Verschillende samenwerkingsorganistaties:
• Defensieve organisaties:
Doelstelling: handhaving vrede en veiligheid. Militaire acties worden, indien nodig, gecoördineerd uitgevoerd. NAVO, West Europese Unie
• Economische organisaties:
Doelstelling:bevordering handel en economie tussen de lidstaten.
CEVA,OESO
• Politieke organisaties:
Doelstelling: tot stand brengen nauwere band tussen de lidstaten.
VN, Raad van Europa
Raad van Europa: intergouvernementeel overlegorgaan van zelfstandige staten, gericht op Europa als democratische eenheid. 1949
Verenigde Naties: intergouvernementeel overlegorgaan van zelfstandige staten, met als doel democratische eenheid in de wereld te bevorderen.
OESO: Organisatie van Europese Samenwerking en Ontwikkeling. Hierin werd de onderlinge verdeelsleutel afgesproken. Aan welke landen Amerika Marshallhulp verschafte etc. voorheen OEES. 1948
EEG: Europese Economische Gemeenschap.
Doel: creëren van een gemeenschappelijk markt en het economische beleid op elkaar afstemmen. 1957
EGKS: Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal.
Supranationaal orgaan dat de Frans Duitse kolen en staal productie beheerde. 1951
Euratom: Europese Gemeenschap voor Atoomenergie
Een samenwerkingsorganisatie tussen Europese landen op het gebied van atoomenergie. 1958
EG: Europese Gemeenschap: EEG + Euratom + EGKS samengevoegd.
EVA of EFTA: Europese Vrijhandel Associatie met lidstaten voornamelijk uit Scandinavische landen en Alpenlanden. 1960
Comecon: Raad voor wederzijdse economische hulp. Een economische samenwerkingsorganisatie tussen communistische landen. 1949
CEVA: Centrale Europese Vrijhandel associatie.
Na de val van de Sovjet Unie was dit de nieuwe Comecon
Europese Unie: de EG werd in 1991 de Europese Unie. De EU bestaat uit:
De EPU (Europese politieke unie) en
De EMU (economische en monetaire unie. Verdrag van Maastricht
Waarom oprichting van de EU:
1. politiek machtsblok
2. Creëren van gemeenschappelijke afzetmarkt tegen de VS en de Sovjet unie
3. behouden van rust en veiligheid binnen Europa.
Twee vormen van Europese eenwording mogelijk:
Samenwerking: Organisatievorm waarbij het gaat om intergouvernementeel overleg waarbij elke staat gehele soevereiniteit behoudt.
Intergratie: Organisatievorm waarbij lidstaten bepaalde nationale bevoegdheden overdragen aan een overkoepelende organisatie.
Bij oprichting van de EEG hadden landen verschillende visies:
Frankrijk: wilde de politieke en economische macht van Duitsland inperken, met name de zware industrie
Duitsland: zag toetreding tot de EG als politieke erkenning en toelating tot een stabiele afzetmarkt
Op basis van deze verschillen zijn er 2 modellen:
1. Het Atlantisch model: bestaan van stevige banden tussen de EU en Noord Amerikaanse staten.
2. Het Rijnlandse model: de aandacht gaat uit naar het hart van de EU. Is meer continentaal gericht.
Verdrag van Schengen: verdrag met als doel afschaffing van grenscontroles tussen een aantal lidstaten van de EG. 1985
Verschillende snelheden:
Voordelen:Stokt het integratie proces niet
En haken er geen lidstaten af
Nadeel: uiteenvallen van Eu in kleine groepjes met verschillende idealen
Schaalvergroting: de wereld is een samenhangend geheel geworden door:
Import en export van producten
Uitwisseling van informatie
Politieke samenwerking
Landen van de EU:
1953 Nederland, België, Luxemburg, Frankrijk, Duitsland, Italië
1973 Verenigd Koninkrijk, Ierland, Denemarken
1981 Griekenland
1986 Spanje, Portugal
1995 Zweden, Oostenrijk, Finland
Landen die willen toetreden:
Malta, Cypres, Turkije, Tsjechië, Polen, Hongarije, Zwitserland
Verloop van het integratieproces:
1957: EEg als economische samenwerkingsverband...later samen met Euratom en EGKS omgevormd tot EG
1991: EG samen met EPU en EMU omgevormd tot de EU
Paragraaf 2
Nederland hoge inactiviteit: een groot deel van de bevolking is voor een lange tijd werkloos. Hierdoor daling van BNP.
