Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 10.1 t/m 10.3

Beoordeling 6.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 994 woorden
  • 3 februari 2009
  • 35 keer beoordeeld
Cijfer 6.6
35 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
10.1

Kenmerk: De verdeling van de wereld in twee ideologische blokken in de greep van een wapenwedloop en de daaruit voortvloeiende dreiging van een atoomoorlog.

Kernbegrippen:

Atoomoorlog =Gewapende strijd gevoerd met nucleaire wapens.
Wapenwedloop = Een strijd tussen staten om zoveel mogelijk
technologisch geavanceerde machtsmiddelen te bezitten.
Blokvorming =Een soort vorming van bondgenootschap. (voorbeeld: Oost-Europa en West-Europa).

De verdeling van de wereld in twee ideologische machtsblokken zag er als volgt uit.


Oost
- Supermacht: de Sovjet-Unie
- Ideologie: communisme
- Leiders: Stalin, Chroesjtsjov
- Militaire Bondgenootschappen: Warchaupakt

West
- Supermacht: de Verenigde Staten
- Ideologie: kapitalisme
- Leiders: Truman, Kennedy
- Militaire bondgenootschappen: NAVO

Communisme = Politieke stroming waarbij gelijkwaardigheid en gemeenschappelijk bezit bovenaan staan.

Kapitalisme =Economisch systeem met als belangrijke kenmerken: winst streven, privé-bezit en vrije concurrentie.

Communisme en kapitalisme kunnen niet samengaan in één samenleving omdat het tegenpolen zijn. Het communisme wil een gemeenschappelijk bezit en gelijke verdeling van de macht, terwijl het kapitalisme juist uitgaat van privé-bezit en vrije concurrentie. Ze sluiten elkaar uit.

Rol van de Sovjet-Unie
In 1917 waren de communisten aan de macht gekomen in de Sovjet-Unie. Oost-Europa werd door de Russen van de nazi’s bevrijd. Een aantal Oost-Europese landen werden na de WO II communistisch en afhankelijk van de Sovjet-Unie, we noemen deze landen satellietstaten.


Rol van de Verenigde Staten
Trumandoctrine: 1947, Koude Oorlogverklaring aan de Sovjet-Unie. De Verenigde Staten is bereid vrije volken volken te steunen als ze worden onderdrukt van buitenaf (communisme).

Marshallplan:Groeit voort uit de Trumandoctrine van 1947, het is een economisch hulpprogramma van de VS aan de landen die door de WO II zijn getroffen. De economische welvaart waarvoor dit zou zorgen, zou het communisme onaantrekkelijk maken.

Duitsland na WOII
In 1945 werd Duitsland verdeeld onder de VS, GB, Frankrijk en de SU. In 1949 viel Duitsland uiteen in twee landen: de Bundesrepubliek Deutschland (BRD) en de Deutsche Demokratische Republiek (DDR). Berlijn lag in het oostelijk deel, maar was voor de helft westers. In 1962 liet de Oost-Duitse regering een muur bouwen die Oost- van West-Berlijn afsloot.

Er was een Interne strijd ontstaan in China en Korea tussen communisten en pro-westerse partijen. Deze partijen werden gesteund door de USSR en de VS.

Vreedzame coëxistentie: Het streven naar rust tussen het westen het oosten.

Cubacrisis in 1962: bijna een atoomoorlog ontketend door Chroesjtsjov.

10.2

Kenmerk: De dekolonisatie die een eind maakt aan de westerse hegemonie in de wereld.

Kernbegrippen:

Dekolonisatie = Het onafhankelijk worden van kolonieën van een moederland.
Hegemonie = Heerschappij van de ene staat over de andere.
Overheersing = Machtiger zijn dan iets of iemand anders, zodat de ander naar de achtergrond wordt gedrukt.


Oorzaken dekolonisatie:
1. het inheemse nationalisme groeide en het verlangen naar zelfbestuur werd sterker.
2. Het arrogante gedrag van de blanke kolonisten.
3. Japan verslaat een westers land, het westen is te verslaan  hoop.
4. de VS en de Sovjet-Unie kregen de meeste macht. Zij waren tegen het kolonialisme.
5. Er kwamen diverse opleidingen beschikbaar voor de inheemse bevolking (voor het besturen van de koloniën was assistentie van de inheemse bevolking nodig).

