Wierook en tranen door Ward Ruyslinck

Beoordeling 7.2
Foto van een scholier
Boekcover Wierook en tranen
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 5e klas havo | 3069 woorden
  • 21 oktober 2008
  • 11 keer beoordeeld
Cijfer 7.2
11 keer beoordeeld

Boekcover Wierook en tranen
Shadow

Een Antwerps gezin - moeder, vader en hun tienjarig zoontje Waldo - wordt bij het uitbreken van Wereldoorlog II meegesleurd door de chaotische stroom van burgers, die voor de Duitsers op de vlucht slaan. Bij een bombardement komen de ouders van Waldo om het leven. De weesjongen ontmoet toevallig het iets oudere buurmeisje Vera, dat in het gedrang haar moeder is kwijst…

Een Antwerps gezin - moeder, vader en hun tienjarig zoontje Waldo - wordt bij het uitbreken van Wereldoorlog II meegesleurd door de chaotische stroom van burgers, die voor de Duits…

Een Antwerps gezin - moeder, vader en hun tienjarig zoontje Waldo - wordt bij het uitbreken van Wereldoorlog II meegesleurd door de chaotische stroom van burgers, die voor de Duitsers op de vlucht slaan. Bij een bombardement komen de ouders van Waldo om het leven. De weesjongen ontmoet toevallig het iets oudere buurmeisje Vera, dat in het gedrang haar moeder is kwijstgeraakt. De Duitsers hebben ondertussen de vluchtende massa ingehaald, en de kinderen beginnen hun terugtocht naar de vaderstad...

Waldo en Vera trekken tijdens deze prachtige meimaand 1940 door de 'Vlaamse bossen waar de koekoek roept, waar er opnieuw geen oorlog meer is en de liefelijke lente zacht en zonnig als het begin van een nieuwe tijd over de aarde ligt'. Helaas, in dit verrukkelijke pastorale decor staat de kinderen het gruwelijkste te wachten...

Deze kleine episode uit het onmetelijke treurspel dat de tweede wereldoorlog is geweest, wordt door de ogen van de kleine jongen gezien en door hem verteld. Zijn relaas raakt iedere lezer diep. Wierook en tranen, voor het eerst in 1958 gepubliceerd, werd dan ook terecht één van de meest gelezen romans van de hedendaagse Vlaamse letteren. 

Wierook en tranen door Ward Ruyslinck
Shadow

Oefenen voor je mondelingen?

Komen je mondelingen er aan en wil je oefenen? Probeer onze Boekenquiz. We stellen je open vragen over de gelezen boeken.

Schrijver, titel genre.
Schrijver: Ward Ruyslinck.
Titel: Wierook en tranen.
Uitgeverij: Manteau Amsterdam
Plaats en jaar van uitgave en druk: Brussel, 1958.
Aantal bladzijden: 139.
Genre: Novelle.

