Een belangrijke vertraging in het boek is te vinden op het eind van het boek, op bladzijde 407 van “Hij verloor...” tot “…gespannen was.”. Hier rent Henri de gevangenis uit en wordt hij neergeschoten. Hier gaat de hoofdpersoon dood en dus is er geen aanleiding meer voor een vervolg. In de bladzijdes die nog volgen blaast Henri zijn laatste adem uit, en dan is het verhaal afgelopen. De vertraging is gebruikt om het spannender te maken.
Een belangrijke versnelling is te vinden op bladzijde 240 en 241; van “Ik ben…” tot “… zal worden.”. Hier schrijft Henri een brief aan Marianne, die in Westerbork zit. Hij schrijft dat hij al drie maanden in de gevangenis zit, maar daarvan heeft de lezer maar een week meegekregen. Hij beschrijft kort wat er gebeurt is in die drie maanden in zijn cel, maar hij weet niet wat er allemaal achter zijn rug om gebeurd. Dat wordt hem pas duidelijk als hij uit de gevangenis komt.
Er zitten geen flashbacks in het boek.
Ruimte:
Het verhaal speelt zich af in Voorschoten, Den Haag, Amsterdam, Haarlem, Leiden, Utrecht, Amersfoort en Breda. In gevangenschap zit hij eerst in Engeland en later ergens in Drenthe. Er is zeker sprake van belangenruimte in het boek. Allereerst natuurlijk de gevangenissen waar Henri zich in bevindt: die zijn allemaal donker en somber, wat past bij de stemming van Henri. Een ander voorbeeld is de donkere kamer waarin Henri op het einde van het boek de foto’s ontwikkelt. Deze is donker, klein en gesloten en dat legt een extra druk op de ruimte, want in deze kamer moet Henri de beslissende foto ontwikkelen en dit mag absoluut niet fout gaan.
Personages:
Er is maar een hoofdpersoon in dit boek: Henri Osewoudt, alias Filip van Druten. Henri was als kind al een lelijke jongen: “Osewoudt keek in de spiegel en voelde aan zijn wangen, zijn wangen bleven zacht, bol en glad. (…) Zijn judoclubje was hij geregeld blijven bezoeken. Zijn voeten vergroeiden ernaar, zij werden breed en zeer gespierd over de wreven, het leek of zij zuignappen aan het worden waren. (…) Een klein monster, een rechtopstaande pad. Hij had geen neus, maar een neusje. Zijn ogen maakten ook in ruststand de indruk dat hij ze samengenepen hield alsof hij alleen maar loeren kon en niet gewoon kijken. Zijn mond deed denken aan de opening waardoor laagstaande dieren hun voedsel opnemen, geen mond die ook lachen en praten kon. En dan zijn bolle wangen en het witte zijdeachtige haar dat hij zo kort mogelijk knippen liet maar dat toch niet stug rechtop wilde staan.” Hij is ook heel klein en hij hoeft zich zijn hele leven nooit te scheren. Toch blijken er mensen te zijn die sterk op hem lijken: Dorbeck en later Jagtman. Dorbeck heeft alleen zwart haar, maar omdat Henri zijn haar later laat verven lijkt hij nog meer op Dorbeck.
Henri heeft een onzeker karakter, maar naarmate hij meer doet wat Dorbeck hem opdraagt, voelt hij zich zekerder. Als Dorbeck onvindbaar is wordt Henri weer onzeker. Verder is Henri ook wat onverschillig en, zeker tegenover vrouwen, gevoelig.
De enige round character is Henri Osewoudt. Van hem alleen kun je de gedachtes volgen en alleen hij ontwikkelt zich in de loop van het verhaal sterk: eerst is hij onzeker en is hij een enigszins normale burger, maar zodra hij Dorbeck ontmoet gaat hij voor het verzet werken en wordt hij sterker en belangrijker. Als de oorlog is afgelopen wordt hij gevangen genomen door de Nederlanders en wordt hij weer onzeker.
Vertelwijze:
‘De donkere kamer van Damokles’ is geschreven in een vertellerperspectief, verteld door een alwetende verteller. In het boek krijgt de lezer het verhaal van verschillende kanten te weten, terwijl Henri steeds in het ongewisse blijft wat er op andere plaatsen gebeurt en wat andere mensen van hem vinden. Er blijft altijd een zekere afstand tussen de lezer en de hoofdpersoon.
Structuur:
Het boek bestaat uit 410 bladzijdes en 46 ongetitelde en ongenummerde hoofdstukken. Het verhaal is volledig chronologisch verteld: het begint bij de jeugd van Henri en eindigt bij de dood van Henri, zonder dat daarin tijdsprongen naar het verleden worden gemaakt. Het boek heeft ook een duidelijke opbouw. De inleiding is de jeugd van Henri, het middenstuk is alles wat Henri beleeft tijdens de oorlog en de afsluiting is de gevangenschap van Henri door de Nederlanders.
De opening van het boek is een opening in de handeling. Het boek begint namelijk op het moment dat Henri als kleine jongen uit school komt en hoort dat zijn moeder zijn vader heeft vermoord. Natuurlijk is dit allemaal ter informatie voor het echte verhaal, maar het is een vrij lang stuk en zeer beschrijvend verteld, zeker niet saai of informatief.
Het einde van het boek is gesloten, simpel weg omdat hoofdpersoon Henri doodgaat in de laatste bladzijdes van het boek en er dus geen mogelijkheid meer is om hier een vervolg op te maken.
Motieven, thema & motto
Motieven:
De belangrijkste motieven in het boek zijn:
De Tweede Wereldoorlog in Nederland: dit is de tijd waarin het boek zich afspeelt en daardoor ook grotendeels het boek bepaalt. Zonder deze oorlog hadden vrijwel geen van de gebeurtenissen in het boek zich kunnen afspelen.
Een dubbelganger: af en toe komt er weer een dubbelganger van Henri opduiken in het boek. Vaak is dat Dorbeck en even is dit ook Jagtman. Het is een steeds terugkerend personage dat een belangrijke rol speelt in het verloop van het verhaal omdat Henri steeds verward wordt met Dorbeck dan wel Jagtman. Een voorbeeld is te vinden van pagina 195 tot en met pagina 200; als Henri in het ziekenhuis ligt en plotseling door onbekende mannen wordt ontvoerd en daarna midden op straat wordt afgezet. Later blijkt dat het niet de bedoeling was Henri te ontvoeren, maar Dorbeck.
Onzekerheid: Henri is vaak onzeker: dan wel over zijn eigen identiteit, dan wel over wie zijn dubbelganger nou is en of die dubbelganger wel bestaat, dan wel over welke kant hij moet kiezen in de oorlog. Zoals eerder gezegd verdwijnt deze onzekerheid zolang hij denkt te weten wie zijn dubbelganger is, omdat deze de andere twee onzekere punten (zijn identiteit en zijn standpunt in de oorlog) bepaalt en daarom zeker maakt. Op het moment dat hij weer in onzekerheid is over wie zijn dubbelganger is, is hij ook weer onzeker over zijn identiteit en zijn standpunt in de oorlog.
Vertrouwen: alle personages in het boek vragen zich af wie ze kunnen vertrouwen en vooral wie niet. Ook Henri vraagt zich af wie hij kan vertrouwen. In zijn ontmoeting met Elly Meijer is duidelijk dat ze elkaar allebei niet vertrouwen, en daarom komt er geen belangrijk woord uit de twee. Ook vertouwt Henri zijn buurman Evert niet omdat hij het vermoeden heeft dat Evert bij de NSB zit, en later blijkt dit wantrouwen ook terecht. Weer iets later moet Henri beslissen of hij Marianne kan vertrouwen, en omdat hij smoorverliefd is op haar heeft hij geen ander mogelijkheid dan dit te doen. De grootste vertrouwenskwestie gaat natuurlijk over die tussen Dorbeck en Henri. Dorbeck zegt volkomen op de capaciteiten van Henri te vertrouwen, maar Henri weet niet of het altijd goed is wat Dorbeck doet. Toch vertrouwt hij hem wel en doet hij altijd wat hem wordt opgedragen. Een laatste vertrouwenskwestie is die van Henri tegenover de Duitser Ebernuss. Natuurlijk is hij een Duitser en dus bij voorbaat niet te vertrouwen, maar hij zegt hem goedgezind te zijn en hem te helpen, en ook heeft Henri nooit kunnen merken dat dit niet zo is.
Leica: ook de Leica (en de daarbij nauw samenhangende donkere kamer) van Henri kan worden beschouwd al een motief. Het voorwerp (en de kamer) komt immers gedurende het hele boek terug en het helpt hem bij zijn zoektocht naar zijn dubbelganger.
Thema:
Het verhaal over een man in de Tweede Wereldoorlog die uit onzekerheid opzoek is naar de waarheid over zijn dubbelganger, maar die hierbij wordt gedwarsboomd door wantrouwen, verraad en ongeloof.
Titelverklaring:
‘De Donkere Kamer van Damokles’ heeft verschillende betekenissen.
De donkere kamer slaat allereerst terug op de plek waar men foto’s ontwikkelt, een plek die in het boek een aantal keer voorkomt en die ook het lot van Henri bepaald als hij gevangen is genomen door de Nederlanders. Ten tweede slaat de donkere kamer op enkele motieven: een donkere kamer straalt mysterie en onzekerheid uit en wordt vaak geassocieerd met eenzaamheid en de eindeloze zoektocht naar een identiteit.
Damokles slaat op een figuur uit de Griekse Oudheid. Het verhaal gaat dat Damocles een man was die in weelde wilde leven, maar toen hem een zwaard aan een haar boven het hoofd werd gehangen, stond hij alle weelde af om zijn leven te redden. Hieruit is het spreekwoord ‘het zwaard van Damocles hangt hem/haar boven het hoofd’ ontstaan. Dit betekent dat er een continu en onafwendbaar gevaar dreigt voor iemand. In de boektitel heeft Hermans het ‘zwaard van Damokles’ vervangen door de ‘donkere kamer van Damokles’. Dat betekent dus dat er geen zwaard boven iemands hoofd hangt, maar een donkere kamer en dus die al eerder genoemde onzekerheid en eenzaamheid: Henri wordt constant bedreigt door onzekerheid en eenzaamheid.
Motto:
In De Donkere Kamer van Damokles staat het motto niet voorin maar achter in het boek. Op de allerlaatste bladzijde citeert Hermans Ludwig Wittgenstein:
“Ik kan hem zoeken als hij er niet is, maar hem niet ophangen als hij er niet is. Men zou kunnen willen zeggen: ‘Dan moet hij er toch ook zijn als ik hem zoek.’ – Dan moet hij er ook zijn, als ik hem niet vind, en ook als hij helemaal niet bestaat.”
Dit citaat omvat de zoektocht van Henri naar zijn dubbelganger en dus naar een einde aan zijn onzekerheid. Aan het eind van het verhaal gaan Henri en vooral de mensen rondom hem twijfelen over het bestaan van zijn vermeende dubbelganger. Wittgenstein spreekt hier over iemand die niet bestaat, maar wel ‘is’ en de link die dan gelegd wordt is die dat Dorbeck wel ‘is’, maar niet echt bestaat. Dit citaat is paradoxaal omdat het de onzekerheid die er al het hele boek door geldt versterkt, maar ook probeert een einde te maken aan de onzekerheid van de lezer over het bestaan van Dorbeck. Om de verwarring nog groter te maken: in een interview heeft Hermans ooit gezegd:
“Het bewijs dat hij geen hallucinatie is, kan Osewoudt niet met documenten leveren, maar de lezer van het boek, kan in elk geval zeker weten dat er wel degelijk een dubbelganger van Osewoudt bestaat of moet hebben bestaan. De NSB-zoon van de drogist heeft hem immers gezien [...] ook al denkt deze drogistenzoon dat het Osewoudt was in andere kleren.” (bron: interview Hermans tegenover uitgeverij Wolters Kluwer http://nl.wikipedia.org/nl/De_donkere_kamer_van_Damokles)
Persoonlijke mening
Het mooiste gedeelte:
De beste gedeeltes van het boek vind ik de gesprekken tussen Ebernuss en Henri. Ebernuss doet alsof hij het goed voor heeft met Henri, maar men denkt als lezer dat Ebernuss dit speelt en eigenlijk alleen maar informatie uit hem wilt krijgen. Naarmate het boek vordert begin je toch steeds meer te geloven dat Ebernuss echt goedgezind is, omdat er geen reden is om dat niet te doen en Ebernuss wel heel veel medelijden toont tegenover Henri. Toch zoek je als lezer de ironie op die er eigenlijk in Ebernuss’ woorden zou moeten zitten, en die er soms ook wel een beetje zit, hoewel niet duidelijk zichtbaar. Op het eind blijkt dat Dorbeck een vriend is van Ebernuss en dat Henri dus eigenlijk de Duitsers hielp alleen maar door Dorbeck te vertrouwen, en dat Ebernuss dus geen enkele reden had om niet aardig te zijn tegen Henri.
Deze stukjes zijn dus tegelijkertijd grappig en verwarrend, en ze vormen een mooie rode draad door het tweede deel van het verhaal.
Andere boeken met hetzelfde thema:
In zeker opzicht vond ik Oorlogswinter van Jan Terlouw op De Donkere Kamer van Damokles lijken. De twee boeken (en de twee films met Als Twee Druppels Water als verfilming van De Donker Kamer en Oorlogswinter als verfilming van het gelijknamige boek) spelen zich beide af tijdens de Tweede Wereldoorlog in Nederland, en beide boeken gaan over het vertrouwen, of juist het wantrouwen, in mensen.
Eigen menig:
Ik vond dit boek absoluut de moeite waard om te lezen. Het boek bevat namelijk alle aspecten waar een boek voor mij aan moet voldoen.
Andere boeken met hetzelfde thema:
In zeker opzicht vond ik Oorlogswinter van Jan Terlouw op De Donkere Kamer van Damokles lijken. De twee boeken (en de twee films met Als Twee Druppels Water als verfilming van De Donker Kamer en Oorlogswinter als verfilming van het gelijknamige boek) spelen zich beide af tijdens de Tweede Wereldoorlog in Nederland, en beide boeken gaan over het vertrouwen, of juist het wantrouwen, in mensen.
Eigen menig:
Ik vond dit boek absoluut de moeite waard om te lezen. Het boek bevat namelijk alle aspecten waar een boek voor mij aan moet voldoen.
Zo was het in de eerste plaats geen saai boek, maar juist een boek met veel spanning, spanning die ook al uit de titel viel op te maken. Er gebeurde veel in het boek: er kwamen veel gesprekken in voor, en wat minder gedachtes van de hoofdpersoon, zoals ik gewend was in literaire romans. Aan de ene kant maakt dit het boek minder saai om te lezen, maar aan de andere kant zou men verwachten dat de diepgang een beetje verdwenen is. Hoewel dit inderdaad een klein minpuntje is, is dit toch niet helemaal waar. Er is voor de lezer namelijk, zeker na het boek uit te hebben, genoeg stof tot nadenken over welke personages nou echt bestaan, hoe ze heetten en hoe ze in relatie tot de hoofdpersoon staan. Tijdens het lezen van het boek echter is er voor de lezer weinig ruimte om eens goed na te denken over de gedachtegangen van personages en is er weinig ruimte om je eigen draai aan het verhaal te geven. De verwarring en de ruimte voor een eigen draai komen wel weer helemaal terug na het boek uit te hebben en dit einde compenseert ook ruimschoots de eerder opgedane ‘schade’. Door het boek een dergelijk einde te geven heeft Hermans ervoor gezorgd dat vrijwel niemand na het lezen van het boek kan zeggen dat hij of zij het een slecht of saai boek vond, mij niet uitgezonderd.
Een ander positief aspect vond ik de makkelijk leesbare schrijfstijl van Hermans. Er werden geen extreem moeilijke woorden of zinnen gebruikt en hoewel het boek toch al een tijdje geleden geschreven is, had ik niet of nauwelijks het idee een oud boek te lezen. Hermans’ schrijfstijl lijkt volgens mij te vallen onder de ‘nieuwe degelijkheid’ die na de wereldoorlogen zijn intrede deed, iets wat ik persoonlijk een goede ontwikkeling vind. Hermans’ schrijfstijl zorgde er ook voor dat ik mij meer kon verplaatsen in de hoofdpersoon. Alles is zo opgeschreven dat ik mij goed kon voorstellen hoe de omgeving en de personages eruit zagen, zodat je het boek meer beleeft dan het gevoel te hebben een buitenstaander te zijn.
Ook de onderwerpen, de Tweede Wereldoorlog en dubbelgangers, dragen voor mij bij aan het slagen van dit boek. Dit zijn natuurlijk spannende en interessante onderwerpen waar men eeuwig boeken over zal kunnen schrijven, zonder dat het saai wordt.
Dit boek is echt een aanrader, vooral voor jongeren die nog niet veel literaire boeken hebben gelezen. Het boek is spannend en verveelt niet, wat perfect in de tijdgeest van jongeren van nu. Ook voor oudere mensen lijkt mij dit boek leuk, voornamelijk door de verwarring, spanning en de historische aspecten. Het boek zal iedereen tevreden stellen en, net als dat het op mij heeft gedaan, een diepe indruk achterlaten.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden