Eindexamens 2024

Wij helpen je er doorheen ›

Hoofdstuk 14 Zenuwstelsel

Beoordeling 8.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 1269 woorden
  • 9 april 2018
  • 18 keer beoordeeld
Cijfer 8.4
18 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Nieuw seizoen Studententijd de podcast!

Studenten Joes, Tess en Annemoon zijn terug en bespreken alles wat jij wilt weten over het studentenleven. Ze hebben het onder andere over lentekriebels, studeren, backpacken, porno kijken, datediners, overthinken, break-ups en nog veel meer. Vanaf nu te luisteren via Spotify en andere podcast-apps! 

Luister nu

Biologie Hoofdstuk 14

14.1

* Het zenuwstelsel bestaat uit twee delen:

- Het centraal zenuwstelsel (CZS) = bevindt zich in het centrum van je lichaam en bestaat uit de neuronen (zenuwcellen) van de hersenen en het ruggenmerg met hun ondersteunende cellen.

- Het perifeer zenuwstelsel = bestaat uit aan- en afvoerende uitlopers van een groot aantal neuronen in het CZS. Deze uitlopers verbinden als aan- en afvoerkabels alle delen van het lichaam met het CZS.

* Het CZS valt te onderscheiden in een wit en een grijs deel

- Grijze kleur is afkomstig van de cellichamen van de neuronen

- Witte kleur komt van uitlopers van neuronen met een extra isolerend omhulsel van myeline (= een witgele vetachtige stof)

* Bij de hersenen bevindt het grijze deel zich aan de buitenzijde, bij het ruggenmerg bevindt dat deel zich aan de binnenzijde

* Hersenen, ruggenmerg en hun bloedvaten zijn extra beschermd door 3 vliezen

- Zachte hersenvlies

- Spinnenwebvlies

- Harde hersenvlies

* Bloed-hersenbarrière = een barrière die bestaat uit de cellen van de haarvaten (in de hersenen) & astrocyten. Deze barrière beschermt de hersenen tegen ongewenste stoffen

* In het grijze deel, de hersenschors, worden grote aantallen informatie doorgegeven

* Het opnemen van informatie: zintuig → perifeer zenuwstelsel → ruggenmerg → verlengde merg → hersenstam → grote hersenen

* Ontstaan van beweging: informatie is aangekomen in de grote hersenen → de primaire motorische schors bedenkt de beweging → de secundaire motorische schors weet hoe deze beweging gecoördineerd uitgevoerd kan worden de motorische schors van de rechterhersenhelft bestuurd je linkerzijde en de linkerhersenhelft je rechterzijde

* Het horen van geluid: de binnenkomende impulsen gaan naar het primaire gehoorcentrum, hier vindt bewustwording plaats → het koppelen van deze impulsen aan het geheugen gebeurt in het secundaire gehoorcentrum → binnenkomende informatie gaat dus naar het sensorische centra van het betreffende zintuig

* De hersenstam bevat vitale centra voor de regeling van bloedcirculatie, lichaamstemperatuur en ademhaling. De hersenstam bestaat uit:

- Pons = verbindt de kleine en de grote hersenen & is een tussenstation tussen je evenwichtszintuig en de kleine hersenen

- Middenhersenen = beloningscentra, prettig gevoel als je drinkt na dorst

- Verlengde merg = verbindt hersenen met ruggenmerg & kruising van zenuwbanen

* Kleine hersenen werken samen met de grote hersenen, de hersenstam en het ruggenmerg om beweging te coördineren

* Hypothalamus regelt je lichaamstemperatuur en biologische klok (= mate van activiteit)

* Thalamus = stuurt de impulsen naar het juiste hersendeel en filtert achtergrondinformatie door bepaalde impulsen te remmen

* Het ruggenmerg heeft twee soorten zenuwen

- Afvoerende zenuw = verlaat het ruggenmerg aan de buitenzijde       

- Aanvoerende zenuw = verlaat het ruggenmerg aan de rugzijde en heeft een verdikking vlak voor het ruggenmerg (spinaal ganglion), daar bevinden zich cellichamen + aanvoerende neuronen

* Reflex = reactie op een prikkel zonder dat er bewustwording optreedt

* Reflexboog = de weg die een reflex aflegt = zintuigcellen → sensorische neuronen → schakelcellen → motorische neuronen → spier- of kliercellen

14.2

* 10% van het zenuwstelsel bestaat uit neuronen. De overige 90% bestaat uit gliacellen.

* De functies van een gliacel:

- Voeden en steunen van neuronen

- Bieden van bescherming

- Ruimen beschadigde cellen op

- Verwijderen stoffen die een rol spelen bij het doorgeven van impulsen

- Het maken van een isolerende myelineschede om het axon (dit doen alleen de cellen van Schwann)

* Een neuron heeft twee typen uitlopers

- Axon = afvoerende uitloper die aan het einde vertakt is

- Dendriet = uitloper die impulsen van andere neuronen/zintuigcellen aanvoert

* Synaps = plaats waar het neuron zijn informatie ‘doorschakelt’ via neurotransmitters

* De drie typen neuronen

- Sensorische neuronen = ontvangen impulsen van zintuigen en vervoeren het naar het CZS. Bestaan uit een lange dendriet en een korte axon met myelineschede

- Schakel neuronen = schakelen de impulsen van de andere twee soorten neuronen uit het CZS door en hebben geen myelineschede

