Aardrijkskunde samenvatting hoofdstuk 2
2.1 Is elke ramp een natuurramp?
Veel rampen zijn door mensen veroorzaakt, bijv. :
• Als mensen de bomen langs een rivier kappen: de bomen houden het water niet meer tegen waardoor de rivier overstroomt.
• Als mensen op een sneeuwhelling bomen kappen om pistes aan te leggen: de bomen houden het sneeuw niet meer tegen waardoor het gevaar voor lawines toeneemt.
Je hebt 4 soorten rampen:
• Natuurramp: Doordat door natuurkrachten veel slachtoffers vallen of er veel schade is.
• Cultuurramp: Als er veel slachtoffers vallen door wat mensen elkaar aan doen.
• Humanitaire ramp: Een cultuurramp waarbij het aantal slachtoffers erg groot is.
• Milieuramp: hierbij wordt het milieu veel schade toegebracht, bijv. ramp olietanker.
Verdieping
Rampen krijgen veel aandacht als:
• De ramp plotseling is.
• Het lijden massaal is.
• De ramp zich in een rijk land plaatsvindt.
• Nieuwswaarde groot, spectaculaire beelden.
Een ramp krijgt weinig aandacht als:
• Het een sluipende ramp is. (Dit is een ramp waarvan de gevolgen na een tijd pas zichtbaar worden.)
• De ramp / gevolgen van de ramp lang duren
• De ramp zich in arme landen plaats vindt.
2.2 Waar en waarom beeft de aarde?
De aardkorst is niet één groot geheel maar bestaat uit meerdere platen die op het water drijven. Dit zijn bijvoorbeeld de verschillende werelddelen die uit elkaar liggen. Platentektoniek is het bewegen van die platen ten opzichte van elkaar.
De platen kunnen op drie verschillende manieren bewegen:
- convergent (naar elkaar toe)
- divergent (uit elkaar)
- horizontaal verschuivend (langs elkaar)
Convergent
Bij convergente plaatgrenzen glijdt de oceanische plaat onder de continentale, omdat oceanische platen zwaarder zijn. De natuurlijke krachten dwingen de oceaanbodem in een diepe trog naar beneden te buigen, terwijl de rand van de bovenste plaat wordt geplooid of gebroken. Dan krijg je dus een langwerpige, diepe kuil in de zeebodem. Het water komt vast te zitten en door de hitte wil het water stijgen en ontstaan er vulkanen.
Divergent
Bij divergente plaatgrenzen bewegen de platen uit elkaar. Door het uit elkaar gaan komt er lava omhoog. Dit lava verhardt en een oceanische rug waar nieuwe oceaankorst ontstaat. De oceanische ruggen liggen dan als grote bergketens op de bodem van de oceanen.
Horizontale verschuiving
De platen glijden langs elkaar. De meeste horizontaal verschuivende plaatgrenzen liggen onder water. Het langs elkaar glijden gaat niet soepel maar met schokken en veroorzaken hevige aardbevingen.
Gebergtevorming, aardbevingen en vulkanisme komen vooral voor aan de randen van de platen en zijn een direct gevolg van de beweging van de platen.
Het hypocentrum is de plaats waar de aardbeving begint. De plaats aan de oppervlakte boven het hypocentrum heet epicentrum.
Onderzeese vulkaanuitbarstingen of aardbevingen waarvan het epicentrum op de oceaanbodem ligt kunnen een vloedgolf of tsunami veroorzaken.
Seismologen meten de kracht van aardbevingen en onderzoeken de oorzaak daarvan. Ze gebruiken daarbij een seismograaf: een apparaat die de kracht van de trilling registreert.
Verdieping
In de divergente en horizontaal verschuivende zones komen vooral ondiepe aardbevingen voor en in convergente zones vooral diepe aardbevingen.
2.3 Horen aardbevingen en vulkanisme bij elkaar?
Vulkanisme komt aan de randen van de platen voor. Bij een eruptie komt gesmolten gesteente uit de aarde naar het aardoppervlak. Magma vloeit uit en wordt lava.
Als de druk in de vulkaan hoog is:
• Is de vulkaan voortdurend actief.
• Wordt er behalve lava ook as en stenen gespoten.
Stratovulkaan/kegelvulkaan
1) na een uitbarsting koelt de lavastroom af.
2) stolling, faseovergang van vloeistof naar vaste stof.
3) nieuwe laag gesteente ontstaat op vulkaanhelling. Gevolg: er ontstaan hoge vulkanen zoals Fuji, Etna en Vesuvius.
Schildvulkaan
1) dunne lava stroomt over groter gebied.
2) afkoeling van de lavastroom.
3) stolling, faseovergang van vloeistof naar vaste stof.
4) er ontstaat nieuwe laag gesteente. Gevolg: doordat de lava over een groter gebied stroomde, is een schildvulkaan breed en plat zoals Hawaï.
Spleetvulkaan
Lava komt omhoog uit spleten, die kilometers lang kunnen zijn zoals IJsland.
Caldera
Dit is een krater met een groot gat erin door een instorting of explosie. Zo is de Vesuvius en Krakatau ontstaan.
Als een vulkaan lang niet gewerkt heeft ontstaan er meren in de krater. Bij een uitbarsting wordt het water uitgespuugd en wordt het vermengd met vulkanische as van de helling. Samen wordt dit mengseltje 1 grote modderstroom: Lahar.
Werking van een geiser:
1) ondergrond van vulkanisch gebied is heet.
2) dieptewater gaat koken.
3) door stoom word het water onder druk gezet.
4) door de druk wordt het water en de stoom met kracht omhoog gespoten.
5) na het spuiten is de druk afgenomen (geiser hoeft niet meer te spuiten).
6) na een tijd loopt de druk weer op en begint alles opnieuw.
Verweerde lava op vulkaanhellingen levert vruchtbare bodems op. Vandaar dat de vulkaanhellingen dichtbewoond zijn.
Verdieping
Hotspots komen voor op de zeebodem en continent. Dat komt door geïsoleerd opstijgende magmastromen die door de aardkorst heen branden (mantelpluim). Zo is Hawaï ontstaan.
Een tweede uitleg -> In de aardkorst heb je heel eigenaardige plekjes, hotspots. Dat zijn plekjes waar zomaar in een rechte straal lava naar boven komt. De hotspot is altijd op hetzelfde plekje, maar zoals je weet verschuift de aardkorst wel! Dus dan krijg je dat de hotspot met lava als een soort brandend vuur overal gaten (vulkanen dus) maakt in de aardkorst. Bij Hawaï zie je dat goed, dat zijn ook allemaal eilandjes naast elkaar.
2.4 Weer of geen weer?
Door de ongelijke verwarming van het aardoppervlak ontstaan er luchtdrukverschillen. Lucht gaat van hogedrukgebieden naar lagedrukgebieden waardoor er wind ontstaat. Doordat de aarde draait ontstaat er op het noordelijke halfrond een afbuiging naar rechts, op het zuidelijk halfrond naar links.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
1 seconde geleden