Aflaat = Volgens de katholieke kerk moet de mens boeten voor zijn fouten en zonden in het vagevuur. Een aflaat is een (gedeeltelijke) kwijtschelding van die straf die door de kerk kan worden afgegeven in ruil voor bijvoorbeeld schenkingen of het ondernemen van een pelgrimstocht
Annunciatie = Veelgebruikt thema uit de beeldende kunst ontleend aan de bijbel. Letterlijk: Aankondiging. Boodschap van de aartsengel Gabriël aan Maria dat zij de heilige geest zal ontvangen en moeder zal worden Christus
Apostel = Elk van de twaalf leerlingen en volgers van Christus, de eerste verspreiders van het christelijke geloof. Graven van de apostelen zijn vaak eindpunt van pelgrimstochten, zoals het graf van Petrus in Rome en Jacobus de Oudste in Santiago de Compostela
Apsis = Overwelfde, halfronde nis of uitbouw waarmee het koor aan de oostzijde van de oostzijde van de kerk wordt afgesloten
Arabesk = Versiering die min of meer uit gestileerde plantenranken bestaat. Decoratief element in de islamitische kunst
Architraaf = Horizontale balk die rust op twee zuilen in de klassieke bouwkunst en hiervan afgeleide bouwstijlen
Bedelorde = Kloosterorde ontstaan in de eerste helft van de dertiende eeuw die afziet van bezit en die in geval van nood ‘bedelt’ om in het levensonderhoud te voorzien
Cantus firmus = Een hoofdmelodie, vaak ontleend aan bestaande muziek zoals gregoriaans of volksliedjes, die uitgangspunt wordt in de meerstemmige (polyfone) compositietechniek
Cisterciënzers = Kloosterorde gesticht aan het einde van de elfde eeuw in Citeaux. Soberheid, in navolging van Christus, is kenmerkend voor de leefwijze, liturgie en bouwstijl van de orde
Cluniacenzers = Kloosterorde gesticht in Cluny. Invloedrijk in de tiende en elfde eeuw. Luxe en rijkdom is kenmerkend voor de leefwijze, liturgie en bouwstijl van de orde
Dom = De eigen kerk van de bisschop in zijn bisdom
Dwarsschip = Ook wel transept genoemd. Dwars op de lengteas geplaatst gedeelte van de kerk. Het kruispunt van het middenschip en dwarsschip heet, viering
Fresco = Muur- of plafondschildering op een vers aangebrachte vochtige kalkondergrond met behulp van met water aangelengde pigmenten
Getijden = Officiële gebeden van de katholieke kerk die op vaste tijden de dag vullen
Gotiek = Benaming voor laatmiddeleeuwse kunst in Europa van 12de toe en met de 14de eeuw. De neerbuigende bedoelde benaming wordt in de Renaissance in eerste instantie gebruikt om de bouwkunst zoals die vanuit Frankrijk rond 1150 ontstaat te onderscheiden van de Italiaanse bouwkunst. Kenmerkende voor de gotische bouwkunst is het ontlasten van de dragende muren met behulp van luchtbogen waardoor grote glas- in- loodramen kunnen worden toegepast, en het toepassen van de spitsboog. In de beeldende kunst ontstaat in deze periode een streven naar gedetailleerdheid en realisme
Gregoriaans = Benaming van de eenstemmige Latijnse onbegeleide kerkzang in de katholieke kerk. Al in de eerste eeuwen van het christendom ontstaan uit joodse wortels. Genoemd naar paus Gregorius de Grote (zesde eeuw)
Halfzuilen = Halve zuil die tegen een dragende pijler of muur is aangebouwd, half verzonken in het muurvlak en die wordt doorgezet in de ribben van het gewelf. De zuil heeft voornamelijk een decoratieve functie
Heiligverklaring = Officiële verklaring door de paus dat een persoon, als materlaar voor het geloof is gedood of na een heilig leven is gestorven, de hemelse glorie deelachtig is en in het openbaar aangeroepen of vereerd mag worden. Aan een heiligverklaring gaat een zaligverklaring vooraf, gevolgd door een proces waarin onder meer (tegen de argumenten van de zogenaamde advocaat van de duivel) de echtheid bewezen moet worden van ten minste drie wonderen, die na de aanroeping van de heilig te verklaren persoon en op zijn of haar voorspraak bij God gebeurd zijn
Hoofse liefde = Benaming voor de cultus ontstaan in Frankrijk in de late Middeleeuwen waarin de onbereikbare vrouw wordt vereerd en bezongen
Kapelmeester = Leider van de kapel, dirigent
Kapiteel = Kopstuk van een zuil, pijler of pilaster. De verbreding van de zuil door het kapiteel heeft als functie het dragen van dwarsbalken of architraven. Aan de kapitelen herken je snel de bouworde
Kathedraal = De eigen kerk van de bisschop in zijn bisdom. Ook wel ‘de woonplaats van God’
Kooromgang = In de kerkelijke bouwkunst de benaming voor een rond het koor lopende gang in het verlengde van de zijbeuken. Langs de gang treffen we vaak straalkapellen aan. Vooral te vinden in bedevaartkerken
Kruistocht = Militair georganiseerde veroveringstochten tegen vijanden van het katholieke geloof. Meer specifiek: Tochten van ridders van de elfde tot de dertiende eeuw gericht op de heroveringen van Palestina op de Islamieten
Laatste Oordeel = Beschreven in de Apocalyps, het laatste bijbel boek met het visioen van Johannes. Het laatste oordeel is het oordeel (en de scheiding) door Christus van de doden in goed en kwaad, hemel en hel
Liturgie = Het geheel van voorschriften en ceremonieën voor inrichting van de eredienst; de gebeden en gezangen van de dienst
Liturgisch drama = Uitbreiding van de liturgie met dialogen en theatrale middelen
Luchtboog = Constructie in de vorm van een boog of halve boog met de bedoeling de druk van de gewelven en dakconstructie naar buiten af te leiden
Martelaar = Iemand die geleden heeft omwille van het geloof vooral ten tijde van de christenvervolging in het Romeinse Rijk
Middenschip = Gedeelte van de kerk waar de gemeenschap zich verzamelt, geflankeerd door de zijbeuken
Mihrab = Gebed nis in een moskee die naar Mekka wijst
Mirakelspel = Middeleeuws theatergenre met religieuze inhoud, maar niet in de kerk gespeeld. Menselijke drama’s krijgen in het spel een ontknoping door tussenkomst van Maria of andere heiligen
Mysteriespel: Op bijbel verhalen of op de beschrijving van het leven der heiligen gebaseerd toneelspel in de Middeleeuwen, ontstaan vanuit het liturgisch drama. Oorspronkelijk in de taal van de bijbel (Latijn), later ook in de volkstaal. Het mysteriespel duurde soms dagen achtereen, waarbij elke dag een deel van een cyclus werd gespeeld. De voorstellingen vonden buiten de kerk plaats
Narthex = Portaal of voorhal van de kerk
Passiespel = Spel, vooral in de late Middeleeuwen en vroegrenaissance, waarin het lijden van Christus het hoofdthema is, voorzetting in de volkstaal van de paasliturgie
Pelgrimstocht = Bedevaart. Tocht naar plaatsen waar heiligen worden vereerd of waar het goddelijke zich heeft geopenbaard. Het ondernemen van een pelgrimstocht is vaak een vorm van boetedoening: door het ondernemen van de vaak moeizame tocht en het bidden bij de heiligdommen worden zonden vergeven
Pijler = Kolom. Al naargelang de positie en type van de pijler wordt onder meer onderscheid gemaakt tussen muurpijlers (pilasters), hoekpijlers en dubbele pijlers
Polyfonie = Letterlijk: meerstemmigheid. Meerstemmige compositietechniek waarbij elke stem zich zelfstandig voortbeweegt en dus een zelfstandige melodie vormt. De harmonie is ondergeschikt aan het verloop van de stemmen
Processie = Plechtige kerkelijke omgang (tocht) soms voorafgaand aan de dienst of mis, soms als vorm van boetedoening
Reliek = Overblijfselen van een heilige. Relieken kunnen delen van het stoffelijk overschot van de heilige betreffen (primaire relieken) of voorwerpen die de heilige heeft aangeraak (secundaire relieken)
Reliekhouder = Houder voor het bewaren van overblijfselen van een heilige
Romaans = (beeldende) kunst uit Europa uit de elfde en twaalfde eeuw. Hoewel er regionale verschillen zijn, is een algemeen kenmerk van de Romaanse (bouw)kunst dat ze gebaseerd is op de vroegere Romeinse kunst, met als zichtbare kenmerken het gebruik van rondbogen en zware massieve dragende muren. De benaming wordt soms exclusief gebruikt voor de bouwkunst, maar ook wel als algemene aanduiding van deze periode van de Middeleeuwen
Roosvenster = Rond venster in west- of transeptportaal, vaak voorzien van gebrandschilderde ramen
Scriptorium = Schrijfkamer, ruimte waar boeken worden gekopieerd in het klooster
Skeletbouw = Constructiewijze waarbij alle dragende functies op een geraamte worden overgedragen
Solmisatie = In de muziek toegepast hulpmiddel waarbij melodieën op de lettergrepen do-re-mi-fa-sol-la-ti worden gezongen. De lettergrepen geven de relatieve toonhoogte aan
Timpaan = In de bouwkunde: driehoekige ruimte ingesloten door de lijst van een fronton, vaak voorzien van reliëfs
Vagevuur = In de Rooms- Katholieke kerk gebruikte benaming voor het wegvagen van de laatste (niet op een andere manier vergeven) zonden van overledenen voordat zij kunnen worden toegelaten tot de hemel. Het vagevuur wordt voorgesteld als een ‘gebied’ tussen de hel en hemel waar foltering en pijn wordt ondergaan
Viering(toren) = Ruimte in de kerk waar de lengteas wordt doorsneden door het transept of de dwarsbreuk. Boven deze ruimte bevindt zich vaak een vieringtoren
Visitatie = Aan de bijbel ontleend thema in de beeldenkunst, soms in combinatie met de annunciatie. De ontmoeting tussen Maria en Elisabeth, de toekomstige moeders van Christus en Johannes de Doper
Wagenspel = Middeleeuws, meestal kort toneelspel. Aanvankelijk had het spel een religieuze inhoud. Het werd opgevoerd op platte wagens
Zijbeuk = Deel van een kerk of vergelijkbare ruimte evenwijdig aan het middenschip en ervan gescheiden door een zuilenrij of in sommige gevallen door een wand
REACTIES
1 seconde geleden