Schrijver: Ward Ruyslinck.
Titel: Wierook en tranen.
Uitgeverij: Manteau Amsterdam
Plaats en jaar van uitgave en druk: Brussel, 1958.
Aantal bladzijden: 139.
Genre: Novelle.
Samenvatting.
De negenjarige Waldo Havermans is met zijn vader en moeder op de vlucht voor de Duitsers. Het verhaal speelt zich af in de WOII. Waldo vertelt het verhaal vanuit de ik-persoon.
Als Waldo met zijn vader en moeder naar de grens van Frankrijk wil fietsen, komen er Duitse vliegtuigen overvliegen. Ze laten bommen vallen, en als Waldo op zoek wil gaan naar zijn vader en moeder, ziet hij zijn vader dood liggen, en van zijn moeder vindt hij alleen nog maar een schoen. Hijzelf heeft alleen zijn voet verwond. Dan valt hij bewusteloos neer. Als hij weer bijkomt, ligt hij in een ziekenhuis. Als zijn voet genezen is, moet hij weg, maar de zuster die hem verzorgd heeft, zorgt ervoor dat hij met een troep soldaten meekan naar een verzamelkamp voor vluchtelingen aan de kust. Waldo komt bij de soldaat Evarist in de vrachtwagen terecht. Als ze na enkele uren stoppen, ziet Waldo zijn 14-jarige buurmeisje Vera op een krukje zitten. Hij loopt snel naar haar toe, en Vera is heel blij om hem te zien. Haar vader vecht tegen het Duitse leger, en haar moeder is ze kwijtgeraakt door de drukte bij de grens. Vera haalt Waldo over met haar mee te gaan naar de kust, in plaats van naar het vluchtelingenkamp. Ze vertelt hem dat ze in de duinen een huisje wil bouwen, en daar voor altijd wil blijven wonen. Vera en Waldo beginnen naar de kust te lopen, en ’s nachts overnachten ze in een oude mosterdfabriek. Als Waldo en Vera onderweg langs een stad lopen, zien ze dat daar bommen zijn gevallen. Vele huizen zijn gebombardeerd, en de kerk is bijna geheel verwoest. Vera wil de kerk eventjes naar binnen gaan. Waldo verwacht er de heerlijke geur van wierook te ruiken, die hij altijd in de kerk ruikt, maar die is er niet. Na enkele minuten gaan ze weer, maar er zijn opeens maar heel weinig mensen op de straat te zien. Net als ze zich afvragen waarom, komt een man in hun richting gerend. ‘Maak gauw dat jullie wegkomen, kinderen!’ schreeuwde hij. ‘Gauw, de Duitsers zitten vlakbij!’
Vera en Waldo vluchten snel een hooischuur in, en verbergen zich in het hooi. Als de Duitsers langskomen, stoppen ze, en schreeuwen dat Waldo en Vera naar buiten moeten komen. Waldo en Vera lopen met hun armen omhoog naar buiten. De Duitsers die geen kinderen verwachten, beginnen te lachen.
Als Waldo ’s ochtends weer wakker wordt, zijn de Duitsers verdwenen. De motors zijn weg, en Vera is ook nergens te zien. Waldo rent door het bos, op zoek naar Vera. Dan hoort hij opeens gekreun tussen de bomen. Hij rent ernaar toe, en ziet Vera op de grond liggen. Waldo vraagt haar of ze haar ook dronken hebben gemaakt, maar Vera zegt dat ze heeft overgegeven, en dat ze nu niet meer dronken is. Vera zegt dat ze veel pijn heeft, en Waldo vraagt of ze haar hebben geslagen. Vera schudt haar hoofd. Waldo vraagt verder, maar Vera wil alleen loslaten dat de Duitsers een doodzonde hebben begaan, maar nu weet Waldo nog steeds niets. Vera vraagt aan Waldo, of hij hulp voor haar wil gaan halen, en snel loopt Waldo naar de grote weg toe. Na enkele minuten komt een zigeunerwagen aangereden. Hier vraagt Waldo om hulp. Een man, genaamd Juul, loopt met hem mee. Juul buigt zich over Vera, en zegt tegen Waldo dat hij verband uit de wagen moet gaan halen. Als hij terugkomt, volgen vijf andere mannen hem. Ze pakken Vera voorzichtig op, en dragen haar het bos uit. Waldo ziet een ambulance met open deuren op de weg staan. Vera wordt erin gelegd, en de ambulance rijdt weg. Juul zegt dat ze Vera naar Gent brengen, en Waldo mag met de zigeunerwagen meerijden. Als ze in Gent aan zijn gekomen, wijst Juul hem de weg naar het ziekenhuis. Ook geeft hij Waldo een geldstuk. Na een tijdje lopen vind Waldo het ziekenhuis, en loopt naar binnen. Als hij aan een zuster heeft gevraagd waar hij Vera kan vinden, brengt een zuster hem naar haar kamer toe. De dokter komt net uit haar kamer gelopen, en praat even met de zuster in het Frans. Als de dokter weer wegloopt, vertelt de zuster Waldo dat het “kindje Jezus Vera tot zich heeft genomen.’’ Waldo mag nog afscheid van Vera nemen, en de zuster brengt hem naar haar toe. Als Waldo het levenloze lichaam van Vera ziet, begint hij hartstochtelijk te huilen.
