Korte inhoud
4 juni 1945, Victor Hoppe wordt geboren. Wanneer zijn moeder merkt dat haar zoon rood haar heeft en een hazenlip gelooft ze dat de duivel in hem heerst. De dorpspastoor overhaalt Victors ouders om hun zoon naar het gesticht van het Clarissenklooster in La Chapelle te sturen. De abdis van het klooster, zuster Milgitha, verklaart de jongen debiel. In het klooster leert Victor lezen en schrijven door zuster Marthe. Op 23 januari 1950 haalt Victors vader, Karl, zijn zoon uit het gesticht.
Anderhalf jaar later wordt Hoppe naar het internaat van de Brüder der Christlichen Schulen in Eupen gestuurd. Onder de hoede van broeder Rombout maakt de jonge leerling kennis met Jezus en God. Victor blijkt erg intelligent te zijn. De dag waarop hij afstudeert pleegt zijn vader zelfmoord. Wanneer hij erin slaagt om muizen te klonen biedt Rex Cremer, stafarts aan de universiteit van Aken, hem er een baan aan. Hoppe begint er in het geheim met het klonen van mensen.
Op 13 oktober 1984 keert dokter Victor Hoppe terug naar zijn geboortedorp Wolfheim. Hij heeft een pasgeboren identieke drieling bij zich, Michaël, Rafaël en Gabriël. Hoppe start een huisartsenpraktijk in het dorp. Al snel komt Frau Maenhout voor de drieling zorgen, later geeft ze de jongens ook les. Op intellectueel niveau liggen ze ver voor op hun leeftijdsgenoten, maar op motorisch vlak komen ze achter. Frau Maenhout merkt dat de jongens snel verouderen en Hoppe zegt haar dat ze ziek zijn. Door een val van de trap in de dokter zijn huis sterft Maenhout.
Op 29 oktober 1988, na enkele jaren verbroken contact, ontmoet Rex Cremer dokter Hoppe opnieuw op een beurs in Frankfurt. Kort hierna komt Cremer langs bij Hoppe om zijn zoontjes te bezoeken. Hij stelt vast dat ze niet lang meer te leven hebben. Hoppe beschouwt hen dan ook als een mislukt experiment. Wanneer de draagmoeder van de drieling aanbelt bij Hoppe is Michaël al gestorven. Als ook Gabriël sterft ontdekt ze dat de jongens op sterk water staan en Victor doodt haar. Op 21 mei 1989 keert Cremer terug naar Hoppe omdat hij met zware schuldgevoelens zit. Hij vindt er de vier dode lichamen en steekt hen in brand. Ondertussen is het dorp op weg naar de calvarieberg voor hun jaarlijkse bedevaart. Bij de laatste statie hangt niet Jezus aan het kruis, maar dokter Hoppe. Hij scheurt los van het kruis en sterft.
Bespreking
‘De engelenmaker’ is een verhaal dat handelt over geloof en wetenschap, macht en onmacht, goed en kwaad, dorpsroddels, onsterfelijkheid en nog zo veel meer. Maar het gaat vooral over de strijd met God, de strijd tussen dokter Hoppe en God.
Victor Hoppe wordt al vanaf zijn geboorte aanschouwd als de duivel. De roddels en het bijgeloof van de dorpsbewoners versterken dit beeld. God en de duivel, een eeuwige strijd. In zijn kinderjaren ontdekt Victor dat Jezus voor het goede staat en God voor het kwade. Dit beeld blijft hij eeuwig vasthouden. Normale mensen beginnen op latere leeftijd een nuance te maken in wat goed en slecht is. Victor niet, goed en slecht, het enige wat hij kan onderscheiden. Koppelen we daaraan nog eens zijn hoogbegaafdheid en het feit dat hij alles letterlijk neemt dan komt men tot de conclusie dat de dokter aan het syndroom van Asperger leidt.
Wanneer bij zuster Marthe de abortus wordt uitgevoerd zegt ze tegen de jonge Victor enkele woorden die hij nooit meer zal vergeten, woorden die onbewust invloed op hem hebben.
“God geeft en God neemt, Victor. Maar niet altijd. Soms moeten we dat zelf doen. Onthoud dat.”(p.210)
Zuster Marthe zinspeelt hier vooral op het nemen, anderen hadden iets van haar afgenomen, een ongeboren leven. Victor interpreteert de woorden veeleer op een andere manier. Het geven, God geeft niet altijd dus dan moet hij dat doen. Hij moet geven wat God niet kan geven. Wanneer hij als student de kans heeft om te promoveren aan de universiteit kan hij kiezen tussen oncologie, geriatrie of embryologie. Levens redden, levens rekken of levens maken. Met de woorden van zuster Marthe in zijn achterhoofd kiest hij voor levens maken, levens geven.
Als Karl Hoppe sterft laat hij een brief achter aan zijn zoon. Na het lezen van de brief wordt Victors wereld door elkaar geschud. Niet zozeer door de inhoud, maar vooral door de woorden.
“Je mag dan nog zoveel goed doen, uiteindelijk moet je boeten voor het kwade dat je hebt verricht. Goed doen alleen is daarom niet genoeg. Het kwaad moet ook bestreden worden.” (p.301)
God is het kwade, dus God moet bestreden worden. Jezus is het goede, maar Jezus moet ook boeten voor het kwade dat hij heeft verricht. In de lagere school is Victor tot de conclusie gekomen dat hij en Jezus lotgenoten zijn. God redde zijn zoon niet van het kruis, vader Hoppe slaat zijn zoon. De beide vaders doen kwaad. Victor is van plan om dokter te worden zodat hij goed kan doen, net zoals Jezus. Maar omdat Victor zichzelf in Jezus herkent, moet ook hij boeten voor het kwade dat hij heeft gedaan. Zijn boete komt op het einde van het verhaal. Hij kruisigt zichzelf, net zoals Jezus. En ook zoals Jezus zorgt hij ervoor dat hij zal verrijzen. Deze verrijzenis wordt negen maanden later geboren, als een kloon van Victor Hoppe.
Bij het klonen van de muizen krijgt Hoppe vele felicitaties. Een ervan komt van Rex Cremer. Cremer stuurt een kaartje met één zin erop. Hij bedoelt het speels, maar Victor vat het totaal anders op.
“U hebt God het nakijken gegeven.”(p.211)
Bij een telefoongesprek tussen beide heren ontwikkelt Hoppe zijn manier van denken over die ene zin.
“God zou het nooit gedaan hebben(…)God zou er nooit aan begonnen zijn, Hij zou nooit uit twee vrouwelijke of twee mannelijke dieren een nakomeling geboren laten worden. Dus kan ik Hem niet het nakijken hebben gegeven.(..) Maar soms is wat onmogelijk lijkt alleen maar moeilijk. En dan is het slechts een kwestie van doorzetten.” (p.212)
Het boekverslag gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
1 seconde geleden