De mens is het subject (onderzoeker) en het object (voorwerp dat onderzocht wordt)
Homo sapiens: de wetende/kennende mens
Aristoteles’ ideeën
- de mens is een dier dat kan denken (animal rationale)
- veel gemeen met dieren, maar ons verstand maakt het mogelijk om een ander soort leven te leiden
- monistisch uitgangspunt: alles bestaat uit één stof: lichaam en ziel niet los van elkaar
- emoties zijn passies; niet alleen negatief
- ideaal: evenwicht tussen gevoel en verstand
- kan alleen de mens denken?
- heeft alleen de mens zelfbewustzijn? (apen/dolfijnen/olifanten doordat ze zichzelf in spiegel zien?)
Mensen zijn bewust van de eindigheid van hun bestaan (voor sommige filosofen doorslaggevend)
Nietzsche (1844-1900)
- belangrijke voorloper van wijsgerige antropologie
- brak met het beeld van de mens als redelijk wezen; noemde de rede ‘ziekmakend’
- mens is ook gericht op heersen en overleven
- mens moet vanuit de natuur begrepen worden (niet Gods schepping)
- mens is een slecht uitgerust dier (geen vacht, snelheid , kracht en alleen maar intellectueel)
- Mangelwesen: wezen met een gebrek
- God dood, mens: ‘Mester en vormgever van zichzelf’ – beslist alles zelf
Plessner (1892-1985)
- een van de grondleggers van wijsgerige antropologie
- mens is ‘van nature kunstmatig’: geeft zijn omgeving vorm
- mens is dus ook een cultuurwezen; kan afstand nemen van natuurlijke behoeften (en zin geven aan het leven)
- via eigen producten (boeken, schilderijen, tv-programma’s) leer de mens wat het is om mens te zijn
- oudste kunstwerk in Europa (muurschilderingen) belangrijk: laat het ‘mens worden’ zien van de eerste mensen
- mens maakt cultuur, en andersom; enculturatie: onze (waarde)oordelen worden voor een groot deel bepaald door onze cultuur
Freud (1956-1939)
- (wetenschappelijke) veranderingen hebben gevolgen voor hoe de mens over zichzelf denkt
- 3 zware slagen volgen Freud: 1 Copernicus, 2 Darwin, 3 Freud zelf
1. Copernicus
- theorie: zon middelpunt van het heelal, aarde en andere planeten draaien er omheen
- copernicaanse wending: aarde (en daarmee de mens) niet het middelpunt van het heelal en de schepping à grote schok
2. Darwin
- evolutietheorie: survival of the fittest (wie zich het beste aanpast overleeft)
- mens was geen evenbeeld van God; leek veel op de aap, was net zo ontstaan als alle andere dieren
3. Freud zelf
- de mens is een ziek dier dat (gespreks)therapie nodig heeft (gericht op trauma’s herbeleven)
- menselijke geest in drieën:
- Ich: persoonlijkheid
- Es: (seksuele) driften
- Über-Ich: geweten opgebouwd door de opvoeding
- dromen kunnen vertellen over onze onbewuste drijfveren – droomduiding belangrijk voor therapie
- mensbeeld voor een groot gedeelte bepaald door seksuele driften
2. Lichaam en geest
Locke (1632-1704)
- tabularasa: onbeschreven blad – geen aangeboren karakter en ideeën
- het ‘zelf’ is een verzameling ervaringen; door wat je meemaakt word je wie je bent
- de herinnering rijgt de gebeurtenissen als een ketting aan elkaar; door je herinneringen blijf je wie je was
- als Locke gelijk heeft dan verlies je je ‘zelf’ als je je geheugen verliest
Hume (1711-1776)
- buiten onze ervaringen is er niets; je ‘zelf’ bestaat niet, er is geen kern
- we zijn een verzameling ervaringen en herinneringen; de kern ontbreek
Ons karakter is geen gegeven maar een constructie: postmoderne opvatting: er is niet één waarheid over de mens, maar allemaal opvattingen naast elkaar
Plato (427-347 v. Chr.)
- kern: de menselijke ziel – onveranderlijk en onsterfelijk
- ziel bestaat uit 3 delen:
- de rede; gouden deel - menner
- het gemoed; zilveren deel – witte paard (wil naar de Ideeënwereld)
- de begeerte; bronzen deel –zwarte paard (wil bij de aarde blijven)
- de menner leidt dit tweespan langs de hemel, tussen de aarde en de Ideeënwereld (waar alles volmaakt is) in
- lichaam: negatief – houdt de ziel (die oorspronkelijk uit de Ideeënwereld komt) op aarde
- twee werelden:
- onstoffelijke wereld en de zuivere ideeën van de ziel
- de aardse, materiële wereld van het lichaam
- dualistisch uitgangspunt: twee gescheiden substanties (stoffen)
Descartes (1596-1650)
- lichaam en geest twee gescheiden substanties
- cartesiaans dualisme: lichaam is stoffelijk (materie) en neemt ruimte in; geest is onstoffelijk en neemt geen ruimte in (denkbeeld centraal!)
- probleem: hoe oefenen deze invloed op elkaar uit? Descartes snijdt lichamen open voor antwoord; klein orgaantje in de hersenen zorgt hiervoor (pijnappelklier)
- dieren zijn domme machines – hebben alleen deel aan de materie; kunnen geen pijn voelen
La Mettrie (1709-1751)
- cartesiaans dualisme klopt niet; lichaam en geest zijn niet los van elkaar
- er is maar één substantie: de materie – de mens is een machine
- materialisme: alles uit de werkelijkheid is opgebouwd uit materie
- het gedrag wordt verklaard door mechanische en biologische wetten; kan doorgevoerd worden tot het determinisme: alles wordt bepaald door stofjes en processen, vrije wil is een illusie
- schreef het boek de mens is een machine
- in zijn theorie: geen ruimte voor God en verschil tussen mens en dier
Spinoza (1632-1677)
- er is maar één substantie: ‘God’/‘Natuur’/’het Ene’
- God is oneindig; buiten God kan niets bestaan
- het denken en lichamelijke zijn beide verschijningsvormen van God – dezelfde substantie
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
1 seconde geleden
C.
C.
Even een kleine verbetering: Het nature-nurture debat gaat niet over of genen aangeboren of aangeleerd zijn, die zijn natuurlijk biologisch bepaald. Het gaat erom of gedrag en bepaalde karaktertrekken aangeboren of aangeleerd zijn.
8 jaar geleden
Antwoorden