- Motorische neuronen = voeren impulsen van het CZS naar de spieren/klieren. Bestaan uit een korte, sterk vertakte dendriet en een lange axon met myelineschede

* Sensorische zenuwen bevatten uitsluitend dendrieten van sensorische neuronen

* Motorische zenuwen bevatten uitsluitend axonen van motorische zenuwcellen

* Gemengde zenuwen bevatten beide typen uitlopers

* De vijf typen gliacellen

- Astrocyten = stervormig, sterk vertakte uitlopers, regelen uitwisseling van stuffen tussen neuronen en bloed door bloedvaten te laten verwijden, herstellen beschadigde neuronen

- Oligodendrocyten = kleine cellen, vormen de myelineschede (= vetachtige stof die zorgt voor isolatie en een snellere geleiding van impulsen)

- Microgliacellen = veranderen bij weefselbeschadiging in fagocyten en beschermen de neuronen tegen ziekteverwekkers

- Ependymcellen = endotheelcellen (= dekweefselcellen), bekleden de hersenkamers en het centrale kanaal van het ruggenmerg, produceren hersen- en ruggenmergvocht die ze d.m.v. trilharen laten rondstromen

- Cellen van Schwann = helpen bij herstellen van beschadigde neuronen en vormen myelineschede

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

14.3

* Membraanpotentiaal bij neuronen van -70 mV heet rustpotentiaal, binnen in het neuron is de concentratie K+-ionen hoger en de concentratie Na+-ionen lager dan erbuiten

* De natrium-kaliumpomp pompt actief per pomp 3 Na+-ionen naar buiten en 2 K+-ionen naar binnen om de rustpotentiaal te handhaven

* Cascade effect van een actiepotentiaal = een Na+-poort gaat open → Na+-ionen stromen het neuron in → verandering in membraanpotentiaal → meerdere Na+-poorten gaan open → depolarisatie (= buitenzijde van het neuron is nu negatief) → bereiken van prikkeldrempel (= -50 mV) → vanaf +30 mV sluiten de Na+-poorten → K+-poorten gaan open → K+-ionen gaan naar buiten → repolarisatie (= membraanpotentiaal daalt weer) → hyperpolarisatie (= membraanpotentiaal zit onder de rustpotentiaal) → natrium-kaliumpompen herstellen de ionenconcentraties

* Refractaire periode = na het sluiten van de Na+-poorten is het neuron 5 tot 10 milliseconde ongevoelig voor nieuwe prikkels

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

* Refractaire periode = na het sluiten van de Na+-poorten is het neuron 5 tot 10 milliseconde ongevoelig voor nieuwe prikkels

* Alles-of-niets-principe = als de membraanpotentiaal onder de prikkeldrempel blijft dan gebeurt er helemaal niets

*  Een actiepotentiaal is een impuls, een rij omvallende dominostenen

* Hoe dikker de vezel, des te sneller de impulsgeleiding

* Saltatoire impulsgeleiding = impulsgeleiding bij gemyeliniseerde uitlopers van de ene naar de andere insnoering van Ranvier

14.4

* Neuronen geven impulsen door m.b.v. synapsen, plaats waar twee neuronen elkaar meeten

* Stimulerende neurotransmitters (exciterende) zorgen voor een actiepotentiaal

* Remmende neurotransmitters (inhiberende) zorgen voor hyperpolarisatie

* Afgelegde weg van exciterende neurotransmitters

De impuls komt terecht in het axon van het presynaptisch neuron → Ca2+-poorten gaan open → Ca2+-ionen stromen het presynaptische neuron in → neurotransmitterblaasjes verplaatsen zich naar het presynaptisch membraan → via exocytose wordt de neurotransmitter in de synapsspleet afgeschoten richting het postsynaptisch membraan → hier bindt de neurotransmitter aan de receptor van een speciale Na+-poort → Na+-ionen stromen het postsynaptisch neuron in en de membraanpotentiaal gaat omhoog → er gaan genoeg Na+-poorten open om de drempelwaarde te bereiken → exciterende postsynaptische potentiaal (EPSP) vindt plaats (= een actiepotentiaal)

* Afgelegde weg van inhiberende neurotransmitters

(= alles hetzelfde van de exciterende neurotransmitters tot …) → hier bindt de neurotransmitter aan de receptor van een speciale K+-poort → K+-ionen stromen het postsynaptisch neuron in en de membraanpotentiaal daalt → inhiberende postsynaptische potentiaal (IPSP) vindt plaats

* Elke neuron maakt één type neurotransmitters (exciterend of inhiberend)

* Impulsrichting is altijd van pre- naar postsynaptisch

* Summatie = optelsom van alle exciterend en inhiberende neurotransmitters

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

14.5

* Animaal zenuwstelsel = verzorgt contact met de omgeving door informatie uit de zintuigen te verwerken en op een juiste manier te koppelen aan je spieren

* Autonoom zenuwstelsel = werkt buiten je wil om en heeft als taak het constant houden van het intern milieu. Het bestaat uit twee delen:

- Parasympatisch = actief bij rust, is verbonden met betrokken organen via de zwervende zenuw

- Orthosympatisch = actief bij actie, is verbonden met betrokken organen via grensstrengen

* Dubbele innervatie = als een orgaan met beide (para-en orthosympatisch) verbonden is

 

 

 

 

 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.