Hoofdstuk 2, Politiek en ruimte

Beoordeling 5.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 1982 woorden
  • 16 januari 2004
  • 32 keer beoordeeld
Cijfer 5.6
32 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode
Verschillende samenwerkingsorganistaties:

• Defensieve organisaties:
Doelstelling: handhaving vrede en veiligheid. Militaire acties worden, indien nodig, gecoördineerd uitgevoerd. NAVO, West Europese Unie

• Economische organisaties:
Doelstelling:bevordering handel en economie tussen de lidstaten.
CEVA,OESO

• Politieke organisaties:
Doelstelling: tot stand brengen nauwere band tussen de lidstaten.
VN, Raad van Europa

Raad van Europa: intergouvernementeel overlegorgaan van zelfstandige staten, gericht op Europa als democratische eenheid. 1949

Verenigde Naties: intergouvernementeel overlegorgaan van zelfstandige staten, met als doel democratische eenheid in de wereld te bevorderen.

OESO: Organisatie van Europese Samenwerking en Ontwikkeling. Hierin werd de onderlinge verdeelsleutel afgesproken. Aan welke landen Amerika Marshallhulp verschafte etc. voorheen OEES. 1948

EEG: Europese Economische Gemeenschap.
Doel: creëren van een gemeenschappelijk markt en het economische beleid op elkaar afstemmen. 1957

EGKS: Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal.
Supranationaal orgaan dat de Frans Duitse kolen en staal productie beheerde. 1951

Euratom: Europese Gemeenschap voor Atoomenergie
Een samenwerkingsorganisatie tussen Europese landen op het gebied van atoomenergie. 1958

EG: Europese Gemeenschap: EEG + Euratom + EGKS samengevoegd.

EVA of EFTA: Europese Vrijhandel Associatie met lidstaten voornamelijk uit Scandinavische landen en Alpenlanden. 1960

Comecon: Raad voor wederzijdse economische hulp. Een economische samenwerkingsorganisatie tussen communistische landen. 1949

CEVA: Centrale Europese Vrijhandel associatie.
Na de val van de Sovjet Unie was dit de nieuwe Comecon

Europese Unie: de EG werd in 1991 de Europese Unie. De EU bestaat uit:
De EPU (Europese politieke unie) en
De EMU (economische en monetaire unie. Verdrag van Maastricht
Waarom oprichting van de EU:
1. politiek machtsblok
2. Creëren van gemeenschappelijke afzetmarkt tegen de VS en de Sovjet unie
3. behouden van rust en veiligheid binnen Europa.

Twee vormen van Europese eenwording mogelijk:
Samenwerking: Organisatievorm waarbij het gaat om intergouvernementeel overleg waarbij elke staat gehele soevereiniteit behoudt.

Intergratie: Organisatievorm waarbij lidstaten bepaalde nationale bevoegdheden overdragen aan een overkoepelende organisatie.

Bij oprichting van de EEG hadden landen verschillende visies:
Frankrijk: wilde de politieke en economische macht van Duitsland inperken, met name de zware industrie
Duitsland: zag toetreding tot de EG als politieke erkenning en toelating tot een stabiele afzetmarkt

Op basis van deze verschillen zijn er 2 modellen:
1. Het Atlantisch model: bestaan van stevige banden tussen de EU en Noord Amerikaanse staten.
2. Het Rijnlandse model: de aandacht gaat uit naar het hart van de EU. Is meer continentaal gericht.
Verdrag van Schengen: verdrag met als doel afschaffing van grenscontroles tussen een aantal lidstaten van de EG. 1985

Verschillende snelheden:
Voordelen:Stokt het integratie proces niet
En haken er geen lidstaten af
Nadeel: uiteenvallen van Eu in kleine groepjes met verschillende idealen

Schaalvergroting: de wereld is een samenhangend geheel geworden door:
Import en export van producten
Uitwisseling van informatie
Politieke samenwerking
Landen van de EU:
1953 Nederland, België, Luxemburg, Frankrijk, Duitsland, Italië
1973 Verenigd Koninkrijk, Ierland, Denemarken
1981 Griekenland
1986 Spanje, Portugal
1995 Zweden, Oostenrijk, Finland

Landen die willen toetreden:
Malta, Cypres, Turkije, Tsjechië, Polen, Hongarije, Zwitserland
Verloop van het integratieproces:
1957: EEg als economische samenwerkingsverband...later samen met Euratom en EGKS omgevormd tot EG
1991: EG samen met EPU en EMU omgevormd tot de EU

Paragraaf 2

Nederland hoge inactiviteit: een groot deel van de bevolking is voor een lange tijd werkloos. Hierdoor daling van BNP.

