§1: De bevolking van Engeland ging groeien doordat de grond beter werd gebruikt, zodat er meer mensen te eten kregen, en meer mensen bleven leven. Ook werd de medische wetenschap verbeterd en daardoor meer mensen in leven bleven. Meer mensen hadden dus ook meer spullen nodig, waaronder kleding, potten, pannen, messen en katoenen kleding. Het katoen kwam van de plantages uit Amerika. Dor het gebruik van machines waren er steeds minder werknemers nodig. De eigenaren werden rijk en konden daardoor weer meer en betere machines kopen. Engeland had ook alle grondstoffen die nodig zijn: wol, steenkool en ijzer. Deze drie dingen: arbeid, kapitaal en natuur werden productiefactoren genoemd.
§2: Er werden ook uitvindingen gedaan, waaronder: John Kay met een machine waarbij je de draad niet meer met de armen heen en weer bewoog, James Hargreaves met de “Spinning Jenny” (je kon daarmee 8 draden tegelijk spinnen) en Eli Whitney met de
“Cotton- Gin” (een machine die pluizen kon schoonmaken). Door deze uitvindingen waren meer slaven nodig voor het plukken van de katoen. De slaven werden opgehaald uit Afrika en werden in Amerika op de slavenmarkt verkocht aan de hoogste bieder. De driehoekshandel is dat vanuit G.B. cognac, kleding en ijzerwaren naar Afrika werd gebracht in ruil voor slaven. Vanuit Afrika de slaven naar Amerika, en vanuit Amerika suiker, rum, tabak en katoen naar G.B. die gekocht waren van het geld van de slavenhandel.
§3: De vraag naar energie groeide, en omdat de bossen bijna op waren en de mensen steenkool gebruikten, moest er steeds dieper gegraven worden in de mijnen, waardoor een mijn onder kon lopen. Thomas Savery vond in 1698 een machine uit die het water kon wegpompen door middel van stoom. Zo maakte hij in 1712 de eerste stoommachine. De stoom moest wel steeds worden afgekoeld, dus het kostte veel tijd. James Watt verbeterde de stoommachine met 3 dingen: apart deel om de stoom in af te koelen, hij gebruikte de stoom voor het naar ebneden drukken en omhoog halen van de zuiger en hij maakte van de op-en-neer beweging een draaiende beweging waardoor er ook machines op aangesloten konden worden. Door dit succes kwamen er meer mijnen, waardoor er meer steenkool vervoerd moest worden en dit leidde tot de uitvinding van de stoomboot en de stoomtrein.
§4: Door de grote aanbod van arbeidskrachten waren de lonen laag. Het tempo van hun werk werd nu bepaald door de machines die veel geld hadden gekost, dus moest de productie groot en het tempo hoog zijn. De arbeidersomstandigheden waren slecht, en ze kregen niet genoeg geld om het hele gezin te voeden, dus moest ook het hele gezin werken, gevolg is kinderarbeid. De ondernemers wilden juist het omgekeerde van wat de werknemers wilden, en het leek erop dat de ondernemers gingen winnen. Het loon bleef altijd in de buurt van het bestaansminimum. En als de arbeiders meer zouden verdienen zouden er meer arbeiders komen, als gevolg daarvan zou het loon dalen, want de werkgever kon uit veel arbeiders kiezen.
§5: Doordat de arbeiders vaak ver moesten lopen, gingen ze dicht bij de fabriek wonen, en ontstonden er nieuwe steden en werden bestaande steden groter. Anderen begrepen dat je aan die mensen ook dingen kon verkopen en gingen dus ook daar zitten. Dit heet urbanisatie. De huizen waren heel erg klein en heel vies, vochtig en tochtig, en de arbeiders werden zwak en ziek. Ze leefden met meerdere gezinnen in een kamer en ze hadden geen wc. Veel mensen gingen dood door tyfus, cholera, tuberculose of longontsteking. De rijke inwoners gingen riolering en waterleidingen aanleggen, zorgden ze voor straatverlichting en politie.
§7: De mensen en de goederen moesten sneller verplaatst worden. In 1807 lukte het Fulton om een stoomboot te bouwen. Voor de wereldhandel waren stoomschepen belangrijk, want het kostte weinig geld. Ze waren wel erg langzaam en daardoor werden later dieselmotoren gebruikt en kernreactoren. George Stephenson vervoerde in zijn locomotief reizigers, maar die ontplofte. In 1825 verbeterde hij de stoomtrein. In 1829 was er een wedstrijd voor de beste stoomtrein en Stephenson won, Treinen waren snel en werden vooral gebruikt voor vervoer van mensen en goederen. Langs de rails groeiden de steden. Later werden stoomtreinen voortbewogen door dieselmotoren en elektriciteit. Later werd de trein minder populair door de komst van de auto en het vliegtuig. Omstreeks 1900 werd een benzinemotor gebouwd voor in een vliegtuig die licht genoeg was. De Amerikaanse gebroeders Orville en Wilbur Wright waren de uitvinders van het vliegtuig, en op 17 december 1903 maakten ze hun eerste vlucht, de vliegtuigen werden later in gebruik genomen door het Amerikaanse leger.
§8: Door arbeidsverdeling konden er meer producten worden gemaakt. De arbeiders werkten aan de lopende band en zetten maar 1 ding vast, waardoor ze massaproductie kregen. Als er een deel van het werk door machines werd verricht spreekt men van mechanisering, als alles door machines wordt verricht spreekt men van automatisering. Wanneer een machine kan reageren op veranderende omstandigheden spreekt men van een robot. Door de mechanisering en de automatisering werd er nauwkeuriger gewerkt, zodat de kwaliteit beter wordt. Hierdoor werden wel arbeiders ontslagen. Zodra de industrie de belangrijkste manier van produceren werd, kon men spreken van kapitalisme. Dat betekent dat de productiefactoren in handen waren van de particulieren en dat de prijzen werden bepaald door vraag en aanbod. De wet van vraag en aanbod = als de vraag groot is, stijgt de prijs en als de vraag klein is daalt de prijs. Dit heet ook wel marktmechanisatie.
§9: Een bedrijf kon aandelen uitgeven, die op de beurs werden verkocht. Een bedrijf die aandelen verkoopt kan een naamloze vennootschap (NV) zijn of een besloten vennootschap (BV). Als een bedrijf vrijwel de enige is die een product verkoopt, kan de prijs onhoog, dit heet monopolie. Oplossing: de regering heeft wetten gemaakt die verbieden dat een bedrijf overheersend wordt, en er is goede handel tussen andere landen, waardoor mensen ook iets in het buitenland kunnen kopen. John D. Rockefeller begreep dat aardolie belangrijk was en bouwde een raffinaderij. Hij maakte zijn bedrijf groter door andere ondernemingen op te kopen. Hij sprak ook een lagere prijs af voor het vervoer van de olie per trein, waardoor hij de andere bedrijven kapot maakte. Hij was bijna een monopolie. Multinationals zijn bedrijven die ook vestigingen hebben in andere landen, waar de lonen lager zijn.
REACTIES
1 seconde geleden
H.
H.
ik zocht samenvattingen voor geschiedenis en toen kwam ik bij jou terecht en ik vond dat er niet genoeg tekst in de samenvattingen te kort en niet krachtig! het hoort kort maar krachtig te zijn maar dat is dit niet
16 jaar geleden
Antwoorden