aardrijkskunde Geo 2 vwo H5 Nigeria par 1 & 2

Beoordeling 9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 2e klas vwo | 1278 woorden
  • 21 december 2023
  • 1 keer beoordeeld
Cijfer 9
1 keer beoordeeld

Nigeria Arm & Rijk

Par. 1

Basisboeknummers: 44, 61, 62, 63, 64, 65, 167

B44 – Seizoenen

  • In een jaar maakt de zon een rondje om de aarde
  • De aarde draait om een denkbeeldige as; aardas van 23 ½ N.B.
  • Valt dus bijna nooit recht op de evenaar, maar ten noorden of ten zuiden
  • Rond 21 juni (zomer) vallen de loodrechte stralen op 23 ½ N.B.
    • Dat betekent dat het zomer is op het noordelijke halfrond en winter op het zuidelijke halfrond
  • Een half jaar later op rond 22 december, vallen de stralen op 23 ½ Z.B.
    • Dat betekent dat het zomer is op het zuidelijke halfrond en winter op het noordelijke halfrond
  • De loodrechte stand verschilt door het jaar heen en weer tussen de breedtecirkels van 23 ½ Z.B. en 23 ½ N.B. à genoemd de keerkringen
  • Het is dus daar altijd warm, de tropen
  • Rond 21 juni staat de noordpool altijd in het licht à middernachtzon
  • Rond 22 december staat de zuidpool de hele tijd in de donker à poolnacht
  • Rond 21 maart en 23 september staan de loodrechte stralen op de evenaar, dan duurt de dag en nacht overal op de aarde even lang.

B61 – wind

  • De lucht bestaat uit miljarden kleine luchtdeeltjes
  • Als ze met een hele massa tegelijk tegen je aan duwen -- heet wind
  • Als ze snel duwen is de windkracht groot

Voor de windmeter is: De schaal van Beaufort

  • Een schaal om aan te geven hoe hard het waait (0-12)

B62 – Hogedruk- en lagedrukgebieden

  • Luchtdruk is het gewicht waarmee een kolom lucht op de aarde drukt à wordt gegeven met de eenheid (hPa) hectopascal
  • Gemiddelde luchtdruk op aarde is 1.013 hPa (hoger = hoge luchtdruk gebied, lager = lage luchtdruk gebied)
  • Hogedrukgebied = een gebied met te veel lucht à blauwe lucht, warmer
  • Lagedrukgebied = een gebied met te weinig lucht à bewolkt, regenachtig weer

Lagedrukgebied                                          hogedrukgebied

  1. Lucht stijgt op                                     1. Lucht daalt
  2. Koelt af                                                2. Warmt op
  3. Condensatie                                       3. Verdamping
  4. Neerslag                                              4. Geen neerslag
  5. Te weinig lucht                                    5. Te veel lucht

B63 – Wet van Buys Ballot

  • Wind ontstaat door verschillen in de luchtdruk
  • Lucht gaat van hogedrukgebied naar lagedrukgebied
  • De wind waait niet in een rechte lijn, maar met een afwijking naar rechts of links
  • Noordelijk halfrond > afwijking rechts – zuidelijk halfrond > afwijking naar links
  • Corioliseffect = de afwijking die ontstaan door het draaien van aarde

B64 – grote windsysteem

Sommige plaatsen bijna altijd een hogedrukgebied = maximum of lagedrukgebied = minimum

  • Evenaar – tropisch minimum
  • Polen – polair maximum
  • 30 breedte – subtropisch maximum
  • 60 breedte – subpolair minimum

 Voor de afwijkingen van het hogedrukgebied moet je met je rug naar het hogedrukgebied staan

Passaten: oostenwinden die waaien tussen 30 en de evenaar

Westenwinden: tussen 30 breedte en 60 breedte

Poolwinden: tussen 60 en 90 breedte

B65 – Moesson

De zon staat niet altijd loodrecht op de evenaar.

