Zit je in de bovenbouw van havo of vwo?

Vul dan deze vragenlijst in over jouw studiekeuze en maak kans op een van de cadeaubonnen van 20 euro.

Meedoen

Hoofdstuk 2

Beoordeling 7.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 2e klas vwo | 1331 woorden
  • 11 februari 2008
  • 106 keer beoordeeld
Cijfer 7.2
106 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode
ADVERTENTIE
Vacature! Wij zoeken een redacteur voor 4-8 uur per week

Ben je op zoek naar een leuke bijbaan, maar is vakkenvullen of een krantenwijk niet echt wat voor jou? Kom dan werken bij Scholieren.com in Utrecht! Als je nieuwsgierig bent, goed met taal en niet bang om mensen aan te spreken, moet je zeker even verder lezen.

Meer weten
H2: Europa, verenigd of versnipperd?

§5 Europa, variatie in de natuur
Je kunt europa aan 3 natuurkenmerken herkennen:
1. Europa is een shiereiland van Azie, en heeft een er gelede(= met ongerelmatige vorm) kust.
2. Europa is een klein werelddeel.
3. Europa heeft veel relief: van laagland tot hooggebergte.
Europa heeft alle landschappen van de gematigde zone en poolstreken. Grote delen van Europa hebben een gematigd klimaat, je kunt er dus goed wonen (het is niet te koud, niet te warm, niet te nat, niet te droog), maar toch zijn er grote verschillen.

§6 Europa: bevolking en cultuur
Europa is de derde bevolkingsconcentratie in de wereld. Europa heeft een grote bevolkingsdichtheid, maar niet heel Europa is dichtbevolkt.
Het aantal inwoners groeit door sociale bevolkingsgroei en natuurlijke bevolkingsgroei. Een aantal landen in Europa heeft een sterfteoverschot. Veel mensen moeten door conflicten migreren, maar ook arbeidsmigratie is een reden om te verhuizen. De regels om Europa binnen te komen zijn zo streng dat men ook wel spreekt van fort Europa.
In Europa hebben niet alle volken een eigen staat, wat kan leiden tot problemen. Bijvoorbeeld als een volk hun eigen taal niet mogen spreken. Of hun eigen godsdienst niet mogen beoefenen.
Op 2 manieren word geprobeerd vrede te houden:
1. Er werken 25 staten samen als Europese Uni. De EU wil welvaart, democratie en veiligheid. Het streven om
Europa tot een meer eenheid te komen, noem je Europese integratie.
2. Regionale autonomie is de grotere zelfstandigheid binnen een staat.

§7 Ongelijkheid in Europa
De Europese kernregio is door verschillende factoren ontstaan:
1. Het gebied heeft gunstige natuurlijke omstandigheden (bijv.: vruchtbare boden, goede natuurlijke havens).
2. Er werd veel geld geinvesteerd in ontwikkeling van de techniek. De snelle opkomst van de industrie heet de
Industriele Revolutie.
3. Door enorme verstedelijking zijn grote consumenten- en arbeidsmarkten ontstaan. Er zijn genoeg werknemers
en klanten om de producten te verkopen.
West-Europa is een van de rijkste regio’s, en om aan de top te blijven heb je een aantal dingen nodig. Bestaansmiddelen, infrastructuur en handelsmogelijkheden worden steeds vernieuwd. Eerst speelde zware industrie een hoofdrol, nu gaat het om ‘kennisintensieve’ industrie.
Europa heeft rijke en arme gebieden. Arme regio’s in de EU hebben daarom veel duurzame ontwikkelingshulp gekregen. Het meeste geld gaat naar achtergebleven regio’s, waar er minder dan 75% van het Europese gemiddelde wordt verdiend.
Een aantal landen hebben veel hulp gekregen van de EU, waaronder Spanje. Ze zijn erg vooruit gegaan, maar is dat ook zo als je inzoomt op de regio’s van een land? Toen Spanje in 1986 bij de EU kwam waren vooral de droge, dunbevolkte gebieden achtergebleven. Nadat ze waren toegetreden werd er veel geld geinvesteerd in vooral de verbetering van de infrastructuur. Wel zijn er verschillen in regionale ontwikkeling. Sommige regio’s zijn hypermodern, maar in andere is maar kleine vooruitgang.