Indonesië
Opkomst nationalisme en oprichting PNI in 1927. In 1942 vallen de Japanners Nederlands-Indië binnen. De Japanners zijn met name geïnteresseerd in de grondstoffen, maar zeggen dat ze de nationalisten willen steunen. Vlak na de Japanse capitulatie op 15 augustus 1945 roepen de PNI-leiders Soekarno en Hatta de onafhankelijke Republiek Indonesia. De Nederlanders sturen militairen. De Amerikanen kiezen de kant van Soekarno. In 1949 dreigen ze de Marshallhulp aan Nederland stop te zetten. De Nederlandse regering erkent vervolgens de onafhankelijkeheid van Indonesië.

Afrika
In de jaren ’50 en ’60 van 20ste eeuw werden de meeste koloniën in Afrika onafhankelijk. Een gevolg van het koloniale verleden zijn de rechte landgrenzen, wat zorgde voor inlandse problemen. De stammen waren namelijk gescheiden of juist bij elkaar gezet door landgrenzen.


Midden-Oosten
Het Westen wilde invloed hebben op het Midden-Oosten, omdat er veel olie vondsten werden gedaan. En daarbij was er de opening van het Suez-kanaal, die was van groot strategisch belang.

Groot-Brittannië – Palestina – Israël
In 1920 werd Palestina een kolonie van Groot-Brittannië. De regering van GB stelde Palestina open voor de immigratie van Joden. De Arabieren zagen de Joden als indringers en er brak een burgeroorlog uit. Na WOII nam de immigratie van Joden weer toe en brak er opnieuw een burgeroorlog uit. De Britten droegen het bestuur van Palestina over aan de VN. Deze stelde in 1947 een verdelingsplan voor. In 1948 vertrokken de Britten en werd de staat Israël uitgeroepen.

10.3

Kenmerk:De eenwording van Europa.

Kernbegrippen:
• Politieke en economische integratie. Voorbeeld: de munteenheid.

Redenen van de groei van het verlangen naar Europese integratie na 1945:
1. Om de herhaling van een wereldoorlog te voorkomen.
2. Door de herinnering aan de crisis van de jaren ’30.
3. West-Europa voelde zich bedreigd door de Sovjet-Unie.

De Europese integratie verliep geleidelijk:
- 1951  EGKS, de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal.
- 1957  EEG, de Europese Economische Gemeenschap.

- 1967  EG, de Europese Gemeenschap.
- 1993  EU, de Europese Unie.

De integratie van Europa op het terrein van de economie is een succes geworden. Voorbeelden daarvan zijn de Euro in 2002 (munteenheid) en de binnengrenzen binnen de EU werden geopend in 1994.
In 1992 zou de eerste stap richting politieke integratie worden gezet. Samenwerking op dit terrein komt echter moeilijk van de grond. Eén reden daarvoor is dat de lidstaten liever hun eigen koers blijven varen. En daarnaast is de invloed die de Europese burgers hebben op het beleid van de EU d.m.v. het Europees Parlement te klein.

Het einde van de Koude Oorlog en de verdere Europese eenwording.
Vanaf 1953 werd de greep van de Sovjet-Unie op Oost-Europa langzaam losser. Het ingrijpen van de Sovjet-Unie bij de Hongaarse Opstand (1956) en de Praagse lente (1968) bewezen echter dat nog geen afwijking van het communistische systeem werd geduld.
De nieuwe leider van de Sovjet-Unie in 1985 was Gorbatsjov. Hij stelde twee hervormingen voor: - Economische herstructurering, meer efficiency en
eigen initiatief.
- Het censuur verdween, je mocht weer kritiek uiten.

Vanaf het jaar 1989 werden weer vrije verkiezingen gehouden in Oost-Europa en werd het communisme verdreven. De voormalige Oostbloklanden gingen streven naar aansluiting bij de NAVO en de EU. In 2005 werden de eerste Oostbloklanden toegelaten tot de EU.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.