Hoofdstuk 6

Beoordeling 4.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 6e klas vwo | 2097 woorden
  • 3 februari 2009
  • 3 keer beoordeeld
Cijfer 4.3
3 keer beoordeeld

Samenvatting Geschiedenis hoofdstuk 6.

Paragraaf 1.

Zuidelijke Nederlanden.


1713: bestuur zuidelijke NL over van Spaanse in Oostenrijkse handen.
Bestaande bestuursorganen bleven bestaan, samen met zuidelijke juristen regeerden de Oostenrijkers in Brussel. Gewesten hielden een deel van hun middeleeuwse privileges.

1780: Keizer Jozef II, veranderde beleid, door ideeën van verlichting vormde hij het rijk om tot een moderne eenheidsstaat.
- Keizer besliste alles zelf.

- Horigheid werd afgeschaft.
- Positie van RK kerk werd aangetast, alles wat aan bijgeloof deed denken of wat Jozef als maatschappelijk nutteloos zag moest weg. Vb.: mensen begraven in zak.

Boeren eerst blij door afschaffing plichten adel, alleen niet blij met bemoeienis geloof.

1787: Jozef kondigde een vernieuwing van het gerechtelijke en bestuurlijke apparaat aan:
- In plaats van oude hertogdommen en graafschappen kreeg het land 9 nieuwe administratieve kringen.
- Ruim 600 rechtbanken met verschillende procedures moesten het veld ruimen voor 67 nieuwe rechtbanken (einde aan slecht functionerende rechtspraak).
- Beperking macht der standen in de Statenvergaderingen die een snelle besluitvorming in de weg stonden.
- Gilden verloren belangrijk deel van hun rechten: iedereen mocht een ambacht beoefenen.


Adel en gegoede burgerij fel tegen de keizerlijke hervormingen. Er volgden felle protesten, vooral onder aanhang van Hendrik Noot, conservatieve staten volgden hem: Statisten.
- staten kwamen eigenmachtig bijeen omdat vrijheid, religie, constitutie (oude privileges) en welvaart in gevaar waren.

Gevolg: regering in Brussel schortte de hervormingen op.

Saamhorigheid en samenwerking was een noodzaak bij de strijd tegen de politiek van de Oostenrijkse keizer. Was er niet.
- Statisten keerden zich tegen de keizer en waren voor gewestelijke autonomie.
- Deel vooruitstrevende burgerij bevorderde Jozef II voor zijn durf en lef, voorstanders eenheidstaat, tegenstanders despotisme van Jozef II. Leider Jan Frans Vonck, aanhangers Vonckisten (democratisch ingesteld).

Noordelijke Nederlanden.

Ruplubliek der Zeven Verenigde Nederlanden hadden vrijheid op de vreemde Spaanse overheerser herwonnen.


Nauwelijks sprake van een hechte staat doordat de gewesten de vrijheid zo nadrukkelijk koesterden, bestond alleen een vaag overkoepelend bestuurd (Staten-Generaal).
- Gezamenlijke buitenlandse politiek.
- Gezamenlijk leger.

Stadhouder (altijd van Oranje) was de hoogste positie van het land, bevelhebber leger en veel invloed bij de bestuurlijke zaken van het land.
Het oranje huis was onder de landgewesten en bij het gewone volk in de grotere steden erg geliefd. Met deze oranjegezinde houding zette het gewone volk zich af tegen de bestuurlijke elite in de steden die weinig oog voor de noden van het volk hadden.

18e eeuw: economische groei nam af ten opzichte van Europese concurrenten (Eng. bv. groei door koloniale handel)

1780: Vierde Engelse oorlog brak uit doordat de Republiek de Amerikanen steunde in hun onafhankelijkheidsoorlog tegen Engeland.
In deze tijd van oorlog, grote verdeeldheid in Republiek:
- Steden handel met Engeland, dus kozen kant Engeland.

- Steden handel met Amerika, dus kozen kant Amerika.
- Landgewesten niet van plan om geld beschikbaar te stellen voor verdediging Hollandse en Zeeuwse handelsvloot.
De landgewesten vroegen in 1779 stadhouder Willem V om een beslissing te maken, hij kon deze niet maken.
Anti-Oranje-partij, patriotten liet steeds feller van zich horen.

