Zit je in de bovenbouw van havo of vwo?

Vul dan deze vragenlijst in over jouw studiekeuze en maak kans op een van de cadeaubonnen van 20 euro.

Meedoen

Hoofdstuk 11: je verandert

Beoordeling 7.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 2e klas havo | 2399 woorden
  • 16 april 2013
  • 37 keer beoordeeld
Cijfer 7.3
37 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode

Paragraaf 1 Puberteit

Hoe noem je de verschillen tussen jongens en meisjes?

Alle kenmerken waarin jongens en meisjes verschillen, noem je geslachtskenmerken. De primaire geslachtskenmerken zijn vanaf de geboorte zichtbaar: penis en balzak of schaamlippen. Tot 10 jaar is er bijna geen verschil tussen een jongen en een meisje. In de puberteit (10-16 jaar) worden de verschillen tussen de jongens en de meisjes groter.

Secundaire geslachtskenmerken: de lichamelijke verschillen die ontstaan in de puberteit. De tertiaire geslachtskenmerken: verschillen in kleding, gedrag, denken en doen tussen de jongens en de meisjes.

Hoe ontstaan de veranderingen in de puberteit?

De veranderingen in de puberteit ontstaan onder invloed van regelstoffen of hormonen. Hormonen worden gemaakt in hormoonklieren. De belangrijkste hormoonklier is de hypofyse. Dat is een klein orgaantje onderaan de hersenen. De hypofyse geeft een aantal verschillende hormonen af aan je bloed. Eén van die hormonen zorgt aan het begin van de puberteit voor de productie van geslachtskenmerken. Bij jongens maken zaadballen het mannelijk geslachtshormoon. Bij meisjes maken de eierstokken het vrouwelijk geslachtshormoon. De geslachtshormonen zorgen voor het ontstaan van secundaire geslachtskenmerken. Het tijdstip waarop de hypofyse het afgeven van geslachtshormonen begint bij ieder mens verschillend. Dat verklaart de verschillen in leeftijd waarop een geslachtskenmerk kan verschijnen.

Ook de tertiaire geslachtskenmerken ontwikkelen zich opeens snel. De verschillen in kleding, gedrag en denken en doen tussen de jongens en meisjes worden groter.

Wat verandert er in de puberteit?

In de puberteit heb je en groeispurt. Na de groeispurt beweeg je vaak wat slungelig. Dat komt omdat je spieren later groeien dan de botten. Direct na de groeispurt zijn je spieren nog niet sterk genoeg voor je langere armen en benen.

Door verstopte talgklieren kun je jeugdpuistjes krijgen. Die puistjes noem je acne. Je zweet gaat ook meer ruiken.

Meisjes worden ongesteld. Jongens krijgen zaadlozing. Dat betekent dat je vanaf dat moment jongens en meisjes kinderen kunnen krijgen.

Welke levensfasen zijn er?

De levensfasen van een mens zijn: baby, peuter, kleuter, kind, puber, volwassene en oudere. In elke fase vindt ontwikkeling plaats.

Lichamelijke ontwikkeling is de groei en verandering van het lichaam. Je hebt een aantal veranderingen gedurende de levensfasen. Je spieren zijn pas helemaal ontwikkeld als je volwassene bent. Dan is je spierkracht het grootst. Naarmate je ouder wordt, neemt het weer af.

Doordat het lichaam verandert, kun je gedurende de levensfasen ook andere dingen zoals lopen of fietsen.

Geestelijke ontwikkeling is de groei en ontwikkeling in wat je met je verstand kunt en doet. Voorbeelden zijn het leren praten en lezen. Maar ook het helemaal zelfstandig worden en het kunnen zorgen voor anderen.

Paragraaf 2 Wauw ik groei!

Waardoor groei ik?

Je groei loopt in verschillende fases bij jongens en meisjes.

In de eerste maanden na de geboorte bepaalt vooral de hoeveelheid voedingstoffen de lengtegroei. Baby’s groeien door voeding die ze krijgen. En tekort aan voedingsstoffen levert een groeiachterstand op. Goede voeding is bij de eerste groei dus heel belangrijk.