Zwakke kanten van NL economie: - Hoge staatsschuld
- Hoge collectieve lasten
- Hoge inactiviteit

Sterke kanten van de NL economie:
- Hoog opgeleide bevolking
- Stabiel financieel economisch klimaat
- Kwalitatief hoogwaardige kennis infrastructuur
- Grote voorraden aardgas
- Kapitaalkrachtig
- Internationaal georiënteerde bedrijfsleven

Hoe meet men economische positie van een land:
- BNP per hoofd van de bevolking
- Verdeling beroepsbevolking over de verschillende categorieën bestaansmiddelen.
- Bruto Toegevoegde Waarde die de verschillende categorieën bestaansmiddelen leveren aan NL economie
- percentage werklozen van de totale bevolking
- aandeel van intra-EU-invoer van de totale invoer
- aandeel van intra-EU-uitvoer van de totale uitvoer

Beslissingen van de EU hebben gevolgen voor de economische ontwikkeling en positie in de beroepssectoren: 1. Landbouw
2. Visserij
3. Industrie
4. transport, diensten en distributie

1. Landbouw
Agrosector: categorie van agrarische bestaansmiddelen, bestaande uit akkerbouw, veeteelt, tuinbouw en bosbouw.

Verschillende soorten landbouw in de EU door:
Fysische factoren: klimaat, bodemvruchtbaarheid
Andere factoren: verschil in eetgewoonten, historische ontwikkeling van een land.

Regionale specialisatie: het verbouwen van producten in het land van de EU waar dat fysisch mogelijk is en economisch het goedkoopst is.

GLB: 1958 gemeenschappelijk landbouw beleid
GLB bestaat uit het structuurbeleid en markt en prijsbeleid
Het structuurbeleid: gericht op: - afzonderlijke verbetering van landbouwstructuur
- verhoging v.d. kwaliteit van producten
- ontwikkeling van efficiëntere productiewijze
(ruilverkaveling, mechanisering,automatisering)
Deze worden door de EU afzonderlijk gefinancierd
Europese commissie ziet er op toe dat afzonderlijke lidstaten geen maatregelen nemen die de onderlinge verhoudingen verstoren
EU treft steunmaatregelen voor de agrarisch zwakkere binnen de EU om afzetmogelijkheden van hun landbouwproducten te vergroten

Het markt- prijsbeleid: wanneer de reële marktprijs onder het vastgestelde niveau (richtprijs) kwam vulde de EU dit tekort aan. De EU kocht deze producten dan
tegen de minimumprijs. Op deze manier werd de prijs van landbouwproducten gehandhaafd.
Daarbij hielp de EU boeren d.m.v. exportsubsidies
Zo waren boeren in staat relatief goedkoop te produceren voor het buitenland.

Maar dit beleid bracht teveel nadelen en kosten met zich mee:
Want: - Aanbod werd groter dan de vraag- dus overschot- overschotten moesten verwerkt of opgeslagen worden- hoge kosten
- En de modernisering v.d. landbouw (gesteund door structuurbeleid)
zorgde voor overproductie.
- sommige prijzen bleven in prijs voortdurend onder het afgesproken niveau- dus EU veel geld kwijt aan subsidies.

GATT: General Agreement on Tarrifs and Trade is een overeenkomst tussen landen met het doel handelsbarrières af te breken.
Tegenwoordig WTO: World Trade organization

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen

Tussen 1993 en 1996:
- inkomenstoeslagen gegeven aan landbouw als compensatie voor de verlaging van garantieprijzen
- maatregelen genomen om gebruik van productiemiddelen te beperken ( braaklegging, quotering van premies)
- handhaving van exportsubsidies en invoerheffingen

Deze maatregelen hadden de volgende consequenties:
- afname van productie door:
- braaklegging (granen) en quotering premies ( dierlijke sector)
- extensivering als gevolg van lagere prijzen
- afname v.d. export doordat:
- de EU consumptie sneller steeg dan de productie