1784: de Republiek moest met Engeland een smadelijke vrede sluiten.
Willem V werd verdacht van pro-Engelse gevoelens, zijn positie wankelde.

Patriotten zorgden overal voor onrust, in sommige steden waar de patriotten democratisch waren ingesteld kwamen verkiezingen voor het stadsbestuur. Patriotten kregen van de katholieken stemmen, hoopten zo gelijkberechtiging te krijgen (nu betalen voor geloof en geen officiële ambten).

1787: Willem V trok zich terug in Nijmegen, vrouw Wilhelmina riep hulp in van broer, koning van Pruisen.

Door troepen van broer, koning Pruisen werden de patriottische legertjes op de vlucht gedreven (gingen naar de Zuidelijke Nederlanden of Noord-Frankrijk) en was de oude orde herstelt.

Zuidelijke Nederlanden.

1789: Franse revolutie brak uit.
Franse revolutionairen willen ideeën over heel Europa verspreiden, steunden daarom de democratisch gezinde Vonkckisten uit de Zuidelijke Nederlanden.

1794: Zuidelijke Nederlanden wordt bij Frankrijk ingelijfd, bezetting zou 20 jaar duren.
Nieuwe inrichting (Vooral Vonckisten profiteerden hier van, naast Franse functionarissen kwamen ook zij in bestuurlijke en rechtelijke functies):
- Departementen ipv de oude gewesten.
- Adel en geestelijkheid verloren hun voorrechten.
- Oude standen vergaderingen verdwenen.
- Veroverde gebieden werden gebruikt als wingewesten.

- Kloosters en Kerken verloren hun bezittingen.
- Pastoors moesten een eed van trouw aan de Franse republiek afleggen en onwillige priesters werden veroordeeld en gedeporteerd.
- Christelijke feesten maakten plaats voor Franse feesten. (vb: feest van de Rede).

Frans optreden leidt tot fel nationalistisch protest in de Zuidelijke Nederlanden.

1798: dienstplicht werd ingevoerd.
Hiermee was de maat vol, ontevreden boeren legers vormden legers van duizenden manschappen alleen ze werden door de getrainde Franse troepen afgeslacht.

Noordelijke Nederlanden.

1794-1795: Franse troepen trekken over de bevroren rivieren de Republiek binnen.

Willem V vlucht naar Engeland.

In een vreemdelingenlegioen vechten ook patriotten mee.

De Fransen nemen de macht van de Oranjegezinde regenten over  de republiek wordt nu de Bataafse Republiek.

De Bataafse Republiek kreeg een gekozen volksvertegenwoordiging, de nationale vergadering. Grote verscheidenheid:
- Federalisten, streven naar statenbond.
- Unitaristen, streven naar eenheidsstaat.

1798: Unitarissen wonnen met steun van de Franse overheerser, een centraal bestuurde Bataafse Republiek zou namelijk beter en sneller in staat zijn de duizenden Franse soldaten onder te brengen en te voeden en leveranties aan Frankrijk te doen.
Napoleon zette deze politiek voort.


1806: Lodewijk Napoleon, broer Napoleon aangesteld als koning in Holland.
- Verzette zich tegen de dienstplicht.
- Liet oogluikend de smokkelhandel op Frankrijk zijn grootste vijand Engeland toe.
- Lodewijk had grote bewondering voor Noord-Nederlandse schilderkunst en liet een nationale kunstcollectie aanleggen.
- Door hulp aan de Leidenaren bij blussen en zorgen voor onderdak voor de slachtoffers van de ontploffing van een kruitschip maakte hij zich geliefd.
1809 : toonde grote betrokkenheid bij de enorme overstromingen in de Betuwe.
- Koning benadrukte de saamhorigheid door bovenstaande incidenten tot nationale rampen uit te roepen.

Paragraaf 2.

1813: Napoleon nederlaag in Rusland, in Leipzig wachten zijn tegenstanders ongeduldig af om hem de genadeslag toe te brengen.

Tijd voor Gijsbert Karel van Hogendorp om in de Noordelijke Nederlanden een voorlopige regering uit te roepen met een grondwetsvoorstel.

13 november 1813: Prins van Oranje, Willem I arriveert in Scheveningen. Noordelijke Nederlanden waren weer onafhankelijk, de voorlopige regering bood de prins de soevereiniteit aan.