Een andere naam voor tropisch minimum = intertropische convergentiezone (ICTZ)

  • In januari & december ligt de ICTZ onder de evenaar
  • In juli & augustus ligt de ICTZ boven de evenaar

Hierdoor stromen de passaten over de evenaar waardoor er een moesson ontstaat.

  • Wanneer een passaat de evenaar oversteekt, dan heet de wind geen passaat meer maar een moesson.
  • Als een passaat de evenaar oversteekt krijgt die een afwijking.

Moesson = een halfjaarlijkse wind die van richting verwisselt

Natte en droge periode

B167 – Multiculturele samenleving

  • Multiculturele samenleving= veel mensen uit verschillende culturen leven samen
  • Eigen gewoontes, taal en godsdienst
  • Etnische groep = een groep met hun eigen cultuur
  • Culturele minderheden/etnische minderheden = de minder overheersende culturen

Nigeria par 2.

Basisboeknummers: B206, B232, B251

B206 – diensten

De dienstensector kun je delen in twee groepen:

  1. Tertiaire sector à commerciële dienstverlening, als doel geld verdienen, winkels, horeca, transport
  2. Quartaire sector à niet-commerciële dienstverlening, onderwijs, gezondheidszorg, brandweer

B232 – werken in de industrie

  • Een kenmerk voor een ontwikkelingsland is dat er weinig industrie is.
  • De secundaire sector is dus laag in een ontwikkelingsland, maar ook in een ontwikkeld land.
  • In een ontwikkeld land, is er veel automatisering en omdat veel landen fabrieken verplaatsen naar lagelonenlanden
  • De meeste mensen werken in de tertiaire sector
  • Ontwikkelde landen (en opkomende landen)
  • Grondstoffen à machines in fabrieken à halffabricaten/eindproductenà export en binnenlandse markt
  • Ontwikkelingslanden
  • Grondstoffen à met de hand of eenvoudige machines à eindproducten
  • Voordelen van het verwerken van grondstoffen in ontwikkelingslanden
  • Meer werk
  • Minder import

B251 – Neokolonialisme

 Neokolonialisme = Arme landen zijn na de dekolonisatie nog steeds afhankelijk van de rijke landen

  • Periferielanden leveren grondstoffen en kopen industrieproducten uit centrumlanden

Nadelen export grondstoffen

  • Arbeidsextensief: levert weinig (producten) werk op
  • Winning vaak in handen van buitenlandse ondernemingen
  • Buitenlanders krijgen de bestbetaalde, hogere functies
  • Winsten verdwijnen naar het buitenland
  • Lage prijzen en minder snel stijgende prijzen ten opzichte van industrieproducten
  • Ruilvoet = Verhouding tussen prijspeil exportproducten & prijspeil importproducten
  • Ruilvoetverslechtering = à importprijzen is duurder dan exportprijzen
  • Prijzen zijn erg wisselvallig, dus is het gevaarlijk om als een land afhankelijk te zijn van 1 grondstof.

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen

Nadelen export grondstoffen

  • Arbeidsextensief: levert weinig (producten) werk op
  • Winning vaak in handen van buitenlandse ondernemingen
  • Buitenlanders krijgen de bestbetaalde, hogere functies
  • Winsten verdwijnen naar het buitenland
  • Lage prijzen en minder snel stijgende prijzen ten opzichte van industrieproducten
  • Ruilvoet = Verhouding tussen prijspeil exportproducten & prijspeil importproducten
  • Ruilvoetverslechtering = à importprijzen is duurder dan exportprijzen
  • Prijzen zijn erg wisselvallig, dus is het gevaarlijk om als een land afhankelijk te zijn van 1 grondstof.