Samenvatting.
De negenjarige Waldo Havermans is met zijn vader en moeder op de vlucht voor de Duitsers. Het verhaal speelt zich af in de WOII. Waldo vertelt het verhaal vanuit de ik-persoon.
Als Waldo met zijn vader en moeder naar de grens van Frankrijk wil fietsen, komen er Duitse vliegtuigen overvliegen. Ze laten bommen vallen, en als Waldo op zoek wil gaan naar zijn vader en moeder, ziet hij zijn vader dood liggen, en van zijn moeder vindt hij alleen nog maar een schoen. Hijzelf heeft alleen zijn voet verwond. Dan valt hij bewusteloos neer. Als hij weer bijkomt, ligt hij in een ziekenhuis. Als zijn voet genezen is, moet hij weg, maar de zuster die hem verzorgd heeft, zorgt ervoor dat hij met een troep soldaten meekan naar een verzamelkamp voor vluchtelingen aan de kust. Waldo komt bij de soldaat Evarist in de vrachtwagen terecht. Als ze na enkele uren stoppen, ziet Waldo zijn 14-jarige buurmeisje Vera op een krukje zitten. Hij loopt snel naar haar toe, en Vera is heel blij om hem te zien. Haar vader vecht tegen het Duitse leger, en haar moeder is ze kwijtgeraakt door de drukte bij de grens. Vera haalt Waldo over met haar mee te gaan naar de kust, in plaats van naar het vluchtelingenkamp. Ze vertelt hem dat ze in de duinen een huisje wil bouwen, en daar voor altijd wil blijven wonen. Vera en Waldo beginnen naar de kust te lopen, en ’s nachts overnachten ze in een oude mosterdfabriek. Als Waldo en Vera onderweg langs een stad lopen, zien ze dat daar bommen zijn gevallen. Vele huizen zijn gebombardeerd, en de kerk is bijna geheel verwoest. Vera wil de kerk eventjes naar binnen gaan. Waldo verwacht er de heerlijke geur van wierook te ruiken, die hij altijd in de kerk ruikt, maar die is er niet. Na enkele minuten gaan ze weer, maar er zijn opeens maar heel weinig mensen op de straat te zien. Net als ze zich afvragen waarom, komt een man in hun richting gerend. ‘Maak gauw dat jullie wegkomen, kinderen!’ schreeuwde hij. ‘Gauw, de Duitsers zitten vlakbij!’
Vera en Waldo vluchten snel een hooischuur in, en verbergen zich in het hooi. Als de Duitsers langskomen, stoppen ze, en schreeuwen dat Waldo en Vera naar buiten moeten komen. Waldo en Vera lopen met hun armen omhoog naar buiten. De Duitsers die geen kinderen verwachten, beginnen te lachen.