Zuidelijke Nederlanden waren bevrijdt van de Fransen door de Puisen en Russen, zij zouden beslissen over hun lot.

1814: Engeland belangrijke rol in herinrichting Europa. Zuidelijke en Noordelijke Nederlanden werden samengevoegd. Waarom:
- Nieuwe veroveringen van Frankrijk moest worden voorkomen door aan de grenzen middelgrote landen te vormen. Noord en Zuid zou een sterke bufferstaat zijn.
- Oostenrijk wilde liever Italiaanse gebieden in plaats van Zuidelijke Nederlanden.
- Prins Willem I wilde graag over de verenigde Nederlanden regeren.

30 maart 1814: inhuldiging Willem I
1815: Willem I riep zichzelf uit tot koning over het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden.

Willem I stelde een commissie aan van 11 Belgische en 11 Nederlandse aanzienlijke om een voorstel te doen voor een grondwet die van beide delen een hechte staat moest maken.

Aantal voorwaarden:
- Alle godsdiensten zouden dezelfde bescherming moesten genieten
- Alle burgers ongeacht geloof of afkomst zouden gelijke toegang moeten krijgen tot de openbare ambten.

- Om een overheersing van Zuid te voorkomen eiste het Noorden een gelijke vertegenwoordiging in de staten-generaal.
- Conservatieve adel die in het Zuiden veel invloed had kreeg voor punt 3 in ruil dat er een eerste kamer zou komen, waarin de koning edelen benoemde. Eerste kamer kreeg de wetten voor zich die de tweede kamer had goed gekeurd.
- Persvrijheid en openbaarheid van vergaderingen, tweede kamer kon hun ministers niet ter verantwoording toepen voor hun beleid.

Zuiden: fel protest macht koning, zij wilde dat de koning de RK kerk als staatskerk zou instellen, koning wilde dit niet dan zouden de Noordelijke protestanten in opstand komen.

Noordelijke Staten-Generaal en koning gingen akkoord met grondwet, niet-kerkelijke uit het Zuiden ook. Stand was 527 voor- 796 tegen. Grondwet kwam er toch omdat de koning de wegblijvers 281 als voorstanders rekende.

Er was nu een gezamenlijke grondwet alleen nog geen eenheidsstaat hoe kon dat bereikt worden:
- Willem I vond dat een goede infrastructuur en welvaart de eenheid van het volk zou vergroten.
- Koning toonde interesse voor de moderne industrie in Gent. Ook wel koning Handel genoemd.
- Oprichting NHM (Nederlandse Handelsmaatschappij).

Willem I oprichter van driehoeksverhouding.

Goederen uit de industrie van het zuiden met schepen van de handel uit het noorden naar de koloniën waarmee er weer koloniale goederen terug kwamen.

- Met kunst (was van het volk) en cultuur bemoeide de koning zich weinig.
- Onderwijspolitiek: Nederlands werd officiële voertaal, zeker in het ambtelijke apparaat.
Politiek Willem I maakte in het Zuiden tegenkrachten los.

1825: Willem I richtte het Collegium Philosophicum op. Alle priesterstudenten moesten het eerste deel van hun colleges daar volgen. Zuidelijke Nederlanden die hun eigen priester-opleiding hadden voelden zich in hun vrijheden beknopt.

Zuidelijke liberalen drongen aan op ruimere bevoegdheden voor de tweede kamer.
Veder waren zij tegen de Koninklijke belastingpolitiek. Schuld Noord en Zuid was samengevoegd waardoor Zuid veel meer belasting moest betalen. In winter 1829-1830 nadelig door verslechtering economie.

Liberalen en katholieken gingen samenwerken tegen Willem I, ook al pasten zij eigenlijk helemaal niet bij elkaar.
gevolg: Collegium Philosophicum gesloten, de taal- en onderwijspolitiek werd gematigd.


1830: uitbarsting ontevredenheid zuiden. Belgische opstand.

Brussel werd als voorlopig bewind uitgeroepen.
Willem I stuurde kroonprins Willem met troepen naar Brussel, troepen bleef buiten de stad en ging zelf onderhandelen. Zoon Willem I stemde in met scheiding Noord en Zuid, zou voorstel aan Willem I voorleggen, deze wilde hier niets vanaf weten en stuurde 2e zoon prins Frederik, deze veroorzaakte in Brussel bloederige gevechten.