Par 1. Leerboek

Landschap en landbouw

  • Nigeria ligt aan de kust van West-Afrika
  1. Langs de kust van Nigeria groeien mangroven à wordt de kraamkamer genoemd, omdat daar kleine visjes kunnen verstoppen totdat ze groot genoeg zijn. Anders worden ze als kleintjes opgegeten.
  2. Tropisch regenwoud à veel bos gekapt voor gewassen + uitbereiding van steden
  3. Savanne à gewassen die goed tegen de droge tijd kunnen: graangewassen, wortel- en knolgewassen (yams, cassave)
  4. Steppe à gao’s maken akkerbouw mogelijk; 1. de grote wortels van deze boom maken de bodem vruchtbaar 2. Houden water beter vast 3. Bedekt de gewassen tegen de zon
  • Dec & januari zijn het droogste à er valt minder neerslag, doordat de wind dan niet van zee naar het zuiden waait (aanlandige wind), maar vanaf het noorden (aflandige wind).

Bevolking en welvaart

  • Grootste bevolking van Afrika > 203 miljoen
  • Bevolkingsverspreiding en welvaart ongelijk
  • In het zuiden is de bevolkingsdichtheid hoogst à veel grote steden met werk in de industrie en dienstensector (tertiaire sector) + olie
  • Landbouwproducten en aardolie levert geld op
  • Verder in het noord, hoe lager de bevolkingsdichtheid en bnp per inwoner.
  • Uitzondering: Abuja (hoofdstad) en Kano (belangrijke handelsstad)
  • De hoofdstad van Nigeria was Lagos, maar was veranderd naar Abuja, omdat de moslims het niet eerlijk vonden.

Cultuurverschillen

  • Nigeria is een multiculturele samenleving met ongeveer 250 verschillende bevolkingsgroepen
  • Nigeria was voormalige Britse kolonie waar veel verschillende volken woonden
  • Nigeria werd in 1960 onafhankelijk, maar hield de grenzen
  • Taal ong. (500 talen), culturele verschillen; in het noorden moslims, in het zuiden vooral Christenen, in het midden traditionele godsdiensten, veel nog wel mengelmoes
  • Tegemoet te komen aan Veel verschillen in Nigeria à deelstaten = gebieden binnen een land met veel zelfbestuur
  • Autonomie = zelfbestuur

Verscheurd land

  • Regelmatig conflicten in het land
  1. Veel conflicten gaan over macht; in een deelstaat worden soms de grootste bevolkingsgroepen voorgetrokken, kleine bevolkingsgroepen gediscrimineerd.
  2. Strijd om natuurlijke hulpbronnen; eigenaar bijv.
  3. Strijd om religieuze groepen; christen en moslims vechten. Ook om hulpbronnen of macht
  4. In welvaart; regionale ongelijkheid is zeer groot: gebieden met veel armoede voelen zich achtergesteld.

Par 2. Leerboek

Spannende oliehandel

  • Bruto nationaal product (bnp) hoogste van Afrika dat komt voornamelijk door aardolie
  • Veel vraag voor olie = veel export (economische groei, veel producten produceren = veel brandstof)
  • Conflicten tussen oliebedrijven en lokale bevolking; aanbod lager à minder export, minder inkomsten
  • Olieprijs, want soms daalt die (oorlogen) of stijgt die

Olie en armoede

  • Nigeria verdient veel door olie, maar de inwoners zijn alsnog arm.
  • 45% leeft in extreem armoede
  1. In de olie-industrie werken weinig mensen à winst gaat naar het buitenland
  2. Klein beetje aan een groepje mensen van de overheid à verdwijnt door corruptie = stiekem zelf geld aannemen inruil om daarvoor mensen voor te trekken
  3. Nigeriaanse overheid investeert niet goed, boeren krijgen te weinig hulp à geen goede zaadjes, bestrijdingsmiddel of machines. à Afhankelijk van import, want lage landbouwopbrengsten
  4. Ook te weinig geld naar de industrie. à Fabrieken zijn verwaarloosd; lage productie en minder werkgelegenheden

Diversificatie

  • De oplossing is diversificatie van de economie = ervoor zorgen dat het land meer inkomstbronnen krijgt
  • Meer dan de helft van bnp komt uit de dienstensector nu; Nollywood bijv.
  • De nieuwe overheid investeren in landbouw en industrie à meer werk, meer export, minder import
  • Maar nog steeds een lange weg te gaan; export bestaat nog steeds voornamelijk alleen uit olie.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.