Thema 4: Voeding en vertering
Bassisstof 1: Voedingsmiddelen en voedingsstoffen
Voedingsmiddelen
Alles wat je eet of drinkt
Voedingsstoffen
Bruikbare bestandsdelen uit voedingsmiddelen
Voedingsvezel
Een verzameling stoffen die niet door de mens kan worden verteerd (bv. cellulose).
Ballasstoffen
=voedingsvezel
Voedselvezel bevorderd de darmbewegingen en de stoelgang.
De zes belangrijkste voedingsstoffen:
- eiwitten (proteïnen)
- koolhydraten
- vetten (lipiden)
- water
- mineralen (zouten)
- vitamines
Bouwstoffen
Worden gebruikt bij de vorming van (delen van) cellen en weefsels. Vooral belangrijk bij groei en ontwikkeling van lichaam, vervangen van afgestorven cellen en herstellen van verwondingen.
Brandstoffen
Worden gedissimileerd om energie te leveren. Nodig voor arbeid verrichten, groei, ontwikkeling, herstel en temperatuur op peil houden.
Alle zes voedingsstoffen zijn belangrijk om gezond te blijven maar een tekort aan mineralen en vitamines kan bepaalde ziektes veroorzaken.
Eiwitten
Eiwitmoleculen zijn opgebouwd uit een groot aantal aan elkaar gekoppelde aminozuurmoleculen.
In eiwitten van de mens komen 20 verschillende aminozuren voor. Bij volwassenen kunnen acht aminozuren niet of onvoldoende worden gevormd. Deze moeten via het voedsel binnenkomen. Dit zijn essentiële aminozuren.
De overige niet-essentiële aminozuren kunnen in de lever worden gevormd uit andere aminozuren.
Eiwitten zijn belangrijke bouwstoffen, zij worden gebruikt als bestandsdeel van cytoplasma, kernplasma en van tussencelstof.
Eiwitten kunnen niet dienen als reservestof!
Sommige eiwitten werken als:
- Enzymen: versnellen chemische reacties in cellen
- Hormonen: regelen processen in het lichaam
- Transporteiwitten: hebben een functie bij het transport van stoffen (bv. hemoglobine in het bloed)
Aminozuren die niet bij de eiwitsynthese worden gebruikt, worden gedissimileerd. Hierbij ontstaat ammoniak, die in de lever wordt omgezet naar ureum. Ureum wordt uitgescheiden met de urine.
Koolhydraten
Kunnen worden ingedeeld in:
- Monosachariden: glucose en fructose
- Disachariden: sacharose en maltose
- Polysachariden: zetmeel
Koolhydraten zijn belangrijke brandstoffen in je lichaam.
1 gram koolhydraat levert 17 kJ energie.
Bij een teveel aan koolhydraten zet het lichaam deze om naar glycogeen of vet.
Een klein deel daarvan wordt omgezet in glycogeen (een polysacharide) en dat wordt opgeslagen in de lever en in de spieren.
Het grootste gedeelte wordt omgezet naar vet. Dit wordt opgeslagen onder de huid of rondom organen.
Koolhydraten kunnen een rol spelen als bouwstof (DNA-molecuul bevat desoxyribose = een monosacharide).
Vetten (lipiden)
Opgebouwd uit een glycerolmolecuul en drie vetzuurmoleculen.
Verzadigd vetzuur
Bevat het maximaal aantal waterstofatomen en heeft een rechte vorm. Vooral in dierlijke voedingsmiddelen.
Bevatten ook veel cholesterol, veroorzaakt vaatziektes doordat cholesterol die bloedvaten vernauwd. Cholesterol is een vetachtige stof die in het bloed komt.
Onverzadigd vetzuur
Bevat niet het maximaal aantal waterstofatomen en heeft geen rechte vorm. Vooral in plantaardige oliën en vis. Belangrijk in het voorkomen van vaatziektes doordat het cholesterol afbreekt.
