.4 Vrouwen en jongeren veranderen
De verandering in de samenleving was het grootst voor jongeren en vrouwen.
Na de oorlog was er een aparte jongerencultuur ontstaan, vroeger waren jongen onder toezicht van volwassenen en waren snel volwassen. In de jaren ’50 begon dat te veranderen als eerste bij de arbeidsjeugd die botste met hun eigen leefstijl met de normen en waarden van de gezagsdragers. Journalist Jan Vrijman schreef een serie artikelen over hun en noemde de jongeren nozems, wat ineens werd gebruikt voor alle vormen van afwijkend jongerengedrag. De jongeren gingen veel naar het cafe, reden rond op brommers en danste op rock ‘n roll en besteedde (zowel jongens als meisjes) veel aandacht aan uiterlijk. Net als hun helden Elvis Presley/ James Dean hadden ze vetkuiven en leren jacks, spijkerbroeken en laarzen. Meisjes waren zwaar opgemaakt en droegen hoog opgetoupeerd haar, strakke truitjes en wijde rokken. Seksualiteit (praat) speelde een belangrijke rol.
De jongeren cultuur was mogelijk gemaakt door de stijgende jeugdlonen waarmee ze vrijheid kochten. (brommer)
Begin jaren ’60 ontwikkelden ook de jongeren middenklasse een subcultuur en kregen ook meer te besteden. Ze bleven ‘onder mekaar’ doordat ze langer naar school/ universiteit gingen. De afstand van hun ouders werd steeds groter die bezorgd toekeken hoe hun kinderen in de wereld van: ‘seks, drugs en rock ‘n roll’ terrecht kwamen.
Ook de positie van vrouwen veranderde. Het werd minder van zelf sprekend dat vrouwen moeder/ echtgenote waren door het stijgende opleidingsniveau van vrouwen en de grote vraag naar arbeidskrachten. Meisjes gingen langer naar school en hadden hogere diploma’s dan hun moeders maar trouwden wel wel op jongere leeftijd. Er ontstond zo een groor te kort aan werkende vrouwen in bepaalde sectoren. (onderwijs, gezondsheidszorg, administratie)
Ook was er een verandering in het gezinsleven doordat huishoudelijke apparaten ervoor zorgde dat het huishoudeen minder tijd koste en het aantal kinderen per gezin werd minder. Door de pil werd het vroegere aantal kinderen van 6 of meer niet meer gehaald, het werd nu een standaard van 2 kinderen. In 1965 keurde 80% nog seks voor het huwelijk af, 5 jaar later had niemand er meer problemen mee. Ook ongehuwd samenwonen, vrijwillige kinderloosheid, abortus, homoseksualiteit en echtscheidingwerd steeds meer geaccepteerd. (zelfs vreemdgaan moest kunnen volgens een flink aantal mensen)
Deze verandering van normen en waarden paste in een ruimer proces van individualisering. De mens werd steeds minder gezien als onderdeel van een gezin of een andere groep, en steeds meer als op zichzelf staand wezen. Steeds meer stonden het individu en zijn behoeften centraal.
Nederlanders en hun gezagsdragers 1950 - 1990 H2
8.5
ADVERTENTIE
Zeker slagen in 50 dagen! 🎓
Examenleerlingen opgelet: over 50 dagen is het zo ver! Wil jij ook slim leren, zeker slagen? Ontdek alle tips, tests, trucs en tools van Examenbundel en sleep dat diploma binnen. Wil je zeker weten dat je niks mist? Meld je dan snel aan en ontvang alle tips in je mail!
Ik wil slagen!
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden