Economie module 3 Teksten 1 t/m 23 & 27 t/m 37
Op de veiling ontmoeten vragers en aanbieders elkaar.
Afzet: de hoeveelheid die wordt verkocht.
Collectieve vraag: Het gedrag van alle inkopers
Tabel: Horizontaal : de hoeveelheid
Verticaal : de prijs
Collectieve vraaglijn: Het gedrag van de kopers in een lijn
Als de gevraagde hoeveelheid gelijk is aan de aangeboden hoeveelheid, vind je de evenwichtsprijs.
Het collectieve aanbod: Alles wat op de veiling wordt aangeboden.
Evenwichtsprijs: De prijs waarbij de hoeveelheid die wordt gevraagd, gelijk is aan de hoeveelheid die wordt aangeboden.
Inelastisch aanbod: Als het gedrag van de aanbieders niet erg flexibel is.
Q : de hoeveelheid
P : prijs
Evenwichtsprijs kun je berekenen door Qv gelijk te stellen aan Qa.
Als het aantal aanbieders verandert, of als de kosten van de aanbieders veranderen, verschuift de aanbodlijn in zijn geheel naar links of naar rechts.
Vergelijking voor gedrag van aanbieders: Qa=P+100
Bij een verandering van de prijs hoort een verandering van de hoeveelheid
Bij een toename van het aantal aanbieder verschuift de aanbodlijn bij dezelfde prijs naar rechts. ( als p veranderd, veranderd q ook)
Als het aantal vragers verandert, of als het inkomen van de vragers verandert verschuift de vraaglijn geheel naar links of rechts.
Kopers vragen bij een lagere prijs een grotere hoeveelheid.
Kopers vragen bij een hogere prijs een kleinere hoeveelheid.
Elastische vraag: Flexibel gedrag.
Het zuivere marktmodel van vraag en aanbod is alleen van toepassing op een markt van volledige vrije mededinging.
Concrete markt: als er een aanwijsbare plaats is waar vraag en aanbod bij elkaar komen.
Abstracte markt: als het in de economie gaat over het geheel van vraag en aanbod.
Zuivere marktmodel met vraag en aanbod heeft 4 voorwaarden:
- De markt moet bestaan uit veel vragers en aanbieders.
- In de ogen van de consument mag er geen verschil zitten tussen het product van de ene aanbieder en het product van de andere aanbieder (homogene goederen)
- Vrije toetreding: iedereen zonder beperkingen mag meedoen.
- Moet transparant zijn: Voor alle partijen moet het mogelijk zijn om op de hoogte te blijven van de tot stand gekomen prijzen en de daarbij verhandelde goederen.
Als een markt voldoet aan deze 4 aspecten noem je het een markt van volkomen vrije mededinging.
Marktpartijen zullen hun gedrag aanpassen aan de verwachtingspatronen die zij hebben ten aanzien van de prijsontwikkeling.
Speculatie: het behalen van voordeel uit prijsverschillen.
Economen bestuderen het keuzegedrag tussen schaarse middelen en oneindige behoeften.
Schaars: goederen waarvoor je moet betalen. (kraanwater)
Vrije middelen: hoef je niet voor te betalen (regenbui).
De prijselasticiteit geeft de verhouding aan tussen de procentuele verandering van de prijs en de procentuele verandering van de hoeveelheid.
Prijselasticiteit van de vraag: de mate waarin de gevraagde hoeveelheid verandert onder invloed van een verandering van de prijs aan.
Ep,v= procentuele verandering van Qv /// procentuele verandering van P
Ep,v= %DQ///%DP
E : afkorting voor elasticiteit.
Elastische vraag: Als de uitkomst van de formule groter is dan –1
Inelastische vraag: als de uitkomt tussen de 0 en –1 in zit.
Een prijsverlaging is voor een bedrijf alleen zinvol als er een elastische vraag is.
De totale omzet is het bedrag aan geld dat de verkochte hoeveelheid goederen oplevert. ßtotale opbrengst.
TO= P x Q
Voor een duurzame ontwikkeling moet je verder nadenken dan het leven op dit moment.
Welvaart: de mate waarin de behoeften worden bevredigt met behulp van schaarse middelen.
ßwordt vaak afgemeten aan de hoogte van het reëel nationaal inkomen per hoofd van de bevolking.
Duurzame ontwikkeling: Aandacht aan de behoeften van de volgende generatie.
Externe effecten: Effecten van buitenaf.
Negatieve externe kosten: negatieve kosten door effecten van buiten af, wat niet verwerkt is in de kostprijs.
Consumenten moeten zich bewust zijn van de externe effecten die zij veroorzaken.
Positief extern effect: positieve gevolgen van effecten van buiten af
Kosten-batenanalyse: rekening houden met de consequenties die jouw consumptie met zich meebrengt.
Bij de instelling van een minimumprijs ontstaan er aanbodoverschotten op de markt.
Minimumprijs: door in te stellen dat een prijs niet onder een bepaald minimum zakt de aanbieders te beschermen tegen al te lage prijzen.
Als er door het instellen van een minimumprijs een aanbodsoverschot ontstaat, moet de veiling de hoeveelheid opkopen tegen de minimumprijs.
Als de evenwichtsprijs onder de minimumprijs dreigt te komen dan kan de veiling besluiten de onverkochte goederen te vernietigen. De kweker ontvangt hier geen vergoeding voor.
Bij de instelling van een maximumprijs ontstaan er aanbodtekorten op de markt.
Maximumprijs: prijs ingesteld, zodat de prijzen niet te hoog liggen.
Distributiesysteem: Systeem waardoor studenten afhankelijk van hun inschrijvingstijd een kamer krijgen toegewezen
Als de overheid accijns heft wordt niet altijd het gehele bedrag aan accijns door de klant betaald.
