§1 Soorten energie.
A. Waar komt de meeste energie vandaan?
Spierarbeid bestaat nog steeds, bijv. bij bouwvakkers en bij allerlei sporten. De zon zorgt er ook voor dat de lucht in beweging komt. Warme lucht stijgt en koude lucht daalt. Door deze luchtbewegingen ontstaat wind. Dankzij wind kunnen zeilschepen varen en molens draaien. Warmte zorgt ervoor dat vocht verdampt. Er ontstaan wolken en het kan gaan regenen. Zo ontstaan rivieren en in die rivieren kunnen mensen water molens bouwen. De energie die windmolens en watermolens leveren, gebruikten we vroeger om hout te zagen, graan te malen en gebieden droog pompen.
B. Welke soorten energie gebruiken we het meest?
Zonne-energie, waterkracht en wind worden nog steeds gebruikt, maar ze zijn niet meer zo belangrijk als vroeger. Tegenwoordig gebruiken we vooral steenkool, aardolie en aardgas. Ze zijn ontstaan uit planten en dieren die lang geleden geleefd hebben. Eigenlijk kun je steenkool, aardolie en aardgas dus beschouwen als een soort zonne-energie die heel lang in de bewaard is. Resten van planten en dieren die vroeger geleefd hebben noemen we fossielen, steenkool, aardolie en aardgas noemen we daarom fossiele energie. Dat wordt bijv. gebruikt bij diesel en benzine. Dat zijn aardolie producten. Aardgas wordt in Nederland gebruikt om te koken en om huizen te verwarmen. Steenkool wordt veel gebruikt in elektriciteitscentrales en hoogovens.
C. Waar wordt veel energie gebruikt?
Er zijn grote verschillen tussen de landen als je kijkt naar het gebruik van energie. Vergelijk je het energiegebruik van een land met de hoeveelheid energie die een land produceert, dan krijg je de energiebalans. Als een land precies evenveel energie produceert als het gebruikt, is de energiebalans nul. Als een land meer energie produceert dan het verbruikt noem je dat positieve energiebalans. Als je een negatief energiebalans hebt verbruik je meer energie dan je produceert. Bij energiegebruik is de welvaart en de manier waarop mensen leven van belang. Rijke landen gebruiken veel energie voor bijv. fabrieken en auto’s.
§2 Fossiele energie.
A. Hoe ontstaan fossiele brandstoffen?
Toen Europa 350 mlj. jaar een tropisch klimaat had, ontstonden de fossiele brandstoffen. Op het land groeiden dichte bossen, bij overstromingen kwamen laag-gelegen gebieden soms onder water te staan. In het zoute zeewater gingen de bomen dood. Ze vielen om en vormden op de bodem van de zee een dik pak boomstammen, takken en bladeren. Ze werden bedekt met dikke lagen zand en klei. De plantenresten werden in elkaar gedrukt en veranderden langzaam in veen en daarna in steenkool. Dit noem je het inkolingsproces. Bij dit inkolingsproces worden gassen uit de plantenresten gedrukt. Zo is aardgas ontstaan. Een andere fossiele brandstof is aardolie, dat ontstaat uit plankton. Dit zijn kleine plantjes en diertjes die in zee leven. Als ze doodgaan zakken ze naar de bodem. Daar liggen ze tussen zandkorrels en de resten van schelpen. De laag waarin deze olie ontstaat, noem je het moedergesteente. Onder die lagen verzamelen olie en gas zich in holtes tussen zandkorrels. De laag waarin dat gebeurt, noemen we het reservoirgesteente.
B. Hoe worden fossiele brandstoffen gewonnen?
Mijnwerkers die onder de grond werken, soms wel 1000 meter diep, werken in een schachtbouw. De steenkool die we nu gebruiken, komt bijv. uit Polen en Zuid-Afrika. In Polen zijn de lonen van de mijnwerkers laag en in Zuid-Afrika ligt de steenkool aan de opp. Daar word het steenkool met graafmachines afgezocht. Deze mijnbouw in de openlucht heet dagbouw.
Voor winning van aardgas en aardolie wordt eerst een boortoren gebouwd, daarmee worde er een gat in de grond geboord tot in de lag waarin olie of gas zit. In zee wordt gewerkt vanaf booreilanden. Vooral op het continentaal plat zit veel olie en gas. Het continentaal plat is het deel van de zee dat minder dan 200 m diep is.
C. Welke nadelen hebben fossiele brandstoffen?
Fossiele brandstoffen hebben grote nadelen.
- Ze worden bijv. maar heel langzaam bijgemaakt. (elke dag word het dus steeds iets minder)
- Fossiele brandstoffen zijn slecht voor het milieu. Vooral bij het verbranden van steenkool komen veel schadelijke stoffen vrij. De toename van CO2 zorgt ervoor dat het klimaat verandert. Aardgas is minder schadelijk.
- Door de winning van steenkool, olie of gas kan de grond verzakken. Hierdoor kunnen lichte aardbevingen ontstaan.
§3 Elektriciteit.
A. Wat is thermo-elecktriciteit?
In Nederland maken we vooral elektriciteit in thermocentrales. Dat zijn fabrieken waar fossiele energie verbrand wordt om elektriciteit te maken. Met fossiele energie wordt water gekookt en dat warme water levert stroom. Deze stoom zorgt ervoor dat grote dynamo’s gaan draaien. Zo ontstaat elektriciteit. De meeste thermocentrales in Nederland werken op aardgas. Die brandstof wordt op verschillende plaatsen in Nederland gewonnen. Enkele centrales in Nederland werken op steenkool of op aardolie. Die brandstoffen komen uit het buitenland. Als het in de winter heel koud is, dan gebruiken de centrales tijdelijk geen gas, maar olie of steenkool. Op die manier is er voldoende gas beschikbaar voor de verwarming van woningen en bedrijven. Nadelen thermocentrales: - er komen veel afvalstoffen in de lucht.
- er is veel water nodig voor de koeling.
Bij het verbranden van fossiele brandstoffen worden de machines warm, om deze machines te koelen, wordt water uit de zee of uit rivieren gepompt. Dit water stroomt langs de machines, de machines worden daardoor gekoeld omdat de warmte in het water gaat zitten. Dit warme water, het koelwater, komt terug in het zee- of rivierwater. Soms wordt het zee- of rivierwater daardoor zo warm, dat bepaalde planten of dieren er niet meer kunnen leven. We spreken dan van thermische verontreiniging. Het warme water is heel geschikt om huizen of kassen te verwarmen, als dat gebeurd noem je dat stadsverwarming.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
1 seconde geleden