Zwakke kanten van NL economie: - Hoge staatsschuld
- Hoge collectieve lasten
- Hoge inactiviteit
Sterke kanten van de NL economie:
- Hoog opgeleide bevolking
- Stabiel financieel economisch klimaat
- Kwalitatief hoogwaardige kennis infrastructuur
- Grote voorraden aardgas
- Kapitaalkrachtig
- Internationaal georiënteerde bedrijfsleven
Hoe meet men economische positie van een land:
- BNP per hoofd van de bevolking
- Verdeling beroepsbevolking over de verschillende categorieën bestaansmiddelen.
- Bruto Toegevoegde Waarde die de verschillende categorieën bestaansmiddelen leveren aan NL economie
- percentage werklozen van de totale bevolking
- aandeel van intra-EU-invoer van de totale invoer
- aandeel van intra-EU-uitvoer van de totale uitvoer
Beslissingen van de EU hebben gevolgen voor de economische ontwikkeling en positie in de beroepssectoren: 1. Landbouw
2. Visserij
3. Industrie
4. transport, diensten en distributie
1. Landbouw
Agrosector: categorie van agrarische bestaansmiddelen, bestaande uit akkerbouw, veeteelt, tuinbouw en bosbouw.
Verschillende soorten landbouw in de EU door:
Fysische factoren: klimaat, bodemvruchtbaarheid
Andere factoren: verschil in eetgewoonten, historische ontwikkeling van een land.
Regionale specialisatie: het verbouwen van producten in het land van de EU waar dat fysisch mogelijk is en economisch het goedkoopst is.
GLB: 1958 gemeenschappelijk landbouw beleid
GLB bestaat uit het structuurbeleid en markt en prijsbeleid
Het structuurbeleid: gericht op: - afzonderlijke verbetering van landbouwstructuur
- verhoging v.d. kwaliteit van producten
- ontwikkeling van efficiëntere productiewijze
(ruilverkaveling, mechanisering,automatisering)
Deze worden door de EU afzonderlijk gefinancierd
Europese commissie ziet er op toe dat afzonderlijke lidstaten geen maatregelen nemen die de onderlinge verhoudingen verstoren
EU treft steunmaatregelen voor de agrarisch zwakkere binnen de EU om afzetmogelijkheden van hun landbouwproducten te vergroten
Het markt- prijsbeleid: wanneer de reële marktprijs onder het vastgestelde niveau (richtprijs) kwam vulde de EU dit tekort aan. De EU kocht deze producten dan
tegen de minimumprijs. Op deze manier werd de prijs van landbouwproducten gehandhaafd.
Daarbij hielp de EU boeren d.m.v. exportsubsidies
Zo waren boeren in staat relatief goedkoop te produceren voor het buitenland.
Maar dit beleid bracht teveel nadelen en kosten met zich mee:
Want: - Aanbod werd groter dan de vraag- dus overschot- overschotten moesten verwerkt of opgeslagen worden- hoge kosten
- En de modernisering v.d. landbouw (gesteund door structuurbeleid)
zorgde voor overproductie.
- sommige prijzen bleven in prijs voortdurend onder het afgesproken niveau- dus EU veel geld kwijt aan subsidies.
GATT: General Agreement on Tarrifs and Trade is een overeenkomst tussen landen met het doel handelsbarrières af te breken.
Tegenwoordig WTO: World Trade organization
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
1 seconde geleden