Glycerol en de meeste vetzuren kunnen in je lichaam worden gevormd uit andere organische stoffen. Daardoor hoeft je voedsel maar weinig vetten te bevatten.
Essentiële vetzuren: moeten voorkomen in de voeding. (voorbeeld essentiële vetzuur = linolzuur)
Dienen als brandstoffen (1gr -> 38 kJ) en bouwstoffen.
Vet dient als reservestof. Het wordt gebruikt als schokbreker maar ook als isolatie om het lichaam warm te houden. Het is voor zeer lange termijn.
Voor het verbranden van 1 gram vet is twee keer zoveel energie nodig dan voor glucose. Maar het levert ook twee keer zoveel energie op.
Water
Water is een belangrijke bouwstof voor je lichaam.
Water is ook belangrijk als oplosmiddel voor andere stoffen. Als een stof oplost veranderen de moleculen niet.
Water is ook een transportmiddel.
Water is belangrijk voor de regeling van het lichaamstemperatuur (bv. door zweten).
Uitademen, urine en ontlasting zorgen voor verlies van water. Dit wordt weer een beetje aangevuld door dissimilatie maar het meeste door eten en drinken.
Mineralen (zouten)
Mineralen dienen als bouwstoffen. Maar zijn maar in kleine hoeveelheden nodig.
Bv. calcium (Ca), kalium (K) en ijzer (Fe)
Spoorelementen
Mineralen die nodig zijn in zeer geringe mate. Bv. fluor (F), fosfor (P), jood (I), magnesium (Mg) en zwavel (S).
Zijn vaak bestanddelen van enzymen en hormonen.
Mineralen zijn klein genoeg dat zij oplossen in water waardoor zij door het darmkanaal heen kunnen.
Vitamines
Vitamines zijn organische stoffen die ervoor zorgen dat je gezond blijft.
Zij zijn vaak bestanddelen van enzymen.
Niet alle vitaminen kunnen in je lichaam worden gevormd.
Provitamines
Vitamines die in de voeding zitten en kunnen worden gebruikt om andere vitamines in het lichaam zelf te vormen.
Gebreksziekten
Ziektes die ontstaan bij een gebrek aan vitamines. Maar er kunnen ook ziektes ontstaan met een teveel van vitamines.
Vitamine-B-complex
Vitamine B is een verzameling van verschillende stoffen.
Basisstof 2: Het aantonen van voedingsstoffen
-
Basisstof 3: Gezonde voeding
De basis van een gezonde voeding is variatie.
In voedsel mogen niet te veel additieven (= toegevoegde stoffen) voorkomen.
Adviezen voor gezonde voeding
Behalve variatie is ook de hoeveelheid voedsel belangrijk voor gezonde voeding.
De hoeveelheid die iemand nodig heeft is afhankelijk van verschillende factoren: geslacht, leeftijd, lichaamsgewicht. De energiebehoefte is afhankelijk van de lichamelijke inspanning.
Als je teveel eet wordt je dik. Dan gaat je lichaam vet opslaan (buikvet). Mensen die vooral vet opslaan bij de buik hebben een verhoogde kans op hartziekten, vaatziekten en suikerziekte.
Om op een gezonde manier af te vallen kun je bijvoorbeeld een vermageringsdieet volgen.
Het conserveren van voedsel
Door het conserveren van voedsel worden de omstandigheden voor micro-organismen ongunstig gemaakt.
Alle organismen zijn afhankelijk van de werking van enzymen. Door voedsel op een lagere temperatuur te bewaren, gaat de enzymactiviteit afnemen of geheel stoppen. Zo bederft voedsel niet.
Invriezen is een manier van snel bacteriën doden. Ingevroren voedsel moet na ontdooien snel worden klaargemaakt omdat er dan makkelijk bacteriën bij kunnen komen. Het bederf wordt vaak veroorzaakt door salmonellabacteriën.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
1 seconde geleden