Waldo en Vera krijgen sinaasappels aangeboden, en ze mogen gewoon gaan, terwijl Waldo verwachtte dat ze vermoord zouden worden! Nu dat Vera en Waldo weten dat de kust ook bezet is door de Duitsers, wil Vera niet meer naar de kust gaan. Ze stelt aan Waldo voor, dat ze terug naar huis gaan, en dat Vera aan haar moeder zal vragen of Waldo bij hun mag komen wonen. Waldo vindt dit ook een goed idee, en ze draaien zich weer om. Als ze langs Tielt lopen, herinnert Vera zich opeens dat ze een oom in dat dorpje heeft wonen, en Waldo en Vera gaan naar hem toe, in de hoop dat hij hun geld wil geven voor een treinkaartje naar Antwerpen. Omdat Vera niet precies meer weet waar haar oom woont, vragen ze het aan iemand. Nadat ze een nauwkeurige beschrijving hebben gekregen, lopen ze, vol goede moed, naar zijn huis. Als Vera aanbelt, komt haar oom pas na enkele minuten naar de deur gelopen. Eerst herkent hij zijn nichtje niet, en als hij zich haar weer herinnert, is hij ook niet erg vriendelijk. Hij zegt tegen Waldo en Vera dat ze in de keuken moeten wachten, en heel stil moeten zijn, want hij heeft bezoek. Hij geeft Waldo en Vera iets te eten en te drinken, en gaat weer terug naar zijn bezoek. Waldo en Vera eten en drinken alles op. Als Waldo zich net af begint te vragen hoe lang het bezoek zal blijven, klinkt er gestommel op de gang. Als Waldo door het sleutelgat kijkt, ziet hij een dronken man en vrouw, die steeds over elkaar heen vallen. Vera wil plotseling weg uit het huis van haar oom, en ze trekt Waldo met zich mee. Als ze een eindje buiten Tielt zijn, begint het te regenen. Omdat ze net langs de spoorlijn lopen, besluiten ze eventjes te gaan schuilen bij een klein stationnetje. Na een tiental minuten, komen er treinen aangereden. Vera en Waldo kijken door de ramen naar buiten, om te zien wie er uitstappen. Er zijn veel Duitse soldaten te zien, en verscheidene mensen roepen dat het gevangen Belgische soldaten zijn, die met de trein zijn gekomen. Vera is heel bang dat haar vader erbij zit, en kijkt heel goed naar de soldaten. Waldo kijkt mee, en ziet opeens Evarist lopen, de soldaat die hem naar het vluchtelingenkamp aan de kust had moeten brengen. Waldo roept hem zo hard hij kan, maar Evarist hoort hem niet. Als alle soldaten voorbij zijn gelopen, vertelt Vera hem dat haar vader er niet bij zat. Als het is gestopt met regenen gaan Vera en Waldo weer verder. Na een tijdje zien ze een rivier. Omdat Vera niet zeker weet of ze de rivier moeten oversteken of niet, kijkt ze rond of ze iemand ziet om het aan te kunnen vragen. Dan ziet Waldo een bootje tussen het riet liggen. Vera en hij lopen er snel heen, en gaan erin zitten. Dan komt opeens een groepje Duitsers aangereden. Vera en Waldo houden zich doodstil, maar het groepje Duitsers besluit een pauze te houden, op het veldje dat aan de rivier ligt. Vera en Waldo moeten blijven liggen in het boortje, om niet ontdekt te worden. Maar na een tijdje zien de Duitsers dat Vera vanuit het bootje voorzichtig keek. Een van de Duitsers loopt naar het bootje toe, en ziet vol verbazing twee kinderen in een bootje liggen. Hij roept naar Waldo en Vera dat ze naar hem toe moeten komen, en ze lopen angstig naar hem toe. De soldaat is heel vriendelijk, en nodigt hen uit om mee te eten met zijn vrienden. Vera vertelt dat ze geen eten hebben, maar dit is voor de Duitsers geen probleem, ze delen hun eten met Vera en Waldo. De Duitsers bieden hen een lift naar Antwerpen aan, en die accepteren Waldo en Vera maar al te graag. Waldo en Vera mogen op de schoot van twee Duisters zitten, en ze rijden weg. Na een halfuurtje rijden ze opeens een bos in. Vera vertelt hem dat ze een pauze houden. Dit had de Duitser Kurt, waarbij ze op schoot zat, haar verteld. Kurt vraagt aan Vera en Waldo of ze nog niet moe zijn, maar dat zijn ze nog niet. Kurt trekt Vera op zijn schoot, ofschoon ze dit helemaal niet wil. Dan wordt er een tijdje gescharreld met Vera. Waldo vindt het helemaal niet fijn dat ze dit doen. Hij wordt een beetje boos op de Duitsers, behalve op Hein, want die doet niet mee. Na een tijdje willen de Duisters dat Waldo en Vera ook meedrinken van hun drank. Waldo proeft er iets van, maar hij vindt dat het een afschuwelijke smaak heeft. Het brandde als vuur aan zijn gehemelte. Omdat hij steeds meer moet drinken van de Duitsers, is Waldo na een tijdje dronken. Hij moet steeds lachen, maar hij weet niet waarom. Opeens staan twee Duitsers op, en hijsen Vera overeind. Waldo wil opstaan, maar dit lukt hem niet, want zijn lichaam voelt heel zwaar aan. Hein kalmeert hem, en zegt dat Vera snel weer terug zal komen. Dan valt Waldo in slaap.
Als Waldo ’s ochtends weer wakker wordt, zijn de Duitsers verdwenen. De motors zijn weg, en Vera is ook nergens te zien. Waldo rent door het bos, op zoek naar Vera. Dan hoort hij opeens gekreun tussen de bomen. Hij rent ernaar toe, en ziet Vera op de grond liggen. Waldo vraagt haar of ze haar ook dronken hebben gemaakt, maar Vera zegt dat ze heeft overgegeven, en dat ze nu niet meer dronken is. Vera zegt dat ze veel pijn heeft, en Waldo vraagt of ze haar hebben geslagen. Vera schudt haar hoofd. Waldo vraagt verder, maar Vera wil alleen loslaten dat de Duitsers een doodzonde hebben begaan, maar nu weet Waldo nog steeds niets. Vera vraagt aan Waldo, of hij hulp voor haar wil gaan halen, en snel loopt Waldo naar de grote weg toe. Na enkele minuten komt een zigeunerwagen aangereden. Hier vraagt Waldo om hulp. Een man, genaamd Juul, loopt met hem mee. Juul buigt zich over Vera, en zegt tegen Waldo dat hij verband uit de wagen moet gaan halen. Als hij terugkomt, volgen vijf andere mannen hem. Ze pakken Vera voorzichtig op, en dragen haar het bos uit. Waldo ziet een ambulance met open deuren op de weg staan. Vera wordt erin gelegd, en de ambulance rijdt weg. Juul zegt dat ze Vera naar Gent brengen, en Waldo mag met de zigeunerwagen meerijden. Als ze in Gent aan zijn gekomen, wijst Juul hem de weg naar het ziekenhuis. Ook geeft hij Waldo een geldstuk. Na een tijdje lopen vind Waldo het ziekenhuis, en loopt naar binnen. Als hij aan een zuster heeft gevraagd waar hij Vera kan vinden, brengt een zuster hem naar haar kamer toe. De dokter komt net uit haar kamer gelopen, en praat even met de zuster in het Frans. Als de dokter weer wegloopt, vertelt de zuster Waldo dat het “kindje Jezus Vera tot zich heeft genomen.’’ Waldo mag nog afscheid van Vera nemen, en de zuster brengt hem naar haar toe. Als Waldo het levenloze lichaam van Vera ziet, begint hij hartstochtelijk te huilen.
De zuster wil nog met Waldo gaan bidden in de kapel, voor de zielenrust van Vera. Ze lopen de kapel binnen, en Waldo ruikt meteen weer de geur van de wierook. De zuster bidt zachtjes voor Vera. Als Waldo en de zuster de kapel weer uitlopen, pakt Waldo het geldstuk dat hij van Juul had gekregen, en gooit het in de gleuf van het offerblok. De zuster glimlacht en streelt Waldo zacht over het haar.