Demerit goods: ongezonde goederen waarvan de regering probeert het gebruik te beperken.
Afwentelingpercentage: de mate waarin de producenten de verhoging van de kostprijs kunnen doorberekenen in verkoopsprijs.
Het afwentelingpercentage geeft de verhouding aan tussen de stijging van de prijs en de toename van de belasting.
BTW: belasting toegevoegde waarde: een kostprijsverhogende belasting in een aantal procent.
Door het geven van kostprijsverlagende subsidies kan de overheid het gebruik van merit-goods stimuleren.
Merit- goods: Goederen en diensten die niet verplicht zijn, maar waarvan de overheid het gebruik probeert te bevorderen.
Door het instellen van een quotum wordt de aangeboden hoeveelheid beperkt.
Quotum: Om problemen met het milieu te voorkomen stelt de overheid een hoeveelheid vast die de aanbieders maximaal mogen produceren.
HOOFDSTUK 2 BEDRIJVEN.
Bij de eenmanszaak en de VOF kunnen schuldeisers ook het privé-vermogen van de eigenaren opeisen.
Ondernemingsvormen:
- eenmanszaak
- vennootschap onder firma
- besloten vennootschap
- naamloze vennootschap
Eenmanszaak: de eigenaar is persoonlijk aansprakelijk voor de schulden van het bedrijf. (geen scheiding tussen bezittingen en schulden privé en het bedrijf) Vaak zijn het bedrijven met een beperkte omvang.
Vennootschap onder firma: Het bedrijf heeft twee of meer eigenaren, de eigenaren zijn ieder voor zich hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schuld van het bedrijf. (schuldeisers kunnen ook aan privé-bezittingen van 1 eigenaar voldoen als de anderen niets hebben)
Bij rechtspersonen bestaat er een scheiding tussen privé-vermogen van de eigenaren en het vermogen van de zaak.
Rechtspersoon: een onderneming die onafhankelijk van de eigenaren zelfstandig bezittingen en schulden kan hebben. De eigenaren kunnen in geval van faillissement niet meer geld kwijt raken, dan dat zij zelf in het bedrijf hebben gestopt.
Aandeelhouders: hebben aandelen van een bepaald bedrijf en het eigendomsrecht is verdeeld volgens het aantal aandelen. Winstuitkering waar ze recht op hebben bij winst is dividend.
Besloten vennootschap: een ondernemingsvorm waarbij de aandelen in bezit zijn van een besloten kring van eigenaren. Deze aandeelhouders staan geregistreerd.
Naamloze vennootschap: een ondernemingsvorm waarbij de aandelen in bezit zijn van een grote groep aandeelhouders, die soms over de gehele wereld zijn verspreid.
Een balans is een overzicht van bezittingen en schulden op een bepaald moment.
Jaarrekening: bestaat uit een beschrijving van de gang van zaken, een balans en een resultatenrekening.
Balans: een overzicht van bezittingen en schulden van een bedrijf op een bepaald moment.
Activa: (Staat op de linkerkant v/d balans) De bezittingen waarin het bedrijf zijn geld in heeft vastgelegd.
Bezittingen:
- Vaste activa: Alle zaken die meer dan één productieproces meegaan.
- Vlottende activa: alle zaken die slechts voor korte tijd in bezit zijn van het bedrijf, zoals de voorraden.
- Financiële activa: De bedragen die het bedrijf in kas heeft.
Debiteuren: Afnemers waar het bedrijf nog geld van krijgt.
Vreemd vermogen: Als het bedrijf geld heeft ontvangen van mensen die geen mede eigenaar zijn.
Onderhandse leningen: als het bedrijf geld heeft geleend buiten de bank om.
Eigen vermogen: het verschil tussen de totale activa en het totale vreemde vermogen.
Debetzijde: linkerkant van balans
Creditzijde: rechterkant van balans.
Het totaal van debet is (meestal) gelijk aan het totaal aan credit.
De resultatenrekening geeft een overzicht van kosten en opbrengsten over een bepaalde periode.
Resultatenrekening is een overzicht van lasten en baten van een onderneming over een bepaalde periode.
Credit: Hoe groot de opbrengsten zijn geweest.
Als de credit (opbrengsten) hoger zijn dan de debet (kosten) is er winst gemaakt.
Incidentele baten: Als iets meer opbrengt dan verwacht.
Valutaverschillen: als de koers van de dollar stijgt ten opzichte van de Nederlandse gulden wordt de waarde van de fabriek in guldens groter.
Afschrijvingen: waarde vermindering van machine’s
Incidentele lasten: als er eenmalige kosten zijn.
Een bedrijfskolom is een schematische weergave van alle bewerkingen die een product ondergaat van grondstof tot en met eindproduct.
Upstream en downstream zijn de bovenloop en de onderloop van olie.
Het verschil tussen de verkoopprijs, de inkoopprijs en de diensten van derden noemen we de toegevoegde waarde. Deze toegevoegde waarde is gelijk aan de beloning van de productiefactoren.
Geleding: onderdeel van een bedrijfskolom.
Bedrijfstak: een geleding waar gelijksoortige handelingen aan verschillende producten worden verricht.
Kapitaal: het gebruik van kapitaalgoederen.
Arbeid: gebruikt van arbeiders.
Natuur: gebruik van de grond
Ondernemersactiviteit: risicodragend vermogen van aandeelhouders.
Pacht: vergoeding voor de grond aan de eigenaar van de grond.
Loon: vergoeding voor arbeid
Intrest: vergoeding voor de eigenaren van de kapitaalgoederen.
Winst: vergoeding voor de ondernemers.
HOOFDSTUK3 ONDERNEMERSGEDRAG
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
1 seconde geleden