De zuster wil nog met Waldo gaan bidden in de kapel, voor de zielenrust van Vera. Ze lopen de kapel binnen, en Waldo ruikt meteen weer de geur van de wierook. De zuster bidt zachtjes voor Vera. Als Waldo en de zuster de kapel weer uitlopen, pakt Waldo het geldstuk dat hij van Juul had gekregen, en gooit het in de gleuf van het offerblok. De zuster glimlacht en streelt Waldo zacht over het haar.
Verhaaltechniek.
1. Ruimte (plaats en tijd):
-Het verhaal speelt zich af in Vlaanderen, gedurende de WOII.
2. Verhaalfiguren (geef in het kort informatie over de belangrijkste persoon/personen).
- Waldo is negen jaar oud, en heeft net beide ouders verloren door een bombardement.
Hier is hij erg verdrietig over, maar dat wil hij niet laten blijken.
- Vera is het buurmeisje van Waldo, die in de drukte haar
moeder is kwijtgeraakt. Ze is erg gelovig.
3. Vertelwijze.
- Waldo vertelt het verhaal vanuit de ik-vorm.
4. Motieven (geef enkele motieven met korte voorbeelden / citaten uit de tekst).
Ward Ruyslinck heeft het boek opgedragen aan zijn ouders.
‘ voor pa en ma’.
Het thema van dit boek is : oorlog.
6. Titelverklaring.
De titel van dit boek, is ‘’Wierook en tranen’’.
Waldo is dol op de geur van wierook in kerken. Als hij op het einde van het boek, in de kapel van het ziekenhuis is,
wordt hij voor het eerst verdrietig van de wierookgeur. Daar huilt hij dan ook.
7. Schrijfstijl.
De eerste 5 hoofdstukken beschrijven hoe Waldo met
zijn ouders van huis vlucht. Het verhaal begint na de
eerste dag. Op de zesde dag gaan Waldo en Vera terug naar
huis. De laatste drie hoofdstukken gaan over de laatste
dag.
Beoordeling.
Ik vind dit boek een 8 waard, omdat het een interessant maar zielig boek is. Ik houd niet altijd van oorlogsverhalen, maar dit boek sprak me toch wel aan.
1ste Recensie:
Ward Ruyslinck is een naam, die Bordewijk had kunnen bedenken voor een deftig Haags verhaal, maar hij is door een andere schrijver bedacht en als pseudoniem gekozen. Ward Ruyslinck heet eigenlijk De Belser. Hij is nog jong, woont in Morsel-Anwerpen en staat genoteerd als een nieuwe belofte voor het Vlaamse proza.
Totaal anders is het pas bij dezelfde uitgeefster verschenen "Wierook en tranen". De ik-figuur, die het verhaal vertelt, is een negenjarig ventje, dat met vader en moeder vlucht voor het naderende Duitse leger. Men herinnert zich de vluchtende colonnes uit de meidagen van 1940 uit krantenverslagen, verhalen, films, voornamelijk als een massabeweging en niet als een massale verplaatsing van individuen, die uit waren op het redden van het eigen hachje of de hachjes van een klein gezinsgroepje.
Ward Ruyslinck concentreert zich op het kleine gezin van het jongetje Waldo en zijn ouders en geeft zijn relaas op een sobere, naturalistische wijze. Hij laat zijn drietal voorbijschuiven aan de grote en hevige gebeurtenissen, als hebben zij er nauwelijks deel aan.
Zij kunnen ze niet bevatten en houden zich bezig met de kleine dingen, die zij wel bevatten kunnen, tot de lugubere frappe van het noodlot er zo maar een eind aan maakt: de ouders door een bom uitgewist, het ventje Waldo aan zich zelf overgelaten midden in een onverschillig voortvliedende vluchtelingenstroom.
