Samenvatting Werk & Werkloosheid
H1
De welvaart wordt bepaald door hoe goed je behoeften met de beschikbare middelen worden bevredigd en de vrije tijd waarin je dat kan doen.
Nederlandse werknemers werken relatief weinig uren, omdat hier veel mogelijkheden zijn voor deeltijdbanen. Dat zorgt er tegelijkertijd ook voor dat er veel mensen werken.
Als je de werkgelegenheid wil berekenen bereken je die in voltijd banen. De deeltijdbanen reken je om naar voltijdbanen. Een volledige baan heet ook wel een arbeidsjaar en de werkgelegenheid in arbeidsjaren het arbeidsvolume.
De werkloosheid of beroepsbevolking kun je in personen of voltijdbanen rekenen.
p/a-ratio = personen : arbeidsjaren
Als er in een land 10 miljoen mensen werken en er 9 arbeidsjaren gevuld worden is het p/a-ratio 1,1. 1,1 mensen vullen dus 1 arbeidsjaar. Met meer deeltijdwerkers stijgt het p/a-ratio.
Participatiegraad = beroepsbevolking : potentiële beroepsbevolking x 100%
Beroepsbevolking = werkenden en werklozen.
Niet-beroepsbevolking = mensen tussen de 15 jaar en de AOW-leeftijd, maar niet willen werken én niet opzoek zijn naar werk.
Potentiële beroepsbevolking = beroepsbevolking + niet-beroepsbevolking.
H2
Mensen met een uitkering, inclusief AOW-gerechtigden, zijn de inactieven. Actieven zijn mensen met een betaalde baan, die belasting en premies betalen voor de uitkeringen van de inactieven.
i/a-ratio = inactieven : actieven x 100%
Bij de berekenen moet je onvolledige uitkeringen omrekenen naar volledige uitkeringen.
Een stijgende i/a-ratio betekent dat er evenveel of minder actieven opdraaien voor meer uitkeringen. Dit leidt tot hogere premies en belastingen en dus een lager netto inkomen voor de actieven.
Een uitkomst is het verlagen van de uitkeringen of het aantal mensen dat recht heeft op een uitkering in te perken. Alle drie de opties zijn niet wenselijk. Andere oplossingen zijn:
- Het vergroten van de productie per werkende
- Actieven meer uren per jaar laten werken
- Arbeidsproductiviteit per uur te verhogen door meer gebruik van machines, hogere opleiding en specialisatie
- Het verhogen van de arbeidsparticipatie
- AOW-leeftijd verhogen
- Hoogte van de uitkeringen verlagen, wat een prikkel is voor inactieven om te gaan werken
- Verbetering van kinderopvang
H3
Een individuele arbeidsovereenkomst wordt opgesteld zodat er later geen onduidelijkheid kan ontstaan. Er staan primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden in. De primaire voorwaarden zijn het loon en de normale arbeidstijd. De secundaire voorwaarden zijn de overige arbeidsvoorwaarden zoals reiskostenvergoeding en vakantieregeling. Het loon en de arbeidstijd worden door één werkgever en één werknemer vastgesteld. De rest staat in de cao. Over de cao wordt onderhandeld door vakbonden en werkgeversbonden. Als een groot bedrijf een eigen cao hanteert onderhandelt de directie met de vakbond.
Vakbonden eisen vaak een hoger loon, maar ze moeten opletten dat de loonstijgingen niet leiden tot meer werkloosheid. Bij de onderhandelingen zijn geloofwaardigheid, zelfbinding en betrouwbaarheid belangrijk.
Het loon in geld is het nominale loon. De hoeveelheid producten die je ervoor kan kopen is het reële loon of de koopkracht.
Een loonstijging die gelijk is aan de stijging van de prijzen heet prijscompensatie. Vakbonden eisen vaak meer loonstijging dan de prijscompensatie, omdat de gestegen arbeidsproductiviteit dit mogelijk maakt. Dit is de initiële loonstijging. Een loonstijging die niet voor iedereen geldt en het gevolg is van promotie, overwerk, etc. heet incidentele loonstijging.
Indexcijfer loonkosten per product = index loonkosten per werknemer : index arbeidsproductiviteit x 100%
Als de loonkosten stijgen, zullen sommige ondernemers hun prijzen verhogen. Vaak moeten ze wel rekening moeten houden met concurrentie uit het buitenland. Bedrijven die hun prijzen te veel verhogen halen een lagere winst. Gevolg is minder geld voor investeringen en afgeschrikte ondernemers.
Loonruimte = het totale percentage waarmee de lonen kunnen stijgen terwijl de verhouding winst/loon gelijk blijft.
Op het loon hebben een aantal factoren invloed:
- De situatie op de arbeidsmarkt
- Hoe machtig de vakbond is
- Opleidingsniveau, verantwoordelijkheid en talent
- Of de baan gevaarlijk/risicovol is
De investeringen die een bedrijf in zijn personeel steekt zijn verzonken kosten. Als de werknemer vertrekt is het geld dat geïnvesteerd is in cursussen en scholingen voor de betreffende werknemer niet meer terug te verdienen. Daarnaast is er de kans dat de werknemer doorkrijgt dat hij meer waarde voor het bedrijf heeft gekregen en hogere looneisen gaat stellen. Dit heet het berovingsprobleem. Dit ontstaan door een verandering in machtsverhouding.
De werkgever kan de werknemer aan zich binden door een aantrekkelijk vast contract af te sluiten en boeteclausules hierin op te nemen voor het geval de werknemer eerder opstapt.
Indexcijfer arbeidsproductiviteit = index loonkosten : index loonkosten per product x 100
H4
In tijden van laagconjunctuur worden er meer banen vernietigd dan er gecreëerd worden.
Arbeidsmarktflexibiliteit = de snelheid waarmee vraag en aanbod op de arbeidsmarkt zich aan elkaar aanpassen.
De arbeidsmarkt in Nederland is niet flexibel doordat arbeid geen homogeen product is en er veel sociale zekerheid en hoge ontslagbescherming is.
De EPL-index meet de hoogte van de ontslagbescherming in een land. Hoe hoger de index, hoe minder flexibel de arbeidsmarkt.
Een flexibele arbeidsmarkt word gezien als belangrijke voorwaarde voor economische groei, omdat het minder werkloosheidsuitkeringen zijn en er een snellere opvulling van vacatures is.
Een sterke ontslagbescherming komt een bedrijf ook ten goede:
- Bedrijven willen zo veel mogelijk besparen op arbeid en zijn dus innovatief
- Bedrijven investeren in hun personeel, wat goed is voor de arbeidsproductiviteit
- Doordat de doorloop van personeel klein is besparen bedrijven kosten voor werving, selectie en opleiding van personeel
- Werknemers zijn meer toegewijd
Er zijn twee groepen op de arbeidsmarkt: mensen met een vaste baan en flexwerkers (tijdelijk contract, zzp’ers, freelancers, uitzend- en oproepkrachten). Dit is de flexibele schil van de markt. Werkgevers hebben grote behoefte aan deze mensen omdat ze zo makkelijk kunnen reageren op de conjunctuur, globalisering en technologische ontwikkelingen.
Een vaste baan geeft meer inkomenszekerheid en je wordt tot twee jaar doorbetaald bij ziekte. Een flexibele baan biedt deze voordelen niet en heeft nog meer nadelen zoals schommelingen in werkuren en inkomen. Er wordt niet automatisch pensioen opgebouwd en er is een grotere kans op werkloosheid. Er is geen compensatie voor deze nadelen, flexwerkers worden zelfs lager betaald dan vaste werknemers. We spreken in dit geval van marktfalen. Een uitzondeling is de groep hoogopgeleide zzp’ers: voor hen zijn de belastingen en premies lager dan voor werknemers in bedrijven. Wanneer er laagconjunctuur is ondervinden zij wel last in de vorm van werkloosheid en dus minder of geen inkomen.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
1 seconde geleden