H2

Beoordeling 7
Foto van levensmoe
  • Samenvatting door levensmoe
  • 3e klas vwo | 1910 woorden
  • 17 maart 2016
  • 35 keer beoordeeld
Cijfer 7
35 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Aardrijkskunde Hoofdstuk 2 de Geo vwo 3

 

PARAGRAAF 1 VERGRIJZING EN ONTGROENING

Lesboek

CBS: Centraal Bureau voor de Statistiek.

Migratie: verhuizen van het ene woongebied naar het andere.

Geboorteoverschot: meer geboortes dan sterfgevallen in één jaar.

Migratiesaldo: het verschil tussen het aantal mensen dat zich in een gebied vestigt en het aantal mensen dat vertrekt.

Vruchtbaarheidscijfer: het gemiddeld aantal kinderen dat een vrouw krijgt.

Ontgroening: afname van heet aantal mensen jonger dan 19 jaar.

Vergrijzing: toename van het aantal mensen ouder dan 65 jaar.

De babyboom generatie: alle kinderen geboren tussen 1940 – 1945.

Ontgroening neemt toe door: de pil (zwangerschap voorkomen), de invloed van religie is sterk veranderd (om kinderen te krijgen), ook hebben veel mensen zich van de kerk afgewend.

Vergrijzing neemt toe door: minder jongeren doordat minder baby’s worden geboren, mensen leven langer, betere medicijnen, de babyboom.

Demografische krimp: afname van de bevolking.

B109 veranderingen in bevolkingsaantal

De bevolking van een gebied verandert door twee factoren:

1. Natuurlijke bevolkingsgroei: natuurlijke veranderingen zoals geboorte en sterfte.

2. Migratie.

Vestigingsoverschot: meer mensen vestigen in een gebied dan dat er vertrekken.

Vestigingsoverschot: meer mensen vertrekken in een gebied dan dat er vestigen.

Migratiesaldo: vestiging en vertrek bij elkaar opgeteld.

B110 Bevolkingscijfers: absoluut en relatief

Absolute getallen: aantallen of hoeveelheden.

Relatieve getallen: percentages.

Met relatieve getallen kun je gebieden gemakkelijk met elkaar vergelijken.

B111 demografische transitie

Demografische transitie: veranderingen in de bevolkingsgroei door geboorte en sterfte over een langere tijd.

Demografische transitiemodel: laat zien hoe een samenleving met hoge geboorte- en sterftecijfers in vier fasen overgaat naar een samenleving met lage geboorte- en sterftecijfers.

Bevolkingsexplosie: wanneer de bevolking heel snel groeit.

3 basismodellen

Piramide
- Hoog geboorte- en sterftecijfer.
- Snelle groei.
- Groene druk.
- Vooral in arme landen.

Granaat
- Lage geboorte- en sterftecijfer.
- Stabiele bevolking.

Ui of urn
- Laag geboorte- en sterftecijfer.
- Grijze druk/ vergrijzing.

B112 bevolkingsdiagram

Bevolkingsdiagram of bevolkingspiramide: een staafdiagram met de leeftijdsopbouw van de bevolking.

B115 Demografische druk

Er zijn drie groepen
- Jongeren: 0 tot 19 jaar.
- Productieven: 20-65 jaar.
- Ouderen: ouder dan 65 jaar.

Demografische druk: de verhouding tussen de productieve leeftijdsgroep en de niet-productieve groepen.

Formule

( Aantal 0 t/m 19 jaar + aantal 65+ / aantal 20 tot 65 jaar ) x 100% = demografische druk

Hoe hoger het getal, hoe groter de demografische druk.

Groene druk: de druk van de groep van 0-19 jarigen op het aantal 20 tot 65-jarigen.

Grijze druk: de verhouding tussen mensen ouder dan 65 jaar en het aantal 20 tot 65-jarigen.

 

PARAGRAAF 2 HELP, VERGRIJZING!

Lesboek

Waarom kindvriendelijke maatregelen en immigratie niet helpen bij vergrijzing:
- Mensen willen juist kleine gezinnen, met kindvriendelijk beleid bereik je hoogstens dat vrouwen op iets jongere leeftijd hun eerste kind krijgen.
- Bij immigratie zal de vergrijzing tijdelijk afnemen. Alleen bij de eerste generatie migranten zal er veel kinderen worden geboren. Er wordt nu al zoveel geklaagd dat Nederland te vol is, dus veel mensen zullen daar niet blij mee zijn.

De vergrijzing brengt problemen mee:
Er is veel geld nodig voor bv extra gezondheidszorg en extra AOW-uitkeringen.

Aan de andere kant biedt de vergrijzing ook mogelijkheden:
Veel mensen verdienen aan ouderzorg: verpleegsters, fabrikanten van rollators en scootmobiels enz.

Waardoor regionale verschillen gaan ontstaan:
In het Westen van Nederland blijft de bevolking toenemen, maar na 2038 gaat de bevolking op het platteland flink afnemen. Op het platteland wonen namelijk veel ouderen en weinig jongeren.

Waarom is er een bevolkingsafname in  Parkstad Limburg:
Veel jongeren verhuizen omdat er een hoge werkloosheid is na de sluiting van de mijnen in 1974. Er is een sterke ontgroening, terwijl de vergrijzing toeneemt.

Problemen in Limburg:
- Buurten waar veel huizen niet zijn bewoond, dreigt verkrottingen.
- Er wonen te weinig kinderen, waardoor scholen hun klassen niet vol krijgen.
- Er zijn te weinig mensen die ziekenhuizen, winkelcentra enz. gebruiken, ze verdwijnen dus.

Oplossingen:
- In ‘krimpende’ wijken moet een goede plan voor de inrichting worden gemaakt.
- Nieuwe wijkcentrums waar je scholen, zorginstellingen en winkels bij elkaar vindt.

- Bedrijventerreinen moeten worden samengevoegd.

Werkboek

Ontgroening: 1975, want sterke daling geboorte.

Vergrijzing: 2025, sterke stijging oude mensen.

Vergroening: 1950, er zijn heel veel geboortes, wat leidt op meer jongeren.

B150 stadsvernieuwing

Suburbanisatie: verstedelijking van platteland rond een centrale stad.

Woningnood: als de kwaliteit en de kwantiteit niet overeenkomt met de vraag naar woningen.

Stadsvernieuwing: verbeteringen van verouderde woonwijken.

2 soorten stadsvernieuwing
- Sloop en nieuwbouw: een woonwijk gaat tegen de vlakte, en nieuwe woningen worden gebouwd.
- Renovatie: het opknappen van oude huizen, zodat ze voldoen aan moderne woonwensen.

Restauratie: het herstel van oude, waardevolle bouwwerken, zoals woonhuizen en pakhuizen.

B151 woningdichtheid en woningbezetting

Woningbezettingen: aantal mensen die in een woning wonen.

Woningdichtheid: gemiddelde aantal woningen per vierkante kilometer.

B156 getto’s

Probleemwijken/ achterstandswijken: woonwijken met veel armoede, misdaad en/of drugsgebruik.

De leefbaarheid in probleemwijken wordt verbeterd door herinrichting en sociaaleconomische maatregelen.

Bij herinrichting worden dure koopwoningen gebouwd, zo krijgt de wijk, hoopt men, een beter aanzien.

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Leraar worden

Alles wat je moet weten over leraar worden

Sociaal economische maatregelen
- Verbetering van de veiligheid: meer politie op straat en strengere aanpak van criminele jongeren.
- Verbetering van voorzieningen: meer sportscholen bv.
- Economische verbeteringen: taalcursussen (meer kans op integratie), en cursussen voor werklozen (bv om te leren goed te solliciteren).
- Er wordt geprobeerd zoveel mogelijk inwoners erbij te betrekken, hoe meer mensen meedoen, hoe groter de kan op verbetering van de leefbaarheid.