Het vernieuwde beleid had gevolge voor de landbouwsectoren:
1. Akkerbouw: - de graansector krijgt directere concurrentie, vooral van de VS, waardoor grote afhankelijkheid ontstaat van steun van de EU. Wanneer deze uitblijft zijn de gevolgen zeer groot
- er bestaat geen marktordening voor de aardappelensector
Nederland is grootste producent dus meest hinder

2. Vlees: gevolgen van verminderde overheidsbescherming hebben op deze sector nauwelijks effect, omdat NL producenten tegen de marktprijs kunnen afzetten en dus nauwelijks verliezen zal leiden

3. Zuivel: Geen drastische wijzigingen dus nauwelijks gevolgen

4. Tuinbouw: door toenemende vrije handel tussen de EU- lidstaten wordt eigen markt minder beschermd. Daardoor is er meer concurrentie te verwachten van andere landen binnen en buiten de EU.

2. Visserij
Gemeenschappelijk visserij beleid:
Beleidsmaatregelen: - quotering: een per jaar per land vast gestelde maximale hoeveelheid vis dat er gevangen mocht worden.
- TAC: total allowable catch. Maximaal toegestane hoeveelheid die er van een bepaalde vissoort gevangen mag worden, bepaald door het biologisch minimum. Op lange termijn handhaven en verbeteren.
- EEZ: exclusieve economische zone. Territoriale wateren waar de aangrenzende kustlanden de voorwaarden en regels stelllen aan de visserij.

3. industrie
Door vergrote afzetmarkt: bedrijven in staat meer winst te behalen, die weer in verdere ontwikkeling van het bedrijf kan worden gestopt

Groeiende concurrentie zorgde ervoor:
- kleine bedrijven moesten stoppen
- grote bedrijven hun bedrijfsstructuur versterkten o.a. door de kennis die ze in het buitenland hadden opgedaan.

Nadeel van NL: kleine thuismarkt; daarom internationale contacten en handel van groot belang.

Als gevolg van economische samenwerking is de afzetmarkt enorm vergroot, maar de toegang
tot 1 Europese markt biedt naast veel mogelijkheden ook bedreigingen:
- men moet wedijveren met sterke concurrenten uit het buitenland.
Ook de overheid moet alert blijven:
- overheid moet bedrijven in staat stellen met succes te blijven werken. En binnen de EU moet gezorgd worden voor een zekere bescherming van Europese bedrijven tegen grote concurrentie van Amerikaanse en Japanse industrie.

4. Transport, diensten en distributie
Dynamische economie: het ontstaan van nieuwe bedrijven.
In Nederland hard gewerkt aan:
- een goed transport en distributienetwerk
Nederland aantrekkelijk door: goede toegankelijkheid en gunstige ligging

Globalisering/ mondialisering:
De samenhang tussen bedrijven over de hele wereld verspreid
Waardoor landsgrenzen zijn vervaagd. Hierdoor internationale concurrentie steeds scherper.
Trans- Europese netwerken: vervoers- en informatienetwerken van verschillende EU lidstaten die goed op elkaar aansluiten zodat goederen, diensten, mensen en informatie snel getransporteerd kunnen worden

Nederland distributieland om dit te behouden:
Zorgen voor een goede infrastructuur
Ontwikkelen van knooppunten in het transportnetwerk
2 mainports: toegangshaven van land tot land of
Knooppunten van internationale vervoersnetwerken
- zeehaven Rotterdam
- luchthaven Schiphol

paragraaf 3

Regionale differentiatie: sociale, economische, politieke of culturele verschillen tussen bepaalde deelgebieden of landen
Regionale ongelijkheid: onrechtvaardig sociaal- economische verschillen tussen bepaalde deelgebieden of landen

NUTS: statistische verdeling van EU lidstaten in deelgebieden, namelijk landsdelen, provincies en COROP gebieden

NUTS 1 niveau: verdeeld in landsdelen
NUTS 2 niveau: verdeeld in provincies
NUTS 3 niveau: verdeeld in COROP gebieden oftewel regio’s

Criteria om regionale ongelijkheid te vergelijken:
- het BRP Bruto Regionaal Product per inwoner
- mate werkloosheid
- structuur werkgelegenheid

Eu wil grote verschillen rijk en arm tussen de regio’s verkleinen om:
- grote arbeidsmigratie binnen de EU tegen te gaan
Daarom heeft de EU structuurfondsen beschikbaar gesteld:
- EFRO: Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling
- ESF: Europees Sociaal Fonds
- EOGFL: Europees Oriëntatie en GarantieFonds voor de Landbouw

Om te bepalen waar het geld van de verschillende fondsen heen gaat zijn er verschillende type regio’s te onderscheiden:
- doelstelling 1 regio’s: het BRP ligt hier meer dan 25% lager dan het gemiddelde van de EU.
Steunmaatregelen hebben betrekking op:
- ontwikkelen van infrastructuur
- verbeteren van energie en drinkwatervoorzieningen
- aanmoediging van onderzoek en ontwikkeling
- verschaffen van opleidingsmogelijkheden
- hulp aan kleine bedrijven

- doelstelling 2 regio’s: gebieden waar het scheppen van werkgelegenheid en verbetering van het milieu vooropstaan.
- nieuwe bedrijven aanmoedigen te vestigen
- grond en gebouwen beschikbaar maken
- stimuleren onderzoek en ontwikkeling
- contacten tussen universiteiten en industrie bevorderen

Doelstelling 5b regio’s: accent ligt op het scheppen van niet agrarische werkgelegenheid:
- ontvolking van het platte land tegengaan

Internationalisering: verspreiding van en samenwerking tussen bedrijven verspreid over verschillende landen
Globalisering: de samenhang tussen bedrijven over de hele wereld, waardoor landsgrenzen zijn vervaagd.
Joint ventures: afspraken tussen bedrijven in verschillende landen om samen aan een project te werken

Globalisering mogelijk door:
1. technologische ontwikkeling
2. de rol van multinationals
vestigen zich in zoveel mogelijk landen om:
- te profiteren van lage lonen landen
- protectionistische maatregelen te omzeilen
- grondstofwinning in eigen beheer
- om afzetmarkt te vergroten
3. de rol van de overheid
Beschermen van eigen bedrijven door:
- treffen van protectionistische maatregelen
- aansluiten bij economisch machtsblok als EU
- vestiging van buitenlandse bedrijven aantrekkelijk maken door: vrijhandelzones in te stellen, gunstige inversterings en handelsvoorwaarden aan te bieden, of zorgen voor gunstige industriële infrastructuur

Triadisering: proces waarbij steeds meer economische en politieke relaties ontstaan door 3 machtsblokken in de wereld: West Europa, Noord- Amerika, Japan

Proces triadisering mogelijk door:
- toename kapitaalintensieve productieprocessen
- snelle technologische ontwikkelingen
- koopkracht en homogeniteit binnen de triade
- protectionisme van de 3 kernregio’s

Proces triadisering mogelijk door:
- toename kapitaalintensieve productieprocessen
- snelle technologische ontwikkelingen
- koopkracht en homogeniteit binnen de triade
- protectionisme van de 3 kernregio’s

Fort Europa: interne openheid, maar een sterke ontwikkeling van haar buitengrenzen.

Verdrag van Rome: 1957 oprichting EEG
- harmonische ontwikkeling o.a. wereldhandel
- geleidelijke afschaffing van beperking in internationaal handelsverkeer.
- Een verlaging van tariefmuren

Protectionistische maatregelen door EU om interen markt af te schermen tegen import van goedkope goederen:
- tariefmuren: invoerrechten
- contingentering: Quotum vastgesteld
- grensbelemmeringen
- technische handelsbelemmeringen

handelsbetrekkingen om economische relaties te versterken ontstaan vanwege:
- geografische nabijheid van landen EFTA
- relaties met voormalige koloniën ACP landen
- gelijkwaardige economische ontwikkelingen NAFTA

de EU volgende bilaterale en multilaterale overeenkomsten:
1. betrekkingen met de EFTA
2. betrekkingen met Midden en Oost Europa
3. betrekkingen met NAFTA, Japan, NIC’s
4. betrekkingen met ACP landen
5. betrekkingen landen rond de middellandsezee
6. betrekkingen met GSP landen
2. het phare programma
De associatie akkoorden
TACIS programma

3. MFN clausule

4. – vrije toegang producten
- EU subsidies STABEX systeem
- Financieringsfaciliteiten SYSMIN systeem

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.