4 oktober 1830: Zuiden riep onafhankelijkheid uit.
Kwade Willem zocht steun bij Engeland en Pruisen, deze zagen echter niets meer in een groot Nederland en stemden in een scheiding toe.

Paragraaf 3.

België.

Leopold I, eerste Belgische koning leefde het besef dat er een eenheid moest worden gesmeed heel erg.
- Belgische overheid stimuleerde bij de kunstenaars het weergeven van historische gebeurtenissen die het eenheidsbesef moesten bevorderen (voorkeur aan taferelen uit het grootse verleden van de Zuidelijke Nederlanden).
- Alle Koninklijke, herdenkingen en verjaardagen moesten volksfeesten worden zodat volk zich bestrokken bij koning en vaderland zou voelen.
- Gebouwen moesten voor samenbindende kracht zorgen bij het volk. Brussel zou de grote hoofdstad moeten worden, paleis werd vergroot, imponerend Brusselse Justitiepaleis, bouw Nationale Basiliek (voor nationale gebeurtenissen, huwelijken en begrafenissen van leden van het koninklijk huis), Congreszuil (herinnering aan nationale congres 1830).


Symbolen van vrijheid en eenheid:
- wapperende vlaggen.
- leeuwen.

1869: België kon eindelijk de tol afkopen (Nederland was op de Schelde tol blijven heffen) waardoor de groei van Antwerpen niet meer werd belemmerd.  groot feest.

Nederland.

In Nederland werden ook feesten georganiseerd en beelden onthuld, alleen in mindere mate als in België.
Vb:
- (slechts) 3 beelden Willem van Oranje.
- Beeld Rembrandt, NL kon niet achterblijven bij België met hun beeld van Rubens.
- ‘De Eendracht’, nationaal monument ter herinnering aan de volksgeest van 1830-1831. Werd in 1913 afgebroken omdat er zo nodig een tramlijn moest komen.
- Rijksmuseum bebouwd in 1876-1885, Nederlandse schilderkunst en geschiedenis verheerlijken.

- Paleis op de Dam oorspronkelijk Amsterdamse stadhuis, promoveerde tot paleis toen Lodewijk Napoleon in 1808 erin ging wonen.
- Nieuwe kerk voor congressen en tentoonstellingen.

Met de feesten ging het moeizaam.
1884: 3honderd jaar beleden dat Willem van Oranje werd vermoord door een Katholiek, Balthasar Gerards. geen feest.
Pas in 1933: feest vierhonderdste geboortejaar Willem van Oranje (werd geprezen om strijd voor gewetensvrijheid en religieuze verdraagzaamheid).

Koloniën.

Nederland en België hebben geprobeerd een missie te vervullen om het eenheidsgevoel te bevorderen.
Nederland – Nederlands-Indië
België – Belgisch-Kongo

Volgens de Europeanen stonden de volkeren in de koloniën op een lager bestuurlijk en cultureel niveau. Ze zouden er beter van worden als ze zouden worden overheerst.
- Moederland zorgde voor beter bestuur.
- Moederland zorgde voor een betere rechtspreek met minder zware straffen.
- Moederland maakte een einde aan de onderlinge oorlogen tussen stammen en vorstendommen.

- Producten uit de koloniën moesten het moederland inkomsten opleveren. Werk in de havens, verwerking grondstoffen schepte banen en goedkope producten.

Eind 19e eeuw drong het eindelijk door dat de economische uitbuiting funest zou zijn voor de inheemse bevolking.
Vanaf 1900 nam Nederland meer de zorgtaak op zich en ging het zich ook bemoeien met onderwijst, volksgezondheid, verkeer en irrigatie (ethische politiek).

Toen Kongo in handen kwam van de staat (tussen 1885-1908 privébezit van Leopold II) meer aandacht voor het welzijn van de inheemse bevolking.
- Gebieden werden gepacificeerd.
- Einde slavernij.
- Inheemse bevolking werd door missionarissen bekeerd.
- Na bekeren ook meer aandacht voor onderwijs, gezondheidszorg en liefdadigheid.

België en Nederland zouden belang hebben bij de koloniën.
- Bankiers en ondernemers konden investeren, handeldrijven en grondstoffen halen.
- Protestanten en Katholieken konden naar hartenlust bekeren.

Oorlog versterkt het eenheidsgevoel van een land, gezamenlijke vijand.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.