- Dalende ruilvoet: ze betalen meer voor import, dan dat ze betaald krijgen voor export, waardoor de inkomens kunnen dalen voor de exportlanden.
- Lage inkomenselasticiteit: als de inkomens van consumenten stijgen, gaan ze niet meer basisgoederen (agrarische producten) kopen, maar eerder luxe goederen. Als het inkomen stijgt, wordt aanbod naar de agrarische producten dus niet per se hoger.
Omdat producten in ontwikkelingslanden vaak goedkoper zijn dan in de rijke lande, zijn er veel handelsbelemmeringen en importheffingen om het eigen product te beschermen. Er worden bijv. invoerbelastingen, eisen voor gezondheid en quota (begrensde importomvang) gesteld. De consumenten betalen dus importheffing (extra geld over het geïmporteerde product) aan de overheid van het rijke land, waardoor de prijs van het ontwikkelingsland gelijk is met het rijke land. Stel: NE verkoopt tomaten voor 3 euro en Ghana voor 1 euro. Bij import van de Ghanese tomaten, wordt er 2 euro importheffing op gedaan, waardoor het 3 euro is in de winkels. Nu hebben de NE tomaten geen concurrentie en Ghana krijgt gewoon die 1 euro voor het exporteren van de tomaten. De consumenten betalen er dus meer voor en de ontwikkelingslanden hebben niet meer aanbod dan de andere producten, omdat de prijs is verhoogd. De WTO (wereldhandelorganisatie) zorgt voor vrije wereldhandel en wil importheffingen dus verlagen, waardoor de ontwikkelingslanden meer aanbod kunnen krijgen en dus meer winst.
§4
3 kenmerken van geglobaliseerde landbouw:
- Mondiaal samenhangend geheel van productieketen: er zijn voedselnetwerken, boeren werken samen met activiteiten op hoger schaalniveau (meso-microschaal) en die hebben relaties met (inter)nationale overheden en instanties, die zorgen voor invoerrechten etc. Consumentenorganisaties en banken verlenen kredieten en stimulerende agrarische activiteiten.
- Door goede transport worden producten, zoals groenten, fruit en bloemen sneller leverbaar en blijven ze vers.
- De consument, voedselverwerkingsbedrijven en voedseldetailhandel/supermarkten (niet-landbouwsector) hebben invloed op wat voor voedsel er gegeten wordt.
Boeren (uit vooral rijkere landen) kunnen hun productie vergroten door stukken land te lenen, waarbij de ecologische voetafdruk voor voedsel (aantal hectares die een persoon gebruikt voor z’n productie) groter wordt. Rijke mensen eten veel vlees en hebben meer hectare nodig voor veeteelt,
waardoor er grond van ontwikkelingslanden worden geleend (ongelijke verdeling).
§5
een belangrijk hulpbron is grond. De bevolking is vaak ondervoed, omdat ze geen of weinig toegang tot het land hebben. Vaak is de verdeling erg ongelijk. Met heel weinig hectare proberen ze zo veel mogelijk opbrengst te maken door te ploegen, wieden, zaaien, etc. Door bevolkingsgroei wordt productiviteit per man lager en moeten ze de armoede delen (gedeelde armoede/ shared poverty).
Maatregelen tegen ongelijke verdeling van land:
- Landhervorming: landherverdeling tussen kleine bedrijven (minifundia) met weinig land en grote bedrijven (latifundia) met veel land, waarvan de latifundia grond extensief (niet optimaal) wordt benut. Omdat veel kleine boeren weinig kennis hebben over landbouw en dus het landbouw verkeerd benutten, is er agrarische hervorming (landhervorming met voorlichting en hulp bij moderne productie) nodig.
- Agrarische kolonisatie: migratie van boeren naar dunbevolkte gebieden om land te verbouwen. Hierdoor is shifting cultivation en uitputting.
Water is ongelijk verdeeld en verdampt door hitte (meestal in Marokko). Er zijn irrigatietechnieken om water te krijgen voor voedselproductie. Als je meehelpt, krijg je een deel van het water. Irrigatietechnieken: Khettara’s (onderaardse kanalen) met putten, dammen in rivieren en irrigatiegeulen. De boeren stroomopwaarts hebben vaak meer water dan stroomafwaartse boeren.
Gezondheid en honger beïnvloeden elkaar sterk. De armen die niks te eten hebben, hebben te maken met de vicieuze cirkel van gezondheid en honger. Wanneer armen weinig voedsel produceren lijden ze honger en gaat hun gezondheid achteruit. En hierdoor kunnen ze niet goed functioneren tijdens het werk,
waardoor de voedselproductie nog lager wordt.
Het verschil in de positie tussen mannen en vrouwen heet gender. Vrouwen worden het meest getroffen door de armoede en ondervoeding (feminisering van de armoede). Jongens worden belangrijker gevonden dan meisjes. Toch werken de vrouwen veel harder, terwijl ze wanneer er
voedseltekort is, het minst te eten krijgen.
Door hiv/aids kunnen de zieken niet werken en is de hygiëne slecht. Ook de kosten voor medicijnen zijn hoog. De traditionele vormen als grootfamilies komen in gevaar door het gebrek aan hygiëne. En door steeds meer zieken, kunnen er
steeds minder mensen invallen om te verbouwen.
§6
Eind jaren 60 werd er een oplossing gevonden voor de voedselproblemen: de groene revolutie. Door technische ontwikkeling als machines, kunstmest, irrigatie, goed zaadgoed en fokvee kon de productie stijgen. De nieuwe producten met hogere, betere productiviteit zijn high yielding vartieties (hyv).
Nieuwe kennis werd verspreid van westerse landen naar ontwikkelingslanden en werd toegepast in gunstige en rijke gebieden, zodat het later kon doorstromen. Maar dat gebeurde niet, want als kleine boeren grond wilden pachten van grote boeren, leverde dat de grote boer veel minder geld op dan wanneer hij z’n eigen (HYV)producten zou verbouwen, hierdoor kwam er grotere ongelijkheid arme/rijke boeren. Kleine boeren hadden geen geld voor de nieuwe productiemogelijkheid.
Er moeten dure bestrijdingsmiddelen worden gebruikt om lastplagen te doden. Lokale soorten gewassen verdwijnen en vogels, vissen en slangen sterven, wat niet de bedoeling is. Doordat slangen verdwijnen die normaal ratten eten, ontstaan er rattenplagen. Dit verstoort het evenwicht
in het milieu.
4 fasen van de groene revolutie:
- Introductie: ontwikkeling en verspreiding à stijging voedselproductie.
- Problemen: ongelijkheid arm/rijk stijgt en milieuproblemen.
- Aandacht voor Afrika en kleine boeren: nieuwe hyv-soorten voor kleine boeren en moderne landbouw met weinig kunstmest en bestrijdingsmiddelen.
- Genetische modificatie: verandering van eigenschappen voor gunstige eigenschappen, waardoor gunstige stoffen resistent zijn voor bestrijdingsmiddelen. Men spreekt hier van een genetische revolutie.
4 fasen van de groene revolutie:
- Introductie: ontwikkeling en verspreiding à stijging voedselproductie.
- Problemen: ongelijkheid arm/rijk stijgt en milieuproblemen.
- Aandacht voor Afrika en kleine boeren: nieuwe hyv-soorten voor kleine boeren en moderne landbouw met weinig kunstmest en bestrijdingsmiddelen.
- Genetische modificatie: verandering van eigenschappen voor gunstige eigenschappen, waardoor gunstige stoffen resistent zijn voor bestrijdingsmiddelen. Men spreekt hier van een genetische revolutie.
Voor de groene revolutie is ook de cock-exchange-project (hanenruilproject) in Kenia: verbetering van kippenbestand door hanen met gunstige eigenschappen te ruilen tegen mooie hanen. Opfokcentra staan in gebieden waar verbetering nodig is.
§7
De sterftecijfers dalen en geboortecijfers stijgen (demografische transitie). De bevolking groeit hard en onverdeeld. Landbouw moet hierdoor steeds meer voedsel produceren en de strijd om landbouwgrond wordt ook groter, waardoor pachtprijzen stijgen. Afremming van bevolkingsgroei of gelijke verdeling is noodzakelijk.
Door ontbossing en overbeweiding (draagkracht van het milieu/carrying capacity overschrijden door te veel vee), ontstaat er bodemerosie en verwoestijning, waardoor de grond ongeschikt wordt. Weidegrond en plantengroei verdwijnt en er kan nog minder voedsel worden geproduceerd. Dit gebeurt vooral
in berggebieden met hoge bevolkingsdichtheid en in randzones bij woestijnen.
§8
Ook politieke factoren spelen een rol. Vroeger zijn de koloniale grenzen willekeurig gekozen, er werd geen rekening gehouden met etniciteit.In Afrika leefde men in stamsverband (tribale samenlevingen) met verschillende talen, etc. Deze verschillen werden versterkt na de onafhankelijkheid. Oorlogen en conflicten zorgen ervoor dat burgers vluchten en dorpen/oogsten vernietigd worden. Deze conflicten komen door etnische en religieuze spanningen. Door deze oorlogen, is het niet mogelijk voedsel te produceren en wordt er alleen maar nog meer honger geleden.
Europa en Amerika hebben voedseloverschot en verkopen het op de wereldmarkt. D.m.v. exportsubsidies kunnen de ontwikkelingslanden dit voedsel goedkoop kopen. De bevolking heeft goedkoop voedsel. Ook kunnen de arme landen de lonen zo laag houden om buitenlandse bedrijven aan te trekken. Er zijn ook nadelen. De producten van de boeren in de ontwikkelingslanden zijn duurder dan de importproducten, waardoor zij niet meer kunnen concurreren. De prijzen van de producten van de boeren moeten daardoor omlaag, waardoor hun inkomen daalt en armoede voor boeren groter wordt. Voedselproductie daalt hierdoor en men wordt afhankelijk van geïmporteerde voedsel.
Organisaties voor ontwikkelingssamenwerking:
- Het ODA (official development assistance ): door middel van bilaterale samenwerking (= een donor (rijk land) en een ontvanger (ontwikkelingsland)).
- De staten (EU en VN): door middel van multilaterale hulp (= gezamenlijke hulp).
- NGO’s (Niet-Gouvernementale Organisaties): particuliere organisaties (greenpeace, rode kruis, oxfam Novib) die ook armoede willen bestrijden.
Belangrijkste organisaties (van de VN) die zich richten op het verhogen van de voedselproductie:
- FAO (Food and Agriculture Organization of the united nations): toename van agrarische productiviteit en verbetering van levensomstandigheden voor plattelandsbevolking. Belangrijk op gebied van landbouw, visserij, bosbouw en plattelandsontwikkeling.
- WFP (World Food Programme): voedselhulp bij noodsituaties (vluchtelingen) en langdurige ontwikkelingsprojecten.
3 soorten voedselhulp:
- Voedselnoodhulp: bij rampsituatie voor vluchtelingen à WFP.
- Programmavoedselhulp: opvangen van tijdelijke voedseltekorten à Wereldbank & IMF.
- Projectvoedselhulp: voor projecten en als betaling voor werk (‘voedsel voor werk’-project).
Kritiek op zendingen van voedselhulp:
- Behalve aan het ‘voedsel voor werk’-project, wordt het soms niet eerlijk aan de armste landen gegeven.
- Vraag van producten uit eigen land daalt en vraag van geïmporteerde producten stijgen.
- Transportkosten zijn hoog, geld geven is goedkoper dan voedsel geven. Zo kunnen de ontwikkelingslanden zelf handelen bij naburige landen en ontwikkelt die landbouw zich. Voedselhulp moet dus volgens Nederland bestaan uit financiële hulp en niet uit voedseloverschotten.
Slechte leefsituatie in Zimbabwe na hun onafhankelijkheid:
- Fysisch-geografische factoren:
- Het Hogeveld ligt centraal, hoog, is mooi groen en afwisselend, heeft goed grond en houdt water vast, waardoor het grond intensief benut kan worden.
- Eromheen ligt het bergachtige Middenveld met diepe dalen en het Lageveld met rivieren. Op deze 2 plaatsen zijn arme zandige bodems, waar water snel wegzakt. Er valt niet veel regen (behalve in het oosten) en het is er warm, waardoor water verdampt. Het Lageveld is in de zomer dor en kaal met hier en daar wat koeien.
- Ongelijkheid moderne en traditionele landbouw: op het Hogeveld werd de moderne productieve landbouwsector ontwikkeld. En de andere stukken waren voor de traditionele boeren, waardoor verschil tussen blanke (moderne) en zwarte (traditionele) landbouwsector toenam. Productie voor de zwarten was laag en het gebied (Lageveld) was niet gunstig voor landbouw.
- Ineenstorting van de economie: Zimbabwe heeft de snelst krimpende economie, hoogste inflatie en zwakste munt. Mensenrechten worden beschadigd en armoede van de bevolking groeit. Door geldgebrek is er een tekort aan zaadgoed, kunstmest, bestrijdingsmiddelen en energie.
- HIV/aids: speelt een ernstige rol in Zimbabwe, waardoor bevolkingsgroei, productie van traditionele landbouw en de productie van maïs, katoen, zonnebloemen en pinda’s daalden.
- Corruptie (omkoperij) en politieke discriminatie: hoge functionarissen van de regering verkopen schaarse producten op de zwarte markt.
- Landhervorming: zwarte boerengezinnen eisten landhervorming, waarop president Mugabe herverdeling van het grond aankondigde. De zwarten krijgen grote delen van de moderne gronden, maar rijke boeren krijgen het later weer terug door hun goede relaties met de regering. De hele moderne landbouw was ingestort door gebrek aan kennis, gereedschappen en zaaigoed van de zwarte boeren. Het Hogeveld is er flink op achteruit gegaan.
REACTIES
1 seconde geleden