Na de zuigelingenperiode gaat het groeihormoon een belangrijke rol spelen. Het groeihormoon wordt in de hypofyse gemaakt. Het groeihormoon wordt via bloed bij de verschillende lichaamscellen gebracht. Alleen de cellen van je botten reageren op de boodschap van dit groeihormoon: ze gaan sneller delen. Door elke celdeling ontstaan er twee nieuwe cellen. Die gaan groeien. Als die nieuwe cellen zijn uitgegroeid, gaat elke cel opnieuw delen. Door celdeling en celgroei groeit je lichaam.

Volgorde groeihormoon:

  1. Hypofysecellen maken groeihormoon.
  2. Cellen in het bot ontvangen d boodschap.
  3. De botcellen reageren en gaan delen.
  4. De gedeelde botcellen groeien.

Het groeihormoon komt in het bloed langs alle lichaamscellen. In de buitenkant van je cellen (het celmembraan) zitten kleine instulpingen met verschillende vormen. Hormonen hebben ook een bepaalde vorm. Elke soort hormoon heeft een aparte vorm. Als een hormoon in een van de vormen van een celmembraan past, is dat voor die cel een seintje om iets te gaan doen. Zo past het groeihormoon alleen op de cellen van je botten. Ze geven het sein voor je botcellen om te gaan delen.

Waardoor groei je zo hard in de puberteit?

In de puberteit geeft de hypofyse extra groeihormoon af. Daardoor ontstaat er een groeispurt. Jongens groeien gemiddeld tot hun 17e en meisjes tot hun 14e heel snel. Vooral de botten in je armen en benen groeien dan snel. De groeischijven zitten aan de uiteinden van pijpbeenderen, van de wervelkolom en in de heupbeenderen. Groeischijven bestaan uit kraakbeencellen. Dat zijn cellen die zich delen. Door extra groeihormoon delen die cellen harder, waardoor je groeit.

De geslachtshormoon die je tijdens je puberteit maakt, zorgen dat de kraakbeencellen verbenen (verkalken). De groeischijven van kraakbeen veranderen dan in been (bot). Celdeling is dan niet meer mogelijk en de groei stopt. Aan het einde van de puberteit zijn al je groeischijven van been.

Jongens worden gemiddeld langer dan meisjes. Tot aan de puberteit groeien jongens en meisjes even hard. In de puberteit beginnen meisjes eerder aan hun groeispurt. Jongens groeien nog twee jaar door met hun ‘oude’ groeisnelheid. Jongens zijn dan langer voordat ze aan hun groeispurt beginnen. De groeispurt bij jongens is intensiever en langer.

Paragraaf 3 Relaties

Toen je klein was, had je andere contacten dan nu. Je ging vooral om met je familie en de kinderen uit de buurt, want je ging nog niet naar school.

Nu ontmoet je veel verschillende mensen. Op school je andere mensen dan bij je in de buurt of op de sportclub. Met de meeste heb je slecht oppervlakkig contact, en met sommigen veel meer.

Ook op het internet kun je gemakkelijk contacten leggen. Via bijvoorbeeld msn ontmoet je je vrienden en vriendinnen. En via een chatbox kun je nieuwe contacten leggen. Dat is niet altijd veilig. Sommigen doen alsof ze van jou leeftijd zijn, maar zijn in werkelijkheid veel ouder.

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen

Er zijn verschillende relaties mogelijk tussen mensen. Een relatie geeft aan hoe je met iemand omgaat. Je sluit vriendschap, of je raakt verliefd. Ook van ‘elkaar houden’ is een vorm van een relatie. Vriendschappen en ‘houden van’ kunnen verschillend zijn. Je houdt van je ouders, maar dat is anders dan dat je houdt van je vriend of vriendin waar je verliefd op bent.

Met wie je omgaat en hoe je omgaat met anderen hangt af van waarden en normen. Waarden geeft aan wat je belangrijk vindt. Normen geeft aan wat je dan wel of juist niet doet.

Niet iedereen denkt hetzelfde over welke waarden en normen belangrijk zijn. Je ouders vinden andere dingen belangrijk dan jij.

Ook het land waar je vandaan komt is van invloed. In sommige culturen is de relatie met je ouders en familieleden heel belangrijk. In andere culturen is dat minder en vinden mensen het bijvoorbeeld heel belangrijk om goede vrienden te hebben.

Waar vallen mensen op?

Mensen die van elkaar houden, besluiten om met elkaar naar bed te gaan. Als je met elkaar naar bed gaat, kun je geslachtsgemeenschap hebben.

