Hoofdstuk 1: Vervoer en vervoerssystemen
1 Vervoer: we kunnen niet zonder
Vervoer is het verplaatsen van mensen, goederen, energie of informatie:
Het verplaatsen van mensen is migratie (langdurig) of forensisme (kortdurend), het verplaatsen van goederen of energie is transport en het verplaatsen van informatie is communicatie.
Verkeer is alle bewegingen die vervoermiddelen maken en infrastructuur is alle ruimtelijke elementen die nodig zijn om vervoer mogelijk te maken.
Logistiek: Alle handelingen die nodig zijn om producten in de juiste hoeveelheid, op de juiste plaats en tijd aanwezig te laten zijn.
Transportonderneming (vervoerder) kan diensten leveren aan opdrachtgevers(verlader):
- Los transport: vervoerder stelt vervoermiddel en bestuurder beschikbaar aan verlader. Vervoerder doet transport, verlader maakt totale planning;
- Transportcentrum: verlader biedt hoeveelheden goederen aan ® transportcentrum zorgt voor planning en uitvoering van transport;
- Distributiecentrum/logistiek centrum: goederen onder beheer van een distributiecentrum dat verantwoordelijk is voor alle logistiek.
Vervoer komt tot stand door verschillende kenmerken tussen gebieden. Er zijn ruimtelijke verschillen tussen gebieden (differentiatie) en dus is er verplaatsing daartussen (interactie). Interactietheorie van Ullman: drie voorwaarden zijn nodig voordat er sprake is van ruimtelijke verplaatsing van goederen, mensen, energie en informatie:
- Complementariteit: het ene gebied heeft iets aanvullends voor het andere gebied;
- Intervening opportunity: een dichterbij gelegen alternatief;
- Transferability: absolute afstand (in km) en de relatieve afstand (tijd, kosten en moeite).
Voor ruimtelijke interactie zijn vervoermiddelen en infrastructuur nodig.
2 Is elk transportmiddel geschikt?
De keuze van transportmiddel hangt af van:
- soort goederen; - hoeveelheid goederen;
- af te leggen afstand; - kosten van laden en lossen;
- fysische omstandigheden; - tijd.
Vervoermiddelen concurreren, maar kunnen ook niet zonder elkaar. Belangrijkste transportvormen: rail- en wegvervoer, binnen- en zeevaart, pijpleiding, draad- en televerbindingen.
De factoren die een rol spelen bij vervoerskosten:
- afstand;
- concurrentie (grotere concurrentie = lagere prijs mits capaciteit groot genoeg)
- capaciteit (bv: het aantal vliegtuigen en zitplaatsen)
- constante kosten(aanleg-, laad- en loskosten® terminalkosten): blijven gelijk
- variabele kosten(elektriciteitsverbruik, uurloon etc.): nemen toe met aantal kilometers
Verhouding tussen constante en variabele kosten verklaart prijsverschil tussen verschillende soorten vervoersmiddelen.
De keuze waar een route moet komen, ligt aan de volgende 3 factoren:
- Invloed van het natuurlijk milieu: reliëf, droogte, kou en verdeling van land en water.
Water kan een obstakel zijn, maar vervoer over water is ook meestal goedkoper;
- Aanlegkosten (laag door weinig routes), gebruikersgemak (veel en snelle routes) en de gebruikerskosten (bij hoge kosten, een omweg): wordt een afweging en compromis gemaakt;
- Politiek-economisch systeem: bijv. meer grenscontrole, dus minder overgangen
Het aantal omwegen kan in de loop der tijd verminderen door gebruik van luchtvaart of meer aanleg van directere verbindingen, omdat mensen hun spullen van verder halen.
3 Vervoerssystemen
Vervoerssysteem/transportnetwerk(door transportlijnen verbonden plaatsen) bestaat uit:
- knooppunten (hubs): plaatsen waar transportlijnen samenkomen en goederen worden verzameld verdeeld of doorgevoerd;
- verbindingen (spokes): transportlijnen tussen plaatsen.
Eerst worden de goederen verzameld op één plek, dit heet het collectienetwerk. Dan worden ze verplaatst, het verplaatsingsnetwerk. Dan moeten ze nog verdeeld worden vanuit één plaats: het distributienetwerk.
Een vervoerssysteem ontwikkelt zich in 4 fases:
1. beginstadium met plaatselijke verbindingen
2. koppeling of integratie: losse plaatselijke verbindingen worden aan elkaar geknoopt
3. investering en/of uitbereiding van de verbindingen
4. selectie: onrendabele verbindingen worden afgestoten
Een knooppunt is een plaats waar transportnetwerken bij elkaar komen. Een knooppunt met veel soorten vervoermiddelen heet een multimodaal knooppunt (een vervoermiddel wordt ook wel een vervoermodaliteit of vervoermodus genoemd, vandaar ‘multimodaal’).
De verdeling van knooppunten heeft te maken met het type transportmiddel en de omvang. Bij ak gaat het er vooral om met welke andere plaatsen het knooppunt direct contact heeft:
- met andere werelddelen: mainport of intercontinentaal knooppunt (eerstelijnsknooppunt);
- beperkte reikwijdte: interregionaal knooppunt (tweedelijnsknooppunt), dus nationaal;
- intraregionaal: regionale vervoerslijnen (derdelijnsknooppunt)
Bij een vervoersknooppunt kunnen goederen worden samengevoegd (groupage) of gesplitst (degroupage).
4 Door vervoer krijgt alles zijn plaats
Meest voorkomende locatiefactoren (vestigingsreden van een bedrijf) in de industrie:
- Bij grondstoffen: lagere vervoerskosten als het product lichter is dan de grondstoffen;
- Bij knooppunt: onmogelijk bij de grondstof®waar transport voor bulkgoederen goedkoop is (vervoer over korte afstand: pijpleiding, lange afstand: haven of trein);
- Bij afzetmarkt: als grondstoffen lichter en minder kwetsbaar zijn dan het product of als de transporttijd wordt beperkt door de houdbaarheid;
- Maakt niet uit: meerdere grondstoffen uit verschillende plekken en verspreide afzetmarkt (footloose, dus niet gebonden aan bepaalde vestigingsplaats)
Bij locaties van kantoren spelen de vestigingsfactoren een rol: bereikbaarheid, parkeergelegenheid, huurprijsniveau, uitstraling, sociale veiligheid, imago.
Meest voorkomende locaties voor kantoren:
- Knooppunt van openbaar vervoer: beperken van woon-werkverkeer per auto. De gebruikersgroep zijn stationairen, die geen waarde hechten aan imago en herkenbaarheid® overheidsinstellingen en non-profitorganisaties;
- Bij een autoweg: gebruikersgroepen zijn ambulanten (bieden diensten buiten de deur, kantoor is uitvalbasis, centrale ligging en nabijheid van de snelweg is belangrijk) en visualisten (van veraf moet het gebouw en de naam zichtbaar zijn ® snelweg);
- In een historische/statige omgeving: classicisten willen monumentale panden, omdat dat meer aanzien geeft en ze baliefunctie hebben, dus centrale ligging is van belang ®advocaat;
- Maakt niet uit: modalisten vinden de locatie van kantoor van ondergeschikt belang, het moet vooral goed bereikbaar zijn met de auto, parkeerplaats hebben en lage huurprijs ® handels- en transportbedrijven.
Bij locatie winkels is vervoer belangrijk, want de winkel moet goed bereikbaar zijn voor consument en leverancier. Er is nu een complexere spreiding van winkels, mensen gaan voor hun dagelijkse boodschappen minder naar de buurtwinkel. Dit komt door:
• Afname inwoners in oude wijken. Tweepersoonshuishoudens ipv gezinnen, met ander koopgedrag;
• Toename mobiliteit: meer keuze voor consument in welke winkel of plaats;
• Koelkast/vriezer: consument doet boodschappen voor hele week;
Door de toename mobiliteit ontstaan er winkels langs snelweg/bedrijventerreinen. Voor aantal winkels vestigen in stadscentrum onmogelijk door het ontbreken van showrooms en magazijnen, te hoge huurprijzen in centrum en slechte bereikbaarheid voor vrachtwagens. Daarom zijn ze naar bedrijventerrein gegaan, aan de rand of buiten de stad. Er zijn ook megastores ontstaan, die niet afhankelijk van andere winkels of van de plek zijn om publiek te trekken, hoewel het dicht bij steden moet liggen en goed bereikbaar met de auto.
Hoofdstuk 2: Vervoer en concurrentie om de ruimte
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
1 seconde geleden
A.
A.
Super samenvatting!! Gaat een stuk sneller zo als ik alles overzichtelijk bij elkaar heb staan. Heel erg bedankt dus!!
20 jaar geleden
Antwoorden