PARAGRAAF 3 KRIMP BIJ DE BUREN

Lesboek

Waarom er in Duitsland regionale verschillen in bevolkingsgroei zijn:
Heeft oa te maken met de periode na de Tweede Wereldoorlog, toen Duitsland in twee staten was verdeeld. Oost-Duitsland was communistisch en stond onder invloed van de Sovjet-Unie. Het was een dictatuur, er was geen vrijheid.

West-Duitsland was kapitalistisch en hoorde bij het vrije westen met de VS als belangrijkste bondgenoot. Het was een democratie, er was vrijheid.

In 1989 kwam er een eind aan het communisme. Duitsland was één. De verschillen waren groot, het westen was rijk, het oosten vervallen en arm. Veel Oost-Duitsers verhuisden naar het westelijke deel.

PARAGRAAF 4 MOBILITEIT

Lesboek

Mobiliteit is toegenomen in Nederland. De toename heeft gevolgen voor de inrichting, het milieu, en de bereikbaarheid.

In 1960 legden Nederlands minder dan 50 miljard kilometer af. In 2006 was dat getal gestegen tot bijna 200 miljard.

Oorzaken toename mobiliteit
- Bevolking is flink gegroeid, meer mensen betekent meer verkeer.
- Na 1960 verhuisden veel mensen uit de stad. Ze kochten een huis op het platteland. Rond 1970 ontstonden veel groeikernen in de buurt van grote steden. Veel mensen verhuisden er naar toe, maar hun werk bleef achter in de centrale stad, waardoor ze heen en weer moesten reizen.
- Lonen stegen en het aantal vrije dagen nam toe. Mensen konden vaker een dagje uitgaan of op vakantie met de auto.
- Door de groei van de welvaart konden steeds meer mensen een auto kopen.
- Door de aanleg van snelwegen namen relatieve afstanden af. Meer mensen nemen daardoor de auto en legen gemiddeld grotere afstanden af.

Relatieve afstanden: de afstand uitgedrukt in tijd.

Groeikernen: plaats die werd aangewezen om uit te breiden met nieuwe woonwijken.

Gevolgen toename mobiliteit
- Inrichting (versnippering). Doordat het snelwegnet voortduren flink was uitgebreid tussen 1960 en 1980 zijn veel natuurgebieden versnipperd, waardoor kleine geïsoleerde gebieden zijn ontstaan. Diersoorten kunnen er niet overleven. Verbindingen tussen natuurgebieden zijn belangrijk. Dieren krijgen meer kans om zich voort te planten met soortgenoten uit een ander gebied. Planten kunnen zich op meer plaatsen ontwikkelen, omdat zaden via de vacht van dieren in een ander gebied terecht komen.

- Milieu (schadelijke stoffen en geluidhinder). De auto laat veel giftige stoffen uit, zoals CO2 en CO, stikstof en fijnstof. Op sommige plaatsen zit er zo veel fijnstof in de lucht dat mensen last van ademhalingsproblemen krijgen. Waar te veel fijnstof komt, mogen geen nieuwe woningen worden gebouwd. Waar een weg is, is geluidsoverlast.

- Economie (files). File kost geld, want goederen worden te laat afgeleverd en mensen komen te laat op hun werk. Files kosten jaarlijks zo’n drie miljard euro.

Oplossing toename mobiliteit
- Versnippering natuurgebieden. Aanleg van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Dat is een nationaal netwerk van natuurgebieden die met elkaar verbonden zijn. ER worden bestaande natuurgebieden verbeterd en nieuwe aangelegd. Dit gebeurt op landbouwgronden. Verbroken verbindingen worden hersteld door de bouw van speciale dieroversteekplaatsen, zoals wildviaducten en diertunnels.

- Milieuproblemen. De invoer van de driewegkatalysator voor afname van de uitstoot van stikstof. Toepassing van roetfilters in dieselmotoren, komt er minder fijnstof in de atmosfeer. Maar mobiliteit blijft toenemen, dus uitstoot van CO2 zal niet afnemen, tenzij er heel zuinige auto’s worden bedacht (en verkocht).

- Geluidshinder. Minder lawaaiige auto’s, geluidsschermen, en stiller asfalt. Maar het neemt inmiddels al toe door het intensiever worden van het wegverkeer.

B143 stedelijk gebied

Agglomeratie: een centrale stad met daaraan vastgegroeide (voor)steden en dorpen.

Stadsgewest: alle dorpen en steden die voor werk en voorzieningen op een centrale stad zijn gericht.

Centrale stad: de belangrijkste stad in een stadsgewest.

Netwerkstad: het netwerk van contacten tussen de plaatsen van een stadsgewest.

Stedelijk gebied: (bijna) aan elkaar vastgegroeide stadsgewesten. Een voorbeeld is de Randstad.

Megalopolis: stedelijke gebieden die met elkaar vergroeid zijn. Een voorbeeld zijn de stedelijke gebieden in de VS die zich aaneenrijgen van Bosten in het noorden tot Washington in het zuiden. Vandaar de naam BosWash-megalopolis.  

Metropool: een enorm grote agglomeratie.

Megapolis lijkt op metropool. Maar er is een verschil. Een metropool is een enorm grote agglomeratie, en een megapolis bestaat uit een aantal stedelijke gebieden bij elkaar.

B149 forenisme en mobiliteit

Forensen: mensen die voor hun werk heen en weer reizen tussen woon- en werkgemeente.

Forenisme: voor werk heen en weer reizen tussen woongemeente en werkgemeente.

Mobiliteit: het aantal verkeersbewegingen van mensen.

Automobiliteit: het aantal verkeersbewegingen met de auto.

File: langzaam rijdend of stilstaand verkeer.

Wat is er veranderd in het forenisme?
Het heeft zich uitgebreid tot verkeer tussen stedelijke gebieden (vroeger alleen tussen suburb en centrale stad).

PARAGRAAF 5 FILES OPLOSSEN

Lesboek

Filedruk berekenen

Filedruk = de lengte van een file x de tijd dat ie er staat

(lengte x tijdsduur).

 

Op de eerste Pinksterdag 29 mei 1955 bij knooppunt Oudenrijn was de eerste file in Nederland. 

 

Welke soorten maatregelen zijn bedacht om de files te verminderen?

- Nieuwe en/of bredere snelwegen helpen files te verminderen. Maar soms hebben ze alleen een tijdelijk of plaatselijk effect. 

 

- Door snelwegen beter te benutten, kunnen er meer auto’s rijden. Dat kan bijvoorbeeld met flexibele informatieborden.

- Door snelwegen beter te benutten, kunnen er meer auto’s rijden. Dat kan bijvoorbeeld met flexibele informatieborden.

 

- Een spitsstrook: een extra rijbaan die alleen opengaat in de spits. Vaak wordt de vluchtstrook hiervoor gebruikt. 

 

- Een betere inrichting kan helpen de automobiliteit terug te dringen. Dat is te bereiken met een compacte stad (= meer bouwen in en dicht tegen de steden aan). Door ‘compact ’te bouwen krijgt een stad meer inwoners. Meer inwoners heeft tot gevolg dat een stad goed openbaar vervoer kan aanbieden. 

 

- Rekeningrijden betekent dat wie van de snelweg gebruikmaakt, ervoor moet betalen. Het bedrag is afhankelijk van het tijdstip, de plaats, het soort auto en het aantal km. Het is nog onbekend of dit zal helpen.


- Aanleg nieuwe/verbreden spoorwegen. Door allerlei verbeteringen kunnen er meer treinen per uur rijden.


- Verbeteren openbaar vervoer. Dat vervoer is een aanvulling op treinen die alleen op centrale stations stoppen. Met dit hoogwaardig openbaar vervoer (HOV) reis je in een stedelijk gebied meestal sneller dan met de auto.

B153 compacte stad en re-urbanisatie

Compacte stad: meer bouwen in en dicht tegen de steden aan.

Re-urbanisatie: als na jaren van bevolkingsafname het aantal inwoners in de stad weer stijgt.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Ook geschreven door levensmoe