§8 De ontwikkeling van Oost-Europa
economische verschillen met West-Europa
Oost West
Slechte producten Goede producten
Hoge werkloosheid Lage werkloosheid
Dit komt door het verschil in plan- en vrijemarktseconomie.

Slovenie, Estland, Letland, Litouwen, Polen, Tsjechie, Slowakije en Hongarije traden in 2004 toe in de EU. Omdat zij liggen dicht bij de Westerse markt. En zij voldeden aan de volgende 4 eisen: democratie, mensenrechten naleven, vrijemarktseconomie hebben en een goed bestuur.
Regionaal is er verschil tussen Oost-Europese landen, in inkomens en grootte. De inkomens komt door het verschil in economie. En als de landen klein zijn van grootte kunnen zij zich makkelijker aanpassen dan een land dat groot is van grootte.
De West-Europese landen moeten de nieuwe lidstaten steun geven om hun een succes te laten zijn.

Basisnummers

B29: Soorten Klimaten:
- Poolklimaat: Het hele jaar koud, neerslag valt er meestal in de vorm van sneeuw.
- Tropisch klimaat: Het hele jaar warm, valt veel regen.
- Zeeklimaat: In de zomers nooit erg warm en in de winters nooit erg koud, het hele jaar regen.
- Landklimaat: Winters zijn koud en de zomers zijn warm, er valt het hele jaar door regen, maar nooit heel veel.
- Droog (aride) klimaat: Valt heel weinig neerslag.

B32 Temperatuurfactoren
- Breedteligging: hoe hoger de breedte, hoe kouder
- Hoogteligging: hoe hoger op een berg, hoe kouder (elke 1000m 6˚C kouder)
- Land-zeeverdeling: langzaam of snel warmer?
- Wind- en zeestromen:aanvoer van kou of van warmte van elders
- Ligging van gebergten:wel of niet beschut ?

B45: Het ontstaan van neerslag
Neerslag heeft te maken met opstijgende lucht. Lucht die opstijgt, koelt af en koude lucht kan minder water bevatten dan warme lucht. Dus dan kan het dus gaan regenen.

B51: Klimaatsysteem Köppen
Zone A: tropische vegetatie, de isotherm is 18˚C in de koudste maand.
Zone B: woestijn vegetatie
Zone C: gebied met loofbomen, de isotherm is -3˚C in de koudste maand.
Zone D: gebied met naaldbomen, de isotherm is +10˚C in de warmste maand.
Zone E: gebied met toendra’s of eeuwig ijs
Aan de klimaten A, C en D worden extra letters toegevoegd:
f = fehlt, de droge tijd ontbreekt (er valt neerslag in alle jaargetijden)
s = Sommer, de droge tijd valt in de zomer
w = Winter, de droge tijd valt in de winter

B56: Reliëf
- Hooggebergte: meeste toppen hoger dan 1500m. (VS)
- Middelgebergte: meeste toppen zijn tussen de 500m en de 1500m in. (Duitsland)
- Heuvelland: meeste toppen tussen de 200m en de 500m. (Zuid-Limburg)
- Laagland: meeste toppen lager dan 200m. (Zuid-Holland)

B71: Natuurlijke zones op aarde
- Landijs en drijfijs, temperatuur nooit boven de 0˚C. Er groeit niets.
- Toendra, de zomertemperatuur is lager dan 10˚C er groeien in de zomer grassen, mossen en lage struiken.
- Naaldbossen (taiga) niet kouder in de zomermaanden dan 10˚C maan niet hoger dan 15˚C. Er groeien naaldbomen
- Loofbossen, als de temperatuur in de zomermaanden hoger dan 15˚C dan kunnen er loofbomen groeien.
- Tropisch regenwoud, Het bos is heterogeen. Het is er altijd warm. Het is er nooit winter.
- Savanne, er valt een aantal maanden per jaar geen regen. Overgangsgebied tussen gras en bomen
- Woestijn(steppe), bestaat uit doornige struiken en grassoorten. Er valt haast geen neerslag.
- Woestijn, zanderige bodem, er groeit niets. Er is geen neerslag.

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen

B71: Natuurlijke zones op aarde
- Landijs en drijfijs, temperatuur nooit boven de 0˚C. Er groeit niets.
- Toendra, de zomertemperatuur is lager dan 10˚C er groeien in de zomer grassen, mossen en lage struiken.
- Naaldbossen (taiga) niet kouder in de zomermaanden dan 10˚C maan niet hoger dan 15˚C. Er groeien naaldbomen
- Loofbossen, als de temperatuur in de zomermaanden hoger dan 15˚C dan kunnen er loofbomen groeien.
- Tropisch regenwoud, Het bos is heterogeen. Het is er altijd warm. Het is er nooit winter.
- Savanne, er valt een aantal maanden per jaar geen regen. Overgangsgebied tussen gras en bomen
- Woestijn(steppe), bestaat uit doornige struiken en grassoorten. Er valt haast geen neerslag.
- Woestijn, zanderige bodem, er groeit niets. Er is geen neerslag.

B100 Leeftijdsgrafieken
Een leeftijdsgrafiek is een staafdiagram dat de leeftijdsopbouw van de bevolking laat zien.
De staven zijn in tweeën gesplitst. Mannen en vrouwen.

B101 Vergrijzing en ontgroening
Een belangrijk bevolkingskenmerk is de gemiddelde leeftijd van een bevolking.
Vergrijzing = aantal 65+ers nemen toe
Ontgroening = vermindering van het aantal mensen tot 19 jaar.
Vergrijzing en ontgroening kun je goed zien door vergelijking van tijd. Bijvoorbeeld een leeftijdsgrafiek van 2000 en één van 1950.

B107 Cultuurgebieden
Je kunt de wereld indelen in zeven grote cultuurgebieden. Bijvoorbeeld:de westerse wereld (bestaat uit Noord-Amerika en Europa). Deze indeling hebben is op mondiale schaal. Je let dus alleen op de hoofd lijnen

B124 Grondstof of markt
Factoren bij keuze van een vestigingsplaat:
-Grondstofgebonden: Bedrijven die veel zware grondstoffen gebruiken (zware industrie).
Vestigingsplaats: bij vindplaats grondstoffen of bij andere gunstige plek (diep vaarwater of pijpleiding)
-De overige bedrijven zijn marktgebonden.
Twee soorten markten:
-Consumenten markt: mensen en bedrijven die hun producten willen kopen. Vestigingsplaats: in dichtbevolkte, stedelijke
gebieden.
-Arbeidsmarkt (vraag en aanbod van werk): bedrijven zoeken goed opgeleide werknemers, werknemers zoeken een baan.
Vestigingsplaats: in dichtbevolkte, stedelijke gebieden.

B127 Agglomeratievoordelen
Een agglomeratie is een stad met daaraan vastgegroeide (voor)steden en dorpen. Maar een agglomeratie is ook een ruimtelijke samenballing van mensen en bedrijven. Het is een voordeel voor bedrijven om zich daar te vestigen. Die voordelen heten agglomeratievoordelen.

Hier voorbeelden:
- Een grote bevolking is voordelig omdat er veel beroepsbevolking is en veel klanten om aan te verkopen.
- Een bedrijf heeft altijd andere bedrijven nodig, of voor afzet van eigen producten, of voor toelevering van
onderdeken. Ook heeft een bedrijf een reclamebureau, schoonmaakbedrijf enzovoort nodig. De meest bedrijven
leveren hun product niet aan de consument, maar aan andere bedrijven.
- In een dichtbevolkt gebied is de infrastructuur vaak goed.

B192 Economische systemen
In een kapitalistisch land wordt de productie geleid door particuliere ondernemers. Elke ondernemer bepaalt voor zijn eigen onderneming wat er en hoeveel er geproduceerd wordt. Het kapitalistische productiesysteem wordt vrijemarktseconomie genoemd.
In een communistisch land wordt de productie geleid door de staat. Bedrijven zijn eigendom van de staat. Dat wordt ook wel planeconomie genoemd.

REACTIES

A.

A.

hee raun!
Je samenvatting is echt goed van AK. Ik was zelf al bezig maar ik dacht misschien staat er 1tje op internet, en ja! Super erg bedankt

xxanoniem

16 jaar geleden

F.

F.

Hey Raun, super samenvatting, heb er echt heel veel aan.

12 jaar geleden

P.

P.

Het is sommer en winter trokken ofz , miss dat je dit er ook bij kan doen. (Köppen)

9 jaar geleden

A.

A.

Heel erg bedankt! Dit is hoop ik mijn laatste hoop :P!

7 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.