Bij geslachtsgemeenschap schuift de man zijn stijve penis in de vagina van een vrouw. De penis wordt in de vagina op en neer bewogen. Hierdoor wordt de eikel geprikkeld. Na een poosje krijgt de man een zaadlozing. Hij heeft dan een orgasme: hij komt klaar. De vrouw komt klaar door het prikkelen van haar clitoris. Klaarkomen is een lekker gevoel.

Je kunt ook klaarkomen door je zelf te strelen. Dit heet zelfbevrediging of masturbatie.

Paragraaf 4 Ziek van de liefde

Wat zijn soa’s?

Per jaar lopen ruim 100.000 mensen een soa op. Soa: seksueel overdraagbare aandoening. Dat zijn ziektes die je door seks kunt krijgen. Veel mensen noemen een soa ook wel een geslachtsziekte.

Soa’s zijn besmettelijk. Ze worden veroorzaakt door micro-organismen. De meeste soa’s komen door besmetting met bacteriën en virussen. Soa’s worden doorgegeven via sperma, vocht uit de vagina, bloed en bij contact tussen slijmvliezen. Slijmvliezen onder andere in de penis, vagina, de anus en de mond. Een soa kun je zonder dat je het merkt krijgen en doorgeven. Soa’s worden vaak overgedragen door onveilig vrijen. Je hebt dan vaginale of anale geslachtsgemeenschap zonder dat je een condoom gebruikt. Ook door orale seks (elkaar met de mond bevredigen) kun je een soa oplopen.

Enkele soa’s kunnen ook via bloed worden overgedragen: aids, hepatitis B en syfilis. Die soa’s kun je bijvoorbeeld oplopen door bloedtransfusie, het gebruik van besmette drugsnaalden of door een onhygiënische piercing of tatoeage.

Er zijn uitzonderingen: schaamluis en genitale wratten. Die kun je oplopen via kleren, lakens of handdoeken.

Wat moet je doen als je een soa denkt te hebben?

Een soa gaat nooit vanzelf over. Soms verdwijnen de klachten voor een poosje, maar je blijft ziek.

Veel van die klachten zul je vrijwel meteen herkennen:

Afscheiding uit de penis of vagina.

Jeuk of branderig gevoel (bij plassen)

Blaasjes, wratjes of zweertjes rond en in de penis of vagina

Als je denkt dat je een soa hebt, moet je onmiddellijk naar een arts en laat je

soa-test doen.

Afhankelijk van de klachten bekijkt de arts je geslachtsorgaan of maakt een uitstrijkje van slijm uit bijvoorbeeld de vagina of penis. Soms doet de arts een bloedtest. Hiermee kan hij syfilis, hepatitis B of het aidsvirus aantonen.

De meeste soa’s zijn goed te behandelen als je er vroeg bij bent.

Als je en soa blijkt te hebben, waarschuw dan altijd je vriend of vriendin. Die is misschien ook besmet en moet zich bij een dokter laten testen.

Wat zijn de gevolgen van besmetting met het aidsvirus?

Aids neemt in het rijtje van de soa’s een aparte plaats in, want aids is nog steeds niet ongeneeslijk.

Aids wordt veroorzaakt door een virus: human immunodeficiency virus. Kortweg hiv of aidsvirus. Het aidsvirus dringt witte bloedcellen die antistoffen maken, binnen. In die cellen vermeerdert het virus zich. Niet geïnfecteerde witte bloedcellen maken antistoffen. Die antistoffen kunnen het virus echter afdoende bestrijden.

Als iemand denkt dat hij besmet is met het aidsvirus, dan kan hij een hiv-test laten doen. Een arts bepaalt dan of er antistoffen tegen het virus in het bloed zitten. Is die test positief, dan heeft diegene dus het virus in z’n bloed. Diegene is dan seropositief. Je voelt nog niet gelijk als je seropositief bent. Het kan wel 2 tot meer dan 10 jaar duren voordat je klachten krijgt. Pas als een patiënt klachten krijgt, stelt de arts vast of diegene aids heeft. Bijna iedereen die seropositief is, krijgt daarna aids. Als je aids hebt, heeft het virus zo veel witte bloedcellen kapot gemaakt, dat je afweer niet meer goed werkt. Ziektes die je afweer normaal gesproken gewoon aankan, worden dan levensgevaarlijk. Een longontsteking of griepje kan dan fataal worden.

Aidspatiënten krijgen medicijnen voorgeschreven: hiv-remmers of aidsremmers. Deze virusremmers vertragen de vermeerdering. Patiënten kunnen zo nog jaren met hiv leven.

Er kan op drie manieren besmetting plaatsvinden:

Onveilig vrijen met iemand die seropositief is of aids heeft. Dat komt het meest voor bij homoseksuele of biseksuele mannen.

Contact met bloed van jou en dat van iemand anders die aids heeft of seropositief is. Dus door bloedtransfusie met besmet bloed, of besmette naalden bij drugsgebruik.

Van moeder op kind, door contact tussen het besmette bloed van de moeder en het bloed van de baby. De jongste kinderen worden op deze manier besmet.

Hoe kun je een soa voorkomen?

Voorkomen van soa’s lijkt eenvoudig, niet vrijen. Maar als je een vaste partner hebt, is de kans ook niet zo groot. Door veilig te vrijen is de kans om een soa op te lopen of door te geven het kleinst. Je vrijt veilig als je:

Voorkomen van soa’s lijkt eenvoudig, niet vrijen. Maar als je een vaste partner hebt, is de kans ook niet zo groot. Door veilig te vrijen is de kans om een soa op te lopen of door te geven het kleinst. Je vrijt veilig als je:

Elkaar streel, tongzoent, knuffelt, jezelf bevredigt of elkaar met de hand te bevredigen.

Bij geslachtsgemeenschap een condoom gebruikt.

Toch worden er jaarlijks veel mensen besmet.

Eén van die oorzaken is dat er niet altijd een condoom wordt gebruikt. Dat komt onder andere dat mensen niet graag over condooms praten. Ook vinden sommigen het vrijen met condoom niet fijn.

Besmetting door contact met bloed komt steeds minder voor. Dat komt omdat iedereen de gevolgen van aids kent. Donoren die bloed geven voor transfusies worden streng gecontroleerd op het aidsvirus. Ook het werken met besmette naalden komt steeds minder voor.

Gele kader: veel te lang of veel te kort!

Stel je voor: altijd over iedereen heen kijken en voor al je kleren moet je naar speciale winkels. Je bent heel lang en dat kan lastig zijn.

Lijkt het erop dat een kind erg lang gaat worden, dan kan hij of zij een arts bezoeken. De arts voorspelt eerst hoe groot het kind uiteindelijk wordt. Is dat erg groot, dan kan hij medicijnen voorschrijven. Met medicijnen laat een arts de puberteit eerder beginnen. Door het toedienen van geslachtshormoon verbenen de groeischijven sneller. Hoe meer geslachtshormoon, hoe sneller die verbening gaat en hoe sneller de groeispurt stopt.

Soms kiest een arts voor een operatie. Dan worden de groeischijven rond de knieën beschadigd, waardoor de groei van de benen stopt. Het is nooit precies te zeggen hoeveel effect een behandeling tegen de groei van het lichaam heeft.

Soms loopt de groei heel erg uit de hand. De langste man ter wereld die ooit heeft geleefd, is de Amerikaanse Robert Wadlow, die 2,72 meter werd. Dat kwam door een stoornis in de hypofyse. Die maakte abnormaal veel groeihormoon. Deze ‘reuzengroei’ is een zeldzame ziekte.

Het kan ook zijn dat iemand niet hard genoeg groeit. Een van de kleinste mensen ooit is de Nederlands Pauline Musters. Zij leefde aan het eind van de 19e eeuw en werd maar 61 centimeter groot. Blijft de groei erg achter lopen, dan spreek je van ‘dwerggroei’. Dwerggroei kan ook ontstaan door de stoornis aan de hypofyse. Deze maakt dan niet genoeg groeihormoon. Je wordt met deze stoornis geboren. Aan een peuter kun je dan al zien dat de groei achterblijft. Ook blijven botten en spieren van deze kinderen ook zwakker, omdat er minder botweefsel en spierweefsel gemaakt wordt. Een arts kan dwerggroei behandelen met medicijnen met het groeihormoon.

Pauline Musters lijkt net een klein mensenpopje. Ze werd dan ook tentoongesteld bij de kermis en het circus. Haar groeiachterstand was zo groot, dat het bijna niet toe te schrijven is aan alleen en tekort aan groeihormoon. Aan welke stoornis zij precies leed is niet bekend.    

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.