Doelstelling 1 | De verbranding van een kaars
- Brandstof: stof die verbrandt
- Verbrandingsproducten: stoffen die ontstaan bij verbranding
- Bij verbranding komt energie vrij.
De formule van een kaars:
kaarsvet + zuurstof ® water + koolstofdioxide + energie
De energie komt vrij in de vorm van licht en warmte.
- Een indicator is een stof waarmee je een andere stof kunt aantonen.
-Helder kalkwater is een indicator voor koolstofdioxide
-Helder kalkwater wordt troebel als er koolstofdioxide bij komt
Doelstelling 2 | In- en uitgeademde lucht
- Lucht bestaat uit verschillende gassen
-78% stikstof
-21% zuurstof
-1% andere gassen, waaronder edelgas
- In droge lucht zit 0,04% koolstofdioxide.
- De lucht die je inademt, is anders dan uitgeademde lucht.
-Uitgeademde lucht bevat meer zuurstof
-Uitgeademde lucht bevat meer koolstofdioxide
-Uitgeademde lucht bevat meer waterdamp (condens)
-De hoeveelheid stikstof is in ingeademde en uitgeademde lucht gelijk
Doelstelling 3 | Verbranding in je lichaam
De formule van de verbranding in je lichaam:
glucose + zuurstof ® water + koolstofdioxide + energie
(brandstof) (verbrandingsproducten)
-Verbranding vindt plaats in elke cel
-Verbranding vindt altijd plaats, dag en nacht. Ook als je slaapt
-De energie die vrijkomt wordt onder andere gebruikt voor het maken van bewegingen en voor het handhaven van je lichaamstemperatuur
- Je energiebehoefte is onder andere afhankelijk van je lichamelijke inspanning, wat je doet
-De benodigde energie komt vrij bij de verbranding
- Hoe groter de lichamelijke inspanning, hoe meer verbranding plaats vindt in de cellen
-De cellen hebben meer brand- en zuurstof nodig
-De ademhaling gaat sneller, er wordt meer zuurstof opgenomen
-Het hart klopt sneller: er wordt meer brandstof en zuurstof naar de cellen toegevoerd en er worden meer verbrandingsproducten van de cellen afgevoerd
-Er komt meer warmte vrij (je krijgt het warmer)
Doelstelling 4 | Koud- en warmbloedige dieren
- Bij koudbloedige dieren is de lichaamstemperatuur ongeveer gelijk aan de temperatuur in de omgeving. Is het buiten 10 graden, dan heeft het dier dit ook ongeveer.
-Bij koud weer vindt er in het lichaam weinig verbranding plaats. Er komt dan maar weinig energie vrij bij de verbranding
-Hierdoor kunnen koudbloedige dieren in de winter geen actief leven leiden
- Bij warmbloedige dieren is de temperatuur constant (min of meer)
-Veel warmbloedige dieren zijn in staat in de winter een actief leven te leiden. Ze hebben veel energie nodig voor het op peil houden van de lichaamstemperatuur. Er vindt in het lichaam veel verbranding plaats
-Ook zijn ze goed geïsoleerd: bij zoogdieren hebben ze een dikke vacht van haren op hun lichaam. Daarnaast hebben ze een vetlaag onder de huid. Vogels hebben een dik verenkleed.
-Veel warmbloedige dieren trekken in de herfst weg naar warmere streken. Ze kunnen ook een winterslaap houden
Doelstelling 5 | Het ademhalingsstelsel
Deel |
Functies, kenmerken |
Neusholte |
Neusharen houden grote stofdeeltjes tegen. De neusholte is bekleed met neusslijmvlies. De functie van het slijm is stofdeeltjes en ziekteverwekkers tegenhouden. De functie van de trilharen is het slijm verplaatsen naar de keelholte. Het reukzintuig keurt de binnenstromende lucht. |
Mondholte |
-- |
Keelholte |
Hierin bevinden zich de huig en het strotklepje |
Strottenhoofd |
Hierin bevinden zich de stembanden |
Luchtpijp |
De binnenkant is bekleed met slijmvlies. De wand is verstevigd door hoefijzervormige kraakbeenringen. De functie is het openhouden van de luchtpijp |
Bronchiën |
Vertakkingen van de luchtpijp. Aan de binnenkant zijn ze bekleed met slijmvlies. De wand bevat kraakbeenringen. |
Luchtpijptakjes |
Vertakkingen van de bronchiën. De wanden van de fijne luchtpijptakjes bevatten spiertjes |
Longblaasjes |
-- |
Doelstelling 6 | Neus- en mondademhaling
Neusademhaling is gezonder dan mondademhaling.
Dat komt omdat de binnenstromende lucht:
-Door het bloed in de bloedvaten van het neusslijmvlies wordt verwarmd
-Door de neusharen en –slijmvlies wordt gezuiverd van stofdeeltjes en ziekteverwekkers
-Door het neusslijmvlies vochtig wordt gemaakt
-Door het reukzintuig wordt gekeurd
Doelstelling 7 | De stand van de huig en strotklepje
- Bij het ademhalen:
-De huig staat open
-Het strotklepje staat open
-Lucht kan van de neusholte naar de luchtpijp stromen en omgekeerd ook
- Bij het slikken
-De huig sluit de neusholte af
-Het strotklepje sluit de luchtpijp af
-Voedsel kan van de mondholte in de slokdarm komen
- Bij het verslikken
-De huig staat open
-Het strotklepje staat open
-Voedsel kan van de mondholte in de neusholte en luchtpijp terechtkomen
Doelstelling 8 | Gaswisseling in de longen
- In de longblaasjes vindt gaswisseling plaats
-Zuurstof wordt vanuit de lucht in de longblaasjes opgenomen in het bloed in de longhaarvaten
-Koolstofdioxide wordt vanuit het bloed in de longhaarvaten afgegeven aan de lucht in de longblaasjes
- Gaswisseling in de longen kan snel plaatsvinden doordat:
-De longblaasjes en de longhaarvaten een dunne wand hebben
-Alle longblaasjes samen een groot oppervlak hebben
Doelstelling 9 | Beschrijving in- en uitademing
Ribademhaling, borstademhaling
Inademen |
Uitademen |
1.De ribben en het borstbeen bewegen omhoog |
1.De ribben en het borstbeen bewegen omlaag |
2.De borstholte wordt groter |
2.De borstholte wordt kleiner |
3.De longen worden groter |
3.De longen worden kleiner |
4.De lucht stroomt naar binnen |
4.De lucht stroomt naar buiten |
Middenrifademhaling, buikademhaling
Inademing |
Uitademing |
1.Het middenrif beweegt omlaag (de buikwand gaat naar voren) |
1.Het middenrif beweegt omhoog (de buikwand gaat terug) |
2.De borstholte wordt groter |
2.De borstholte wordt kleiner |
3.De longen worden groter |
3.De longen worden kleiner |
4.De lucht stroomt naar binnen |
4.De lucht stroomt naar buiten |
Doelstelling 10 | Astma, COPD, allergie, hooikoorts
Allergie
Een overgevoeligheid van een of meer stoffen. Voorbeelden hiervan zijn huisstofmijt, haren van dieren, etc. Voorbeelden van allergische reacties zijn huiduitslag, branderig gevoel, jeuk en ontstekingen
Astma Spiertjes in de fijne vertakkingen van de bronchiën trekken zich samen. De luchtwegen worden nauwer en het ademhalen gaat dan moeilijker. Daarnaast is het slijmvlies aan de binnenkant van de luchtwegen vaak verdikt. Dit is erfelijk! |
Allergie Een overgevoeligheid van een of meer stoffen. Voorbeelden hiervan zijn huisstofmijt, haren van dieren, etc. Voorbeelden van allergische reacties zijn huiduitslag, branderig gevoel, jeuk en ontstekingen |
COPD COPD is een chronische ontsteking aan de luchtwegen die door roken wordt veroorzaakt. Het slijmvlies van de luchtwegen zwelt op. De ademhaling gaat dan moeilijker. |
Hooikoorts Een allergie voor stuifmeelkorrels (pollen). Tranende ogen, loopneus, niezen. Als je allergisch bent voor pollen van bomen, heb je in het voorjaar last. Als je allergisch bent voor stuifmeel van grassen heb je in de zomer last. |
Doelstelling 11 | Roken
Sigarettenrook ® een mengsel van gassen en fijne teerdruppeltjes
Een van deze gassen is koolstofmonoxide. Door deze stof kan het bloed minder zuurstof vervoeren.
- De fijne teerdruppeltjes bevatten o.a. nicotine en verschillende kankerverwekkende stoffen.
-De fijne teerdruppeltjes vormen een laagje aan de binnenwand van de luchtwegen. De trilhaarcellen kunnen dan het slijm in de longen niet meer naar de keelholte vervoeren. Hierdoor ontstaat rokershoest
- Nicotine zorgt ervoor dat je verslaafd raakt aan het roken. Het lichaam heeft behoefte aan nicotine. Als de roker stopt, ontstaan er ontwenningsverschijnselen.
- Bij passief roken adem je de rook in die door anderen is uitgeblazen
- Maatregelen om roken tegen te gaan:
-Waarschuwingsteksten
-Geen reclame meer
-Onder de 18 jaar geen sigaretten verkoop
-In openbare ruimten en op werkplekken mag niet meer worden gerookt
EXTRA Doelstelling 12 | Stembanden
- De stembanden zijn twee vliezen in het strottenhoofd. De stembanden liggen achter het schildkraakbeen, ook wel de adamsappel.
- Stemspleet: een opening tussen de stembanden, waar lucht doorheen stroomt bij het ademen.
- Twee bekerkraakbeentjes bewegen de stembanden naar elkaar toe of van elkaar weg.
- De uitgeademde lucht kan de stembanden in trilling brengen. Als de stembanden strak gespannen staan, klinkt je stem hoog.
- Als je krachtig uitademt, klinkt je stem hard.
- Vanaf het begin van de puberteit wordt het schildkraakbeen bij jongens groter dan bij meisjes. De stembanden worden langer. De stem klinkt lager. De baard in de keel
EXTRA Doelstelling 13 | Adem- en longvolume/Vitale capaciteit
- Het ademvolume is de hoeveelheid lucht die bij een rustige ademhaling wordt in- en uitgeademd.
- De vitale capaciteit is de hoeveelheid lucht die maximaal per ademhaling kan worden in- of uitgeademd. De vitale capaciteit omvat:
-Het ademvolume (bij volwassenen ca. ½ liter)
-Lucht die bij een diepe inademing extra wordt ingeademd (gemiddeld 3 liter)
-Lucht die bij een diepe uitademing extra wordt uitgeademd (gemiddeld 1 ½ liter)
- Het longvolume is de inhoud van de longen.
-Maximale longvolume = vitale capaciteit + lucht die na een diepe uitademing nog in de longen achterblijft (gemiddeld 1 ½ liter)
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
I.
I.
Wat een onzin, dit zijn gewoon de doelstellingen
7 jaar geleden
AntwoordenJ.
J.
Inderdaad
7 jaar geleden