Het verhaal schijnt te zullen uitlopen op een spookachtig schimmenspel geënt op de gruwzame werkelijkheid, maar krijgt dan een vertederend accent door de verschijning van het buurmeisje Vera, dat ook alleen is overgebleven. Zij is veertien jaar en zo kordaat, dat zij het lot van de twee kinderen op hun zwerftocht door het geteisterde Vlaanderen geheel in handen schijnt te kunnen nemen. De gruwelijke ingreep van een groepje Duitse schenders maakt daar een eind aan.
Ward Ruyslinck heeft het zich in "Wierook en tranen" te moeilijk gemaakt.
Door zijn verhaal te laten vertellen door een manneke van negen jaar, heeft hij als schrijver geen uitwijkmogelijkheid meer voor eigen inzichten, gezichtspunten, bespiegelingen en aangezien hij het niet geheel zonder kan stellen gaat het kereltje Waldo op den duur een ouwelijke indruk maken en wordt een onwerkelijk brokje mens in het werkelijke gebeuren.
De schrijver is met een grote zuiverheid te werk gegaan, behoedzaam omspringend met de dramatische springstof, rustig de pen voerend zonder de riskante beelden uit "De ontaarde slapers" en men heeft bewondering voor het eerlijk bedoelde, wat hygiënisch uitgevallen resultaat.
Men kan echter niet zeggen, dat de wereld van die verschrikkelijke meidagen van 1940 zijn weerspiegeld in de ogen van het negenjarige kereltje en men wordt wel eens geboeid, maar nooit ontroerd door de reacties, de gesprekken, de kinderlijke intimiteiten van twee kinderen in een wereld, waar mensenkinderen hun gevaarlijke speelgoed niet langer de baas zijn.
Het zijn ernstige, te zwaar wegende bezwaren tegen Wierook en tranen wat niet wegneemt, dat men met belangstelling de toekomst van de jonge auteur Ward Ruyslinck tegemoet ziet.
De schrijver van dit stuk vind het jammer dat Ward Ruyslinck voor een negen jarig jongetje heeft gekozen als hoofdpersoon. Omdat hij er daardoor geen eigen draai meer aan kon geven. Ik ben het daar niet mee eens. Ik vind het verhaal doordat het nog maar een klein jongetje is het een veel aangrijpender verhaal.
2de Recensie:
Hilversum - De gruwelijke eerste dagen van een oorlog, gezien door de ogen van een 9-jarig jongetje vormen de inhoud van de speelfilm voor televisie "Wierook en tranen". De NCRV zendt deze samen met de BRT vervaardigde bewerking van de gelijknamige novelle van de Vlaamse schrijver Ward Ruyslinck uit op zondag 1 mei (ned. 1. 20.30 uur).
Hoewel het over oorlog gaat, over de lotgevallen van twee kinderen te midden van de menigte die voor de Duitse legers naar de Franse grens en de Noordzeekust uitvluchten, speelt het gebruikelijke oorlogsgeweld maar een ondergeschikte rol. Het gaat om een ramp die zich in een kinderleven voltrekt en dat is ingehouden en fraai, zij het nu en dan wat traag verfilmd.
De 9-jarige Waldo, gespeeld door de 10-jarige Daan Brouwers, trekt met zijn ouders naar Frankrijk. Na een overnachting in een klein dorpje, bij een vrouw die hij als heks beschouwt, komen zijn ouders om bij een bombardement. Waldo vervolgt zijn reis in een legerkolonne, en stuit op zijn vroegere buurmeisje Vera (gespeeld door Katlijn Verbeke). Samen trekken ze verder, tot Vera sterft na door Duitse soldaten verkracht te zijn. Waldo heeft dan in een paar dagen zijn ouders, zijn buurmeisje en zijn geloof in een barmhartig God, gesymboliseerd door zijn liefde voor wierook, verloren.
"Hoe vaker ik het zie, hoe beter ik het vind",
reageert Ward Ruyslinck, die in de gelijknamige novelle een groot deel van zijn eigen jeugdherinneringen verwerkt. Na het lezen van het scenario, geschreven door Rients Slippens, was zijn voornaamste vrees dat regisseur Ruud Kirsch er niet in zou slagen melodramatische scènes te vermijden. Op dat gebied werd hij echter gerustgesteld [en] op enkele zwakke details na zei hij bijzonder tevreden te zijn met de uitkomst.
"Als ik heel eerlijk ben, moet ik zeggen dat je de film zou kunnen vergelijken met een poging "Een brug te ver" te maken op super-8,", bekende Ruud Keers. Een vergelijking waarmee hij doelt op de mogelijkheden die de televisie geboden zijn een in alle opzichten getrouw [en] volmaakt beeld op te roepen. Niettemin doen de onvolkomenheden die in de film voorkomen weinig afbreuk aan een beeld dat werd opgeroepen.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden