Paragraaf 2:
De Maas en de Rijn hebben onderweg naar Nederland heel veel zijrivieren gehad.
Het geheel van hoofdstroom en zijtakken noem je het stroomstelsel.
Een stroomstelsel kun je verdelen in 3 delen:
- Bovenloop: Hoog in de bergen, rivier stroomt snel. Vlechtend. Smal. Afzetting: Grint.
- Middenloop: Het middelste deel waar de rivier door een dal loopt waar hij zich heeft ingesneden. Afzetting: Grof zand.
- Benedenloop: De rivier stroomt in laagland door een overstromingsvlakte. Meanderend. Breed. Afzetting: zand en klei.
Tussen het punt waar de Rijn Nederland binnenkomt en waar het de zee in gaat zit een hoogteverschil van maar 14 meter. Dit hoogteverschil noemen we het verval.
Het hoogteverschil per kilometer is maar 8cm. Dat is het verhang.
Door het verhang neemt de stroomsnelheid af en gaat de rivier slingeren (meanderen)
Elke rivier heeft een verzamelgebied waarbinnen alle neerslag via de zijrivieren uiteindelijk in de hoofdrivier stroomt. Zo’n gebied heet een stroomgebied. (Rijn: 185000 vierkante km, Maas: 36000 vierkante km) Zo’n gebied wordt begrenst door waterscheidingen (grenzen waardoor stroomgebieden van elkaar gescheiden worden). Meestal zijn dit gebergten of andere verhogingen in het landschap. Door verschillende factoren, zoals afzettingen, kan regenwater vertraging oplopen om bij de grote rivier uit te komen. Deze tijd heet vertragingstijd.
Rivieren worden gevoed door regenwater, smeltwater of een combinatie van beide. Als gevolg hiervan varieert de waterafvoer gedurende een jaar. Dit noemen we het regiem. Debiet = waterafvoer (hoeveelheid) van een rivier op een bepaald moment (sec) op een bepaalde plek.
Het regiem is meestal kenmerkend voor een bepaald type rivier:
- Gletsjerrivier: Gevoed met smeltwater uit bergen. In het voorjaar komt het smeltwater vooral, als de gletsjers van de berg af smelten. Dan staat de rivier ook hoger dan normaal.
- Regenrivier: Gevoed met regenwater. Hoge waterafvoer in de natte maanden van het jaar. Voorbeeld: de Maas.
- Gemengde rivier: Gevoed door smelt- en regenwater. Voorbeeld: de Rijn.
Als het waterpeil sterk stijgt, spreek je van een piekafvoer.
Bij veel verschil in weersituaties kunnen piekafvoeren tot overstromingen leiden.
Paragraaf 3:
De oeverwal is een zandrug naast de rivier, ontstaan door sedimentatie (zand) bij overstroming.
De kom is een afgelegen gebied naast de rivier waar klei in is afgezet.
Voor extra versteviging buiten de oeverwal kwamen er grote dijken, parallel aan de rivier. Dit waren de winterdijken. Omdat deze dijken nog wel eens doorbraken, gingen mensen hun eigen woning ook beschermen met zelfgemaakte ophogingen: terpen.
Tussen de rivier en de winterdijk lag een gebied dat bij hoogwater kon overstromen: de uitwaarden
Om de uitwaarden zoveel mogelijk te gebruiken werden er dijken direct naast de rivier aangemaakt: zomerdijken.
De afgelopen jaren zijn er wel ingrepen gedaan:
- Er zijn kribben aangelegd (Golfbrekers die moeten voorkomen dat de oever afkalft en die er tevens voor zorgen dat het meeste water in het midden van de rivier blijven stromen).
- Op plekken langs de Maas zijn uitwaarden bebouwd. Zomerdijken moesten hierdoor hoger worden.
- We blijven maar bezig met het ophogen van dijken.
- Langs de grote rivieren is verstedelijking toegenomen. Steden lozen het regenwater via riolen meteen door naar de rivieren. Door deze verstening wordt de vertragingstijd steeds korter. Rivieren krijgen daardoor in korte tijd veel water te verwerken. Soms is er zelfs sprake van een verhoogde piekafvoer.
Paragraaf 4
Versteviging en verhoging van dijken om het achterland te beschermen noemen we dijkverzwaring.
In verband met hoogwaterproblemen, zijn er gebieden aangewezen waar de rivier mocht overstromen. Dit noemt men noodoverloopgebieden of retentiegebieden. In de winterdijk zat dan een zogenaamde overlaat, waardoor het water bij hoge waterstand kan wegstromen uit de rivier naar een nabij gelegen omdijkt stuk land.
Na de tweede wereldoorlog zijn er stuwen aangelegd. Stuwen zijn vaste of regelbare dammen in de rivier voor het handhaven van het waterpeil en het regelen van het wateraanvoer.
De overheid is in de jaren negentig met een nieuw pakket aan maatregelen gekomen. De volgende maatregelen worden genomen:
- Verlaging van uitwaarden: De rivier meer ruimte geven door het afgraven van de kleilaag en de daaronder liggende zandlaag.
- Aanleg van nevengeulen: Extra riviergeul, bedoeld om de afvoercapaciteit van de rivier te vergroten.
- Verwijderen of aanpassen van obstakels in het winterbed: Bijvoorbeeld pilaren van bruggen. Door dit aan te passen wordt het water sneller afgevoerd.
- Uiterwaardverbreding door dijkverlegging: Meer ruimte voor rivier.
- Retentie: Het tijdelijk opvangen van water in een daarvoor bestemd gebied.
- Bypasses en groene rivieren: bedijkte gebieden die van een rivier aftakken om een deel van het water via een andere route af te voeren.
- Vermindering van zijdelingse toestroom: Kan een waterstands verlagend effect hebben.
- Kribverlaging: Kribben veroorzaken bij hoogwater opstuwing.
- Zomerbedverdieping: Kan de afvoercapaciteit van de rivier vergroten.
- Dijkverhoging: Bescherming tegen overstromingen.
In het Ruimte voor de Waal project is voorgesteld om de dijk landinwaarts te verleggen (rivierbedverruiming). Daarnaast wordt er een nevengeul aangelegd, zullen de uitwaarden dieper worden uitgegraven en obstakels in de rivier weggenomen worden.
Paragraaf 5
Als in Frankrijk aanpassingen worden gedaan in de Maas, dan merk je dat ook in België en Nederland. Daarom moeten ze hierover kunnen overleggen. Dat kan door middel van intergouvernementele samenwerking
Bij toekomstige plannen moet de Watertoets toegepast worden. Dit zijn waterhuishoudkundige voorschriften die gevolgd moeten worden bij alle projecten uit de ruimtelijke ordening.
‘Nota Ruimte’ is gericht op de waterkwaliteit en de waterkwantiteit, dus het behoud van schoon water en het voorkomen van wateroverlast. Hierbij staan 3 termen centraal: vasthouden – bergen – afvoeren.
Dit wordt drietrapsstrategie genoemd.
Drietrapsstrategie voor rivieren:
- In de bovenloop van de rivieren wil men dat het regenwater weer de grond in trekt en pas na langere tijd in de rivier terecht komt (vasthouden).
- De dijken en kades moeten verder van de rivier af komen te liggen zodat er meer plaats is voor overstromingswater, en er moeten noodoverloopgebieden komen (bergen).
- In uitwaarden moeten zoveel mogelijk obstakels worden opgeruimd zodat het water snel kan worden afgevoerd (afvoeren).
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
1 seconde geleden