Verhaaltechniek.
1. Ruimte (plaats en tijd):
-Het verhaal speelt zich af in Vlaanderen, gedurende de WOII.


2. Verhaalfiguren (geef in het kort informatie over de belangrijkste persoon/personen).
- Waldo is negen jaar oud, en heeft net beide ouders verloren door een bombardement.
Hier is hij erg verdrietig over, maar dat wil hij niet laten blijken.
- Vera is het buurmeisje van Waldo, die in de drukte haar
moeder is kwijtgeraakt. Ze is erg gelovig.

3. Vertelwijze.
- Waldo vertelt het verhaal vanuit de ik-vorm.

4. Motieven (geef enkele motieven met korte voorbeelden / citaten uit de tekst).
Ward Ruyslinck heeft het boek opgedragen aan zijn ouders.
‘ voor pa en ma’.


5. Thema.
Het thema van dit boek is : oorlog.

6. Titelverklaring.
De titel van dit boek, is ‘’Wierook en tranen’’.
Waldo is dol op de geur van wierook in kerken. Als hij op het einde van het boek, in de kapel van het ziekenhuis is,
wordt hij voor het eerst verdrietig van de wierookgeur. Daar huilt hij dan ook.

7. Schrijfstijl.
De eerste 5 hoofdstukken beschrijven hoe Waldo met
zijn ouders van huis vlucht. Het verhaal begint na de
eerste dag. Op de zesde dag gaan Waldo en Vera terug naar
huis. De laatste drie hoofdstukken gaan over de laatste
dag.

Beoordeling.
Ik vind dit boek een 8 waard, omdat het een interessant maar zielig boek is. Ik houd niet altijd van oorlogsverhalen, maar dit boek sprak me toch wel aan.


1ste Recensie:
Ward Ruyslinck is een naam, die Bordewijk had kunnen bedenken voor een deftig Haags verhaal, maar hij is door een andere schrijver bedacht en als pseudoniem gekozen. Ward Ruyslinck heet eigenlijk De Belser. Hij is nog jong, woont in Morsel-Anwerpen en staat genoteerd als een nieuwe belofte voor het Vlaamse proza.

Niet ten onrechte, getuige zijn debuut in 1957 "De ontaarde slapers" (Uitg. A. Manteau N.V. Brussel). De ontaarde slapers zijn twee echtelieden, die wachten op het niets, hetgeen bepaald nog minder is dan de Godot van Samuel Beckett, en die hun wachttijd niet willen verdoen met werken. Maar via deze slapers en speciaal via de bespiegelingen van het werkloos manspersoon Silvester laat Ward Ruyslinck wel zien hoe betrekkelijk, hoe dom, hoe nutteloos de menselijke activiteit is, die wel weer naar een oorlog zal voeren. Het is een wijs boekje onder een masker van onwijsheid; grimmig, weerbarstig, macaber, sfeervol.
Totaal anders is het pas bij dezelfde uitgeefster verschenen "Wierook en tranen". De ik-figuur, die het verhaal vertelt, is een negenjarig ventje, dat met vader en moeder vlucht voor het naderende Duitse leger. Men herinnert zich de vluchtende colonnes uit de meidagen van 1940 uit krantenverslagen, verhalen, films, voornamelijk als een massabeweging en niet als een massale verplaatsing van individuen, die uit waren op het redden van het eigen hachje of de hachjes van een klein gezinsgroepje.
Ward Ruyslinck concentreert zich op het kleine gezin van het jongetje Waldo en zijn ouders en geeft zijn relaas op een sobere, naturalistische wijze. Hij laat zijn drietal voorbijschuiven aan de grote en hevige gebeurtenissen, als hebben zij er nauwelijks deel aan.
Zij kunnen ze niet bevatten en houden zich bezig met de kleine dingen, die zij wel bevatten kunnen, tot de lugubere frappe van het noodlot er zo maar een eind aan maakt: de ouders door een bom uitgewist, het ventje Waldo aan zich zelf overgelaten midden in een onverschillig voortvliedende vluchtelingenstroom.
Het verhaal schijnt te zullen uitlopen op een spookachtig schimmenspel geënt op de gruwzame werkelijkheid, maar krijgt dan een vertederend accent door de verschijning van het buurmeisje Vera, dat ook alleen is overgebleven. Zij is veertien jaar en zo kordaat, dat zij het lot van de twee kinderen op hun zwerftocht door het geteisterde Vlaanderen geheel in handen schijnt te kunnen nemen. De gruwelijke ingreep van een groepje Duitse schenders maakt daar een eind aan.
Ward Ruyslinck heeft het zich in "Wierook en tranen" te moeilijk gemaakt.
Door zijn verhaal te laten vertellen door een manneke van negen jaar, heeft hij als schrijver geen uitwijkmogelijkheid meer voor eigen inzichten, gezichtspunten, bespiegelingen en aangezien hij het niet geheel zonder kan stellen gaat het kereltje Waldo op den duur een ouwelijke indruk maken en wordt een onwerkelijk brokje mens in het werkelijke gebeuren.
De schrijver is met een grote zuiverheid te werk gegaan, behoedzaam omspringend met de dramatische springstof, rustig de pen voerend zonder de riskante beelden uit "De ontaarde slapers" en men heeft bewondering voor het eerlijk bedoelde, wat hygiënisch uitgevallen resultaat.
Men kan echter niet zeggen, dat de wereld van die verschrikkelijke meidagen van 1940 zijn weerspiegeld in de ogen van het negenjarige kereltje en men wordt wel eens geboeid, maar nooit ontroerd door de reacties, de gesprekken, de kinderlijke intimiteiten van twee kinderen in een wereld, waar mensenkinderen hun gevaarlijke speelgoed niet langer de baas zijn.
Het zijn ernstige, te zwaar wegende bezwaren tegen Wierook en tranen wat niet wegneemt, dat men met belangstelling de toekomst van de jonge auteur Ward Ruyslinck tegemoet ziet.

Jan Spierdijk, Ward Ruyslinck, Ontaarde slapers en wierook en tranen, De Telegraaf, 09-04-1959.
De schrijver van dit stuk vind het jammer dat Ward Ruyslinck voor een negen jarig jongetje heeft gekozen als hoofdpersoon. Omdat hij er daardoor geen eigen draai meer aan kon geven. Ik ben het daar niet mee eens. Ik vind het verhaal doordat het nog maar een klein jongetje is het een veel aangrijpender verhaal.

2de Recensie:
Hilversum - De gruwelijke eerste dagen van een oorlog, gezien door de ogen van een 9-jarig jongetje vormen de inhoud van de speelfilm voor televisie "Wierook en tranen". De NCRV zendt deze samen met de BRT vervaardigde bewerking van de gelijknamige novelle van de Vlaamse schrijver Ward Ruyslinck uit op zondag 1 mei (ned. 1. 20.30 uur).
Hoewel het over oorlog gaat, over de lotgevallen van twee kinderen te midden van de menigte die voor de Duitse legers naar de Franse grens en de Noordzeekust uitvluchten, speelt het gebruikelijke oorlogsgeweld maar een ondergeschikte rol. Het gaat om een ramp die zich in een kinderleven voltrekt en dat is ingehouden en fraai, zij het nu en dan wat traag verfilmd.
De 9-jarige Waldo, gespeeld door de 10-jarige Daan Brouwers, trekt met zijn ouders naar Frankrijk. Na een overnachting in een klein dorpje, bij een vrouw die hij als heks beschouwt, komen zijn ouders om bij een bombardement. Waldo vervolgt zijn reis in een legerkolonne, en stuit op zijn vroegere buurmeisje Vera (gespeeld door Katlijn Verbeke). Samen trekken ze verder, tot Vera sterft na door Duitse soldaten verkracht te zijn. Waldo heeft dan in een paar dagen zijn ouders, zijn buurmeisje en zijn geloof in een barmhartig God, gesymboliseerd door zijn liefde voor wierook, verloren.
"Hoe vaker ik het zie, hoe beter ik het vind",
reageert Ward Ruyslinck, die in de gelijknamige novelle een groot deel van zijn eigen jeugdherinneringen verwerkt. Na het lezen van het scenario, geschreven door Rients Slippens, was zijn voornaamste vrees dat regisseur Ruud Kirsch er niet in zou slagen melodramatische scènes te vermijden. Op dat gebied werd hij echter gerustgesteld [en] op enkele zwakke details na zei hij bijzonder tevreden te zijn met de uitkomst.
"Als ik heel eerlijk ben, moet ik zeggen dat je de film zou kunnen vergelijken met een poging "Een brug te ver" te maken op super-8,", bekende Ruud Keers. Een vergelijking waarmee hij doelt op de mogelijkheden die de televisie geboden zijn een in alle opzichten getrouw [en] volmaakt beeld op te roepen. Niettemin doen de onvolkomenheden die in de film voorkomen weinig afbreuk aan een beeld dat werd opgeroepen.

"Wierook en tranen" maakt deel uit van een serie van drie bewerkingen van Nederlandstalige schrijvers, waarvan "Klaaglied om Agnes" van Marnix Gijsen als is uitgezonden. Op het programma staat nu nog "De herberg met het hoefijzer" van A. den Doolaard. De keuze van "Wierook en tranen" zei hoofd afdeling drama van de NCRV, Wim Hazeu, is naast het thema ingegeven door de filmische wijze van schrijven van Ruyslinck. Bovendien hoopt Hazeu met deze uitzending een publiek te bereiken dat weinig televisie kijkt: de groep van 15 tot 25 jaar. "Wierook en tranen" staat, aldus Hazeu, bijna op elke boekenlijst van middelbare scholieren en er worden jaarlijks nog altijd een 20,000 exemplaren van verkocht. Het katholicisme dat er een grote rol in speelt, was geen struikelblok.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "Wierook en tranen